Frankrijk: natie in verval?
Een natie in verval
Werp een blik op de Gallische buren en je krijgt snel het gevoel zelf in een paradijs op aarde te vertoeven. Vergeleken met Frankrijk is Nederland een haven van veiligheid, stabiliteit en beschaving. Ondanks het permanente gemekker hier over regering, instituties en politiek. Verschillen tussen beide landen zijn er natuurlijk altijd geweest en zitten diep in de culturen geworteld. Terwijl Nederland poldert, zoekt Frankrijk voortdurend het conflict op. De consensus die hier als handig instrument wordt gehanteerd om welzijn en civiele vrede te bereiken, is in Parijs niets meer dan een onvermijdelijke uitkomst na de bloedige veldslag. Wat telt is allereerst de krachtsverhouding. Je gaat pas om de tafel zitten wanneer je vuisten pijn van het slaan doen en je beide ogen beurs en gesloten zijn. Over het huidige conflict rond het CPE, het arbeidscontract voor jongeren, kunnen tal van rationele analyses worden gemaakt. Er valt op deze nieuwe poging tot hervorming zeker van alles af te dingen. Van de niet echt transparante besluitvorming tot de efficiëntie van de voorgestelde maatregelen. Maar wat op de achtergrond vooral speelt is de zwaarmoedigheid waarin het land al jaren gedompeld is, het gebrek aan geloof in eigen kunnen en het vernietigende pessimisme als het om de toekomst gaat. Terwijl het buitenland nog steeds de clichés verkondigt van de Fransen als hautaine, zelfverzekerde, arrogante Asterixjes, zijn de afstammelingen van Napoleon en Lodewijk XIV in werkelijkheid een volk in vrije val. Een natie van tobbers en Prozac-consumenten met een uiterst somber zelfbeeld. Ik zou bijna willen zeggen dat welke hervorming in dat land ook wordt voorgesteld, die gedoemd is tot mislukken. Althans zolang de voorgestelde maatregelen niet gepaard gaan met garanties voor het leven wat betreft werkgelegenheid en welzijn. Het liefst wil de Fransman ambtenaar zijn met een 35-urige werkweek en pensioen op 55 jaar. Veel ernstiger dan de existentiële malaise en de identiteitscrisis waarin het land zich bevindt, is het geweld waarmee deze zich uitdrukken. Dit nietsontziende geweld is zo hevig dat er in de komende tijd gevreesd moet worden voor de stabiliteit van deze lidstaat. De agressie en bruutheid zijn vooral gericht tegen iedere vorm van autoriteit en beginnen al op school. Maar het geweld is ook gericht tegen medeburger van wie het vermoeden bestaat dat zij het misschien breder hebben. Het vandalisme in de migrantenbuurten van afgelopen herfst was daar een voorbode van. Alsof de kinderen uit de emigratie haarfijn aanvoelen hoe verzwakt de natie is. Eergisteren zag ik op de Franse televisie weerzinwekkende beelden van geweld en destructie. Duizenden jongeren uit de voorsteden vielen als roofdieren demonstranten tegen de CPE aan. Soms met tien of twintig tegelijk sloegen ze jonge demonstranten tot bloedens toe om hun bezittingen – mobieltje, portefeuille, tas – te roven. Ze plunderden winkels, staken auto’s in brand en vielen brandweermensen aan. Niet alleen zwaarmoedigheid maar ook haat bloeit als nooit tevoren in Frankrijk. Trouw, 24-03-2006 (Sylvain Ephimenco) |
Frankrijk: Vandalen aan de macht
Frankrijk / Vandalen aan de macht
Het Parijse instituut voor sociale studies EHESS was afgelopen week in handen van radicale actievoerders. Ze vergaderden, braken het interieur af, stalen boeken en computers. Trouw-correspondent Marijn Kruk, tevens student aan de EHESS, behoedde een beroemde bibliotheek voor plundering. DINSDAG Jan Marsalek, student politieke geschiedenis aan de Ecole des hautes études en sciences sociales (EHESS), stuurt dinsdagmiddag tegen vijven een bezorgd mailtje aan zijn medestudenten. ,,De bezetting, voorzover die nog door studenten wordt geleid, is bezig te ontaarden. Muren worden beklad, professoren uitgescholden. Marsalek roept zijn medestudenten op te komen helpen. „Kom vanavond naar de algemene vergadering om de school tegen de barbarij te verdedigen!” Op die algemene vergadering nemen de demonstranten hun besluiten. Tot op dat moment zijn in Parijs alleen gewone universiteiten, zoals de Sorbonne en Nanterre, bezet. Maar vanaf maandag worden ook topinstituten als de Ecole polytechnique en de EHESS bezet door studenten uit protest tegen invoering van het ’contract voor de eerste baan’ (CPE). Dat moet ertoe leiden dat jongeren makkelijker werk vinden, maar ze kunnen met zo'n contract ook sneller ontslagen worden. Daarom bezet een dertigtal studenten het amfitheater van de EHESS aan de boulevard Raspail in Parijs. Na enkele uren krijgen zij