Sinds 1983 halveerde de werkloosheid in Vlaanderen terwijl ze in Brussel met 43 procent steeg en in Wallonië structureel hoog bleef. Gebrek aan arbeidsmobiliteit, hoge loonkost en werkloosheidsval zijn de verklaring. ‘In sommige streken zijn de lonen te hoog, elders te laag’, zegt econoom Geert Noels. ‘Maar ik ben blij dat we er mogen over praten’
De cijfers blijken uit een studie van het Iweps (L’Institut Wallon de l’Evaluation, de la Prospective et de la Statistique). In 1983, het eerste jaar dat het Iweps statistieken bijhield, lag de werkloosheid in Vlaanderen, Brussel en Wallonië vrij dicht bij elkaar. Het verschil tussen hoogste en laagste bedroeg slechts 3,5 procent. Vlaanderen kende de laagste werkloosheid (10,7 procent), Wallonië de hoogste (13,5 procent- en Brussel zat daar tussenin (12,2 procent).
Maar in de afgelopen 32 jaar is het beeld ingrijpend gewijzigd. De werkloosheid in Vlaanderen halveerde tot 5,2 procent in 2015. In Wallonië bleef de werkloosheidsgraad zo goed als ongewijzigd, in Brussel nam hij toe met 43 procent. In Brussel ligt de werkloosheid nu 12,2 procentpunt hoger dan in Vlaanderen.
Staatsgevaarlijk taboe
Brussel staat nu op 17,5 procent tegenover 5,2 procent voor Vlaanderen en 12 procent voor Wallonië. ‘Ik ben blij dat het taboe om over die verschillen te praten weg is’, reageerde econoom Geert Noels van Econopolis gisteren op het rapport van het Waalse Iweps. ‘Toen ik in 1992 daar een studie over maakte, werd ik bekeken alsof ik staatsgevaarlijk was.’
De redenen voor de toegenomen kloof tussen de regio’s hebben los van conjuncturele elementen te maken met structurele factoren in Franstalig België. Onder meer onvoldoende gekwalificeerd personeel, gebrekkige arbeidsmobiliteit, vrij hoge loonkost en een sociaal vangnet die weinig prikkels geeft om uit de werkloosheidsval te stappen.
Onvoldoende loondynamiek
In een regio met hoge werkloosheid zouden normaal de lonen lager moeten liggen dan elders waardoor het voor ondernemingen goedkoper wordt om zich daar te vestigen waardoor de werkloosheid vervolgens zou moeten afnemen. Dat effect speelt in België weinig doordat nog veel lonen via sector-cao’s nationaal worden bepaald.
Volgens Geert Noels betekent dit dat in sommige streken de lonen te hoog liggen en in andere lonen te laag. ‘Door de lonen nationaal aan te sturen, verdwijnt de link tussen kosten van levensonderhoud en het loon. In bepaalde grootsteden liggen de kosten van levensonderhoud hoger dan in andere streken.’
Het gebrek aan economische dynamiek werd in Wallonië beantwoord met meer overheidsjobs, maar dat vindt Noels ongezond. ‘Die overheidsjobs kosten ook geld. Op die manier hou je je gebrek aan competitiviteit in stand en ontstaat er een vicieuze cirkel.’
Gebrek aan scholing blijkt ook al een belangrijke factor te zijn. Laaggeschoolden hebben 3 keer zoveel kans werkloos te zijn dan hooggeschoolden. Van de werknemers met een diploma hoger onderwijs hadden er gemiddeld genomen in België tussen 1992 en 2015 3,5 procent geen job. Bij de laaggeschoolden was dat 11,9%.
Ondernemerschap aanmoedigen
‘Het probleem van scholing bijsturen kost je 12 jaar tot een halve generatie’, zegt Noels. Naast zo’n lange termijnmaatregelen, moet je ook al een aantal zaken doen die sneller resultaten geven zoals werken op de kosten van arbeid én ondernemerschap stimuleren. Noels meent dat het aanmoedigen van starters kan leiden tot een positieve dynamiek. ‘Je moet niet hopen op een deus ex machina, een groot bedrijf dat plotseling 1.000 jobs gaat creëren, maar het individueel initiatief aanmoedigen.’
Noels vindt het problematisch dat er gezinnen zijn waar al twee tot drie generaties werkloosheid speelt. ‘Men groeit op zonder een referentiekader dat er gewerkt wordt. Het is moeilijk dan nog een dynamiek op gang te krijgen.’
Immigratie
De econoom wijst ook op het probleem van de immigratie. ‘We zijn bij de slechtste inzake het integreren van immigranten. Je kan niet het meest soepel zijn inzake immigratie en terzelfder tijd bij de slechtste inzake integratie. Je zal naar maatregelen inzake positieve discriminatie moeten grijpen en bedrijven belonen die moeilijke profielen aanwerven. Als het werken met mystery calls het meest inspirerende is, dat we voorstellen, is dat een spijtige zaak.’
Jeugdwerkloosheid
Weinig verrassend is dat vooral jongeren getroffen worden door de werkloosheid. In Wallonië ligt de jeugdwerkloosheid bij jongeren op 30 procent (jongeren zijn hier de groep tussen 15 jaar en 24 jaar) en is dat voor volwassenen (25 jaar tot 49 jaar) 10 procent. De Vlaamse jeugdwerkloosheid ligt op 13,5 procent. Voor Brussel is dat 32 procent.
Bron: De Standaard 28/11/2016
http://www.standaard.be/cnt/dmf20161128_02595631
Eigen mening: Ik vind het vreemd dat de werkloosheid in één land, en dan nog in zo'n klein land als België zo hard kan verschillen van gewest tot gewest. Brussel staat nu op 17,5%, Wallonië op 12% en Vlaanderen op 5,2%. De redenen voor de toegenomen kloof tussen de regio’s hebben los van conjuncturele elementen te maken met structurele factoren in Franstalig België. Onder meer onvoldoende gekwalificeerd personeel, gebrekkige arbeidsmobiliteit, vrij hoge loonkost en een sociaal vangnet die weinig prikkels geeft om uit de werkloosheidsval te stappen. De immigratie is natuurlijk ook een groot probleem voor de Belgische werkloosheid. Weinig verrassend is dat vooral de jeugd het slachtoffer is van de hoge werkloosheid. De Vlaamse jeugdwerkloosheid ligt op 13,5%, de Waalse jeugdwerkloosheid op 30% en de Brusselse jeugdwerkloosheid wel liefst op 32%. Dit is iets wat volgens mij in de toekomst toch drastisch zal moeten veranderen.