In Vlaams-Brabant heeft 9 procent van de inwoners een niet-Belgische nationaliteit. 15 procent was bij geboorte niet-Belg. 21 procent had een niet-Belgische herkomst omdat hij of zij heeft minstens één ouder heeft die bij de geboorte een niet-Belgische nationaliteit had. Dat blijkt uit het Dossier Minderheden in Vlaams-Brabant dat het Steunpunt Sociale Planning heeft uitgebracht.
123.618 Vlaams-Brabanders met een niet-Belgische herkomst hebben een niet-EU-land als origine, 111.177 een EU-land. Van de niet-EU-ers komen er 37.032 uit een Maghreb-land, 13.271 uit Turkije en 12.906 uit het Oostblok. EU-ers komen vooral uit Noordwest-Europa (51.477) gevolgd door Zuid-Europa (37.409) en Oost-Europa (22.291). Het aantal van niet-Belgische origine verdriedubbelde de afgelopen 25 jaar. Het grootste deel van de groei deed zich voor in de laatste tien jaar. Meer nog dan door de natuurlijke aangroei wordt de groei van deze bevolkingsgroep bepaald door migratie, vooral uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De inwoners van niet-Belgische herkomst situeren zich vooral in Leuven en in de Vlaamse rand rond Brussel. In Diegem, Ruisbroek, Sint-Stevens-Woluwe en Zellik vormen zij zelfs de meerderheid van de bevolking. Opvallend ook de veel jongere leeftijdsstructuur. Terwijl de gemiddelde leeftijd van inwoners van Belgische herkomst 45 bedraagt is dat bij EU-herkomst 32 en herkomst van buiten de EU 27 jaar. Hun socio-economische positie is ook veel minder gunstig. Ze krijgen relatief vaker een werkloosheidsuitkering, OCMW-steun of een andere inkomensvervangende tegemoetkoming. Dit is meer het geval bij een herkomst van buiten de EU.
Van de hele Vlaams-Brabantse bevolking spreekt bijna een vijfde van de moeders Frans tegen hun pasgeboren kind. Zoals in het Vlaams Gewest daalt ook in Vlaams-Brabant het aantal moeders dat Nederlands spreekt met hun kind. Vooral rond Brussel wordt weinig Nederlands gesproken. In het arrondissement Halle-Vilvoorde spreekt minder dan de helft van de moeders Nederlands met hun kind, het meest opvallend in de faciliteitengemeenten. Het gebruik van het Nederlands in de schooltaal is evenwel veel belangrijker. In het lager onderwijs gaat 87 procent van de leerlingen naar het Nederlandstalig onderwijs, in het secundair is dat 81 procent.
Bron:
De Standaard - 02/12/2015
http://www.standaard.be/cnt/dmf20151202_02001453
Mening:
Ik schrik op van de cijfers. Ik had niet verwacht dat er zoveel Vlaams-Brabanders een andere nationaliteit hebben als een belg. Na het lezen van de eerste zin van de tweede alinea dacht ik meteen dat het grootste deel zal gaan over jongeren. Dit klopt ook, van deze cijfers schrik ik dus niet. Het is volgens mij niet terecht dat mensen die van buiten de EU afkomstig zijn vaker een werkloosheidsuitkering, OCMW-steun of een andere inkomensvervangende tegemoetkoming krijgen. Ik vind dat mensen die een Belgische nationaliteit hebben ook recht hebben op een werkloosheidsuitkering, etc. Ik kan me inbeelden dat er soms mensen zijn die dit niet krijgen, wanneer ze er toch recht op hebben.
Opnieuw schrik ik van de cijfers omtrent het spreken van Nederlands of het spreken van Frans. Ik dacht dat men in Leuven en de gebieden rond Brussel Nederlands sprak in het Vlaams-gewest. Dit is dus duidelijk niet het geval. Wel knap dat de scholen zich wel aan 'de taal houden' en zij toch Nederlands kiezen om als 'standaardtaal' te gebruiken.