In het observatiebed van de spoedafdeling van het UZ Gent ligt een studente. Ze zat dronken op de fiets, raakte een stoeprand en ging onderuit. Schaafwonden in het gezicht en, vooral, afgebroken voortanden. Pijnlijk, kostelijk, gênant – volgorde vrij te bepalen.
‘Omdat ze meerderjarig is, mogen we niet zonder haar toestemming de ouders bellen’, vertelt adjunct-hoofdverpleegkundige Nancy Mouton. ‘Beroepsgeheim.’
Maar verpleegkundigen zijn ook dochter of moeder buiten de werkuren en het wringt elke keer als een jongere dronken op spoed belandt. ‘Als ze mijn kind was, zou ik het willen weten, zodat ik bij haar kan zijn. Maar goed, als verpleegkundige hebben we handen om de wetgeving te compenseren: ik verzorg haar zoals ik zou willen dat ze mijn kind helpen.’
De studente is niet de enige op de spoedafdeling met ‘ethyl’ in het *patiëntendossier. Ethyl is de medische term voor alles wat naar alcohol ruikt. De ‘ethylen’ zullen zich de hele nacht en dag melden op de spoed. Een dronken toerist die achterwaarts door een bushokje viel, bijvoorbeeld. Na een uur glasscherven plukken kreeg hij de oogst uit zijn achterste mee in een potje. Of een zestiger, halverwege de namiddag: door een jarenlange alcoholverslaving is er neurologische schade. De dochter vond haar vader toevallig: hij had zijn medicijnen voor een hele week ingeslikt.
Vrouwen en mannen, rijk en arm, jong en minder jong, ’s middags en ’s nachts, gelukkig of met een doodswens: in de buitenwereld overkomt het glas te veel altijd een ander, op de spoedafdeling ligt het vol met mensen zoals ons.
00.05 uur David (50) wordt uit de ziekenwagen getild. Hij is bewusteloos en heeft bloed aan hoofd en handen. De verpleegkundigen willen een scan: is de man bewusteloos door de drank of door een val? Ze nemen geen risico, want een onopgemerkte bloeding in de hersenen kan fataal zijn. Er wordt bloed geprikt: 4,3 promille.
De persoonlijke afkeer van alcohol bij veel spoedartsen en -verpleegkundigen is veelzeggend. De combinatie drinken en rijden? Taboe. Te veel ellende gezien. ‘Ik moest ooit een zwaargewond kind transporteren’, vertelt verpleegkundige Tom Foynes. ‘De vader had zijn drie dochters te slapen gelegd op de achterbank, met hun benen in de koffer. Zijn wagen ging aan het slippen en het middelste meisje werd als een speer door de voorruit gekatapulteerd. Ze hebben haar op de buik op het wegdek gevonden, uiteindelijk is ze gestorven. Nadien bleek dat de vader te veel gedronken had. Hoe leef je verder? Is een glas zo’n risico waard? Als verpleegkundige oordelen we niet, maar de tragiek ontgaat ons niet. Want alcohol is nooit een probleem, tot er problemen van komen.’
8.30 uur In de zes observatiebedden rond David is het een komen en gaan van nieuwe *patiënten. Hij merkt er niets van.
Een op de twintig spoedpatiënten belandt hier onder invloed. Ook vandaag: een dronken jongen moet gehecht worden na een val, een man met een doodswens dronk zich lazarus, een elf weken zwangere vrouw worstelt met een alcoholverslaving.
‘We hebben een aantal patiënten die hier geregeld komen’, zegt Peter De Paepe, hoofd van de spoeddienst. ‘We zien hen jaar na jaar aftakelen, zichzelf minder verzorgen, ongezonder eten, lever- of geheugenproblemen ontwikkelen tot ze ten slotte sterven. We proberen hen te helpen met ons Zorgpad Alcohol, dat onder meer voorziet in psychiatrische hulp. Maar onze machteloosheid begint zodra ze hier buitenwandelen. We kunnen hen niet verplichten om de hulp te aanvaarden. Ze moeten het willen.’
12 uur In het bed naast David ligt een jongen die met zijn nieuwe fiets van het fietspad is gemaaid. Het is niet duidelijk of de autobestuurder gedronken had. De jongen heeft inwendige bloedingen. Zijn moeder zit naast hem en is doodongerust.
Verpleegkundige Tom Foynes heeft al tweemaal slaag gekregen. Een dronken patiënt is zeer onvoorspelbaar: soms agressief, soms humoristisch, soms slaperig. Collega Jeroen Deconinck heeft zijn les geleerd. ‘Ik weet waar ik moet staan om geen klappen of kots te vangen’, zegt hij. ‘Een warme fles blue curaçao over je heen krijgen is de beste leerschool.’
Ook de ambulanciers leren snel. Mauro Giraldo: ‘In de Overpoort (Gentse uitgaansbuurt voor studenten, red.) doen we de ambulance op slot, anders zijn we de helft van ons materiaal kwijt. Ter plaatse zetten we meteen de sirenes en zwaailichten uit: die verblinden de camera’s in de straat en dan kan de politie niets meer zien.’
‘Stellatitis’ of ‘het syndroom van Maes’: er worden al eens nieuwe namen gezocht voor het fenomeen. ‘Vergeef het ons. Om vier uur ’s nachts in de Overpoort op zoek gaan naar een dronken jongere, het is gewoon echt geen pretje’, zegt Giraldo. ‘Studenten die al dansend voor je wagen springen of je beledigen...’
