Centra voor leerlingbegeleiding (CLB) botsen nog te vaak op hun eigen interne grenzen, stelt de kinderrechtencommissaris in zijn jaarverslag vast. ‘Welzijnsvoorzieningen mogen zich niet langer verschuilen achter de lange wachtlijsten.’
Myrte De Decker
Net zoals vorig jaar spanden meldingen van problemen op school de kroon. Een op de drie klachten die het Kinderrechtencommissariaat kreeg, ging daarover. Vooral lang aanslepende pestproblemen en opgelegde sancties zorgen voor ongerustheid bij ouders en kinderen. ‘Heel wat kinderen en jongeren worstelen met complexe problemen: thuis, op school, in de zorg. Deze kinderen zijn niet het probleem, maar hebben een probleem’, zegt kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen.
Geen begeleiding? Uitsluiting dan maar
Het Kinderrechtencommissariaat kreeg bijvoorbeeld een klacht van een moeder, van wie de zoon definitief werd uitgesloten op school. Zij erkende de moeilijkheden van haar zoon, maar moest maandenlang wachten op thuisbegeleiding door het Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG) en een afspraak bij de kinderpsychiater. Privébegeleiding kon ze niet betalen.
Veel leerlingen botsen op de muur tussen onderwijs en welzijn. Leerlingen met problemen op school kunnen immers ook problemen hebben thuis, verblijven in een jeugdvoorziening of worden geconfronteerd met mensen die het niet goed met hen voorhebben.
Ook de CLB’s botsen dan dikwijls op de grenzen van hun begeleidingsaanbod. Nochtans ligt er een nieuw decreet leerlingenbegeleiding op de onderhandelingstafel. Maar dat concentreert zich nog altijd op de begeleiding binnen scholen.
In de kou
‘Dat decreet blijft zich te veel focussen op de relatie tussen scholen en CLB’s’, zegt Stefan Grielens, directeur van de Vrije CLB-koepel. ‘Nochtans vragen we al negen jaar, samen met bijvoorbeeld de Vlaamse Onderwijsraad, om ook de relatie met de welzijnsvoorzieningen te verduidelijken.’
De koepel is verheugd dat die vraag nu gesteund wordt door het Kinderrechtencommissariaat. ‘Jaarlijks komen bij ons ongeveer 300.000 jongeren over de vloer’, duidt Grielens. ‘Zo’n 60.000 van hen moeten we doorverwijzen naar begeleiding in externe welzijnsvoorzieningen, zoals thuisbegeleiding of therapie. Dat kan maanden duren. Tijdens die wachttijd blijven de leerling, de school en onze medewerkers in de kou staan.’
‘Tijdens die wachttijd zouden externe voorzieningen al perspectieven moeten kunnen bieden’, besluit Grielens. ‘Dan kan ook binnen de school al richting het juiste traject worden gewerkt. En belangrijker: dan kan de leerling opgroeien tot een sterke volwassene. Welzijnsvoorzieningen mogen zich niet langer verschuilen achter wachtlijsten en moeten hun eigen aanbod in vraag durven stellen.’
De Standaard, 22/11/2017
http://www.standaard.be/cnt/dmf20171121_03199187
Ik denk niet dat er meer begeleiding moet komen, maar ik denk dat kinderen hun problemen niet durven te vertellen tegen anderen. Ze geraken hun problemen niet kwijt, ze houden die problemen voor hun eigen. Er is misschien die kleine kans dat ze het zeggen tegen beste vriend/vriendin, maar deze personen beseffen het probleem niet en zeker niet op jonge leeftijd. Het komt meestal uit op een ‘komt wel goed’ terwijl ze eigenlijk naar oplossingen moeten zoeken. Het is ook zo dat als de kinderen een probleem thuis hebben, dan kan dat niet op school bij de begeleiding worden opgelost. Ook als de leerling een probleem op school heeft kan dat niet worden opgelost thuis. Althans dat is mijn mening. In het artikel wordt er gefocust op de kinderen die wel naar de begeleiding stappen en dat zij geen kwalitatieve begeleiding krijgen. Dit kan waar zijn, maar er moet zeker ook aandacht naar de leerlingen gaan die hun probleem niet durven vertellen. Hier moeten zeker nog oplossingen voor komen.