14 uur David gaat zijn veertiende uur in. Onder het bureau van de verpleegkundigen ligt zijn rugzak. Er kleeft een sticker op waar zijn naam op staat, en af en toe rinkelt zijn gsm. Niemand mag opnemen: beroepsgeheim.
‘Een bed dat vijftien uur lang bezet wordt door iemand die zijn roes uitslaapt: het gebeurt te vaak’, zegt hoofdverpleegkundige Steve D’Hoker. ‘Dan zijn we natuurlijk zeker dat de patiënt – en de omgeving – veilig is, maar we beseffen heel goed dat in dat bed iemand anders geholpen had kunnen worden. Soms zijn ’s ochtends zelfs *álle plaatsen bezet door dronken *patiënten.’
Peter De Paepe: ‘Een dronken *patiënt is zeer arbeidsintensief. Vaak is iemand agressief of moeten we hem of haar al pratend overtuigen om niet onder invloed en onbegeleid naar huis te gaan. Daar zijn gemakkelijk twee tot vier verpleegkundigen mee bezig en dan zwijgen we nog over het toezicht tijdens de opname: als je vijf minuten niet kijkt, wordt in de hoek van de kamer geplast of is er gevaar dat iemand in zijn braaksel stikt.’
Ondertussen komen enkele vrienden van de tandeloze studente de spoedafdeling binnen. Ze lachen veel en stoer en luid – een verpleegkundige vraagt of het stiller kan. Maar het gibberen gaat verder. ‘Kom, we gaan ne Facebook live doen met uw muil. Zo zot. Ge hebt gewoon pech gehad, jong. Een pletske gedaan.’ Het meisje zelf weet niets meer van de vorige avond, behalve dat ze alleen wakker werd.
‘Soms verbaast het me wel, de jongeren die met de ambulance binnenkomen’, zegt Steve D’Hoker. ‘Het is mijn persoonlijke indruk, maar ik vond toch dat we vroeger beter voor elkaar zorgden. Nu bellen ze de 112 en is het opgelost. Maar ze vergeten dat die ambulance hen niet naar huis brengt, maar naar het ziekenhuis waar ze in een systeem terechtkomen: wij dragen de verantwoordelijkheid over hen, dus ze mogen niet zomaar vertrekken. En nadien volgt de factuur, natuurlijk. Al vragen ze weleens om die naar hun kot en niet naar hun ouders te sturen.’
15.30 uur David is wakker na ruim vijftien uur. Hij heeft geen kater, ondanks de minstens acht liter bier van gisteravond.
Hoe voel je je?
‘Goed, eigenlijk. Het was wel vloeken toen ik daarnet wakker werd. Miljaar, dit is mijn bed niet. En dan het besef: spoed, weeral. Ze kennen me hier ondertussen.’
Beland je hier telkens dronken?
‘Ja. Als ik begin, kan ik niet stoppen. In m’n eentje op mijn appartement drink ik nooit, maar gisteravond waren we met vrienden naar het voetbal. Dan zeg je “foert, voor een keer”, want de rest drinkt ook. En dan loopt het fout. Ik ben gevallen en toen hebben ze de ziekenwagen gebeld.
Heb je pijn?
‘Neen.’
Straf.
‘Dat heb ik ook al gedacht: ik lijk wel niet kapot te kunnen gaan. Ik ben al eens drie meter hoog van een stelling gevallen. Veel breuken, maar dus niet dood.’
Hoe voelt dat, zo dronken zijn?
‘Als in een andere dimensie. Het is niet warm of koud... De wereld mag gewoon verder draaien en zelf ben je weg van alles en iedereen. Je hoeft nergens bij stil te staan.’
Waar sta je anders bij stil?
‘Bij de dingen die kapotgegaan zijn onderweg. Mijn huwelijk. Mijn hart, ook. Door de drank heb ik hartritmestoornissen en daardoor mag ik mijn werk niet meer doen.’
Hoe lang drink je al?
‘Sinds mijn zevende. Mijn ouders hadden een café en iedereen vond het leuk om een kind dronken te zien. Mijn vader dronk ook. Hij was geen mens als hij zat was. Dan moest ik hem van de barkruk gaan halen. Niet een van mijn broers of zussen, altijd ík: ‘gij slaat tenminste terug’, zei mijn moeder. Vader gebruikte mij als boksbal. Hij heeft zich uiteindelijk doodgedronken.
Ben je bang dat je dat ook doet?
‘Op een manier wel, ja.’
Maar die angst remt je niet af?
‘Het is lastig om voortdurend op de rem te staan, nooit een zwak moment te mogen hebben. Maar op spoed belanden, voelt elke keer als een straf. Ik ga twee dagen boos zijn op mezelf.’
Raak je thuis?
‘Ik kom er wel. Met de bus.’
Bron:
http://www.standaard.be/cnt/dmf20161225_02644932
Eigen mening: Het verhaal van David is een veel voorkomend verhaal, spijtig genoeg. Maar ik begrijp niet goed dat David dit zelf ook doet. Hij zou toch beter moeten weten nadat zijn vader zichzelf dood gedronken heeft. Ik denk dat iedereen daar anders op zal reageren. Sommige mensen zullen helemaal anders gaan leven, omdat ze weten wat de gevolgen zijn, andere kunnen het niet helpen en slaan dezelfde weg in. Ik wist niet dat drank zo een groot probleem was. Je weet wel dat iedereen wel eens een glaasje te veel op heeft, maar ik begrijp niet dat mensen dit op regelmatige basis kunnen doen. Het is spijtig dat de bedden in het ziekenhuis vol liggen met mensen die te veel gedronken hebben.