gezelschap van een groep professionele actievoerders, die via de website Indynet.com lucht heeft gekregen van de bezetting. Achter het hek van de EHESS staat een tiental jongeren op wacht. Ze hebben motorhelmen op, dragen leren jacks en hebben een sjaal voor hun gezicht geknoopt. In de hal slingeren bierflesjes, muren zijn met graffiti beklad en vanachter de receptie klinkt harde muziek. In het amfitheater is de algemene vergadering reeds in volle gang. „We moeten de arbeiders gaan mobiliseren”, roept iemand van een jaar of vijftig met een Spaans accent. De jongeren in de zaal luisteren met eerbied naar de man, die uit Argentinië afkomstig blijkt. De zaal met een capaciteit van 500 zitplaatsen is afgeladen. Mensen zitten in de gangpaden, hangen tegen de muren, zitten op stoelen op het podium. Waar anders eminente wetenschappers college geven, wordt nu bier gedronken en opgewonden door elkaar gepraat. ’Naai Frankrijk!’, staat er op de muren, ’Agenten = Gore Rotschoften, Naai alles!’ Op het bureau ligt een gitaar. Geen spoor van Jan Marsalek of van andere studenten van de EHESS. ,,Er zijn hier vooral studenten van buiten”, vertelt een jongen met een vlasbaardje terwijl hij een sjekkie staat te rollen op gedempte toon. „Maar er zijn ook arbeiders en werklozen.” „Stations en vliegvelden, daar moeten we naartoe. Resultaat, daar gaat het om”, schreeuwt een man van tegen de veertig met krulletjes en een oorbel. In de zaal klinkt instemmend gemompel. „Ja”, wordt er geroepen: „Bezet de McDonald’s, de Gibert-Jeune boekwinkels.” „De scholen, de universiteiten, de prefectuur!”, roepen anderen nu. „We moeten het openbare leven stilleggen”, schreeuwt de Argentijn boven iedereen uit. „Maar we moeten ook verder kijken. Mijn doel is een eind maken aan het kapitalistische, imperialistische Frankrijk!” Applaus uit de zaal. „Denk ook aan de illegalen”, roept de jongen met de vlasbaard en het sjekkie. „Of Irak!” „Bezet de metro, zet het openbare leven stil!”, brult de Argentijn. „Het kan”, roept een man met een druipsnor en een enorme baard vanuit de hoek waar hij tot dusver heeft staan luisteren. „Als we van station naar station blijven gaan, dan blijven we ongrijpbaar voor de ME.” „La Défense!” schreeuwt een jongen rond de dertig met een houten kralenketting en een schorre stem. „Daar moeten we naartoe. Het financiële hart van het land, als we dat platleggen, dan bereiken we tenminste wat.” Het is heet en in de blauwgerookte zaal begint de vermoeidheid toe te slaan. Iets besloten is er nog altijd niet. Een jongen pakt de gitaar van het bureau en gaat er verveeld op tokkelen. Om tien uur is de vergadering ten einde en beginnen een paar meisjes lege bierflesjes te verzamelen. Teams rukken uit om actie te voeren in de metro. „Onschuldige acties”, benadrukt Lisa, met in de ene hand een sigaret en in de andere een fles rosé. „Reclame van de muren trekken en teksten op de muren spuiten. Dat werk.” In het trappenhuis zwerven sigarettenpeuken, folders, bierflesjes. Alle muren zijn beklad. Teksten variëren van ’Een goede agent is een dode agent’ tot quasi-filosofische uitingen als ’Het Dasein zit in je reet’, of ’Je reet, dat is het gat in het Zijn’. In een zaaltje op de derde verdieping zit een groep van dertig jongens. Een grote kerel van een jaar of veertig met een bruin leren jack laat zijn ogen over de aanwezigen dwalen. Iedereen die hij niet kent, moet de zaal verlaten. „Sorry jongens, maar dit is een technische vergadering; we gaan plannen maken, acties voorbereiden. Geen pottenkijkers hier.” In de belendende zaal zitten twintig man onderuitgezakt aan een ovalen tafel. De Argentijn voert ook hier het woord. Hij prijst de coöperaties van boeren in Zuid-Amerika. „Dat is geen kapitalisme, want er is geen kapitaal. De fabrieken produceren in dienst van de gemeenschap, net als de scholen en de ziekenhuizen.” De anderen, onder wie scholieren, luisteren zwijgend toe. Buiten op de gang patrouilleert een viertal professoren van de EHESS. Onder hen Eric Brian, een vijftiger met sluik grijs haar. Jongeren klampen hem aan en vragen zijn mening over de bezetting. „Ik heb daar wel een mening over”, zegt Brian glimlachend, „maar die doet nu niet ter zake. Ik ben hier in een institutionele rol. We zijn hier om te zorgen dat de boel niet volledig uit de hand loopt, dat er geen brand uitbreekt vanavond.” In de keuken op zolder zijn een man of twintig in de weer. Er staat een grote teil met couscous en een emmer met radijsjes. In de hoek ligt een stapel tassen en slaapzakken. Aan de houten tafel zit Paul, een jongen met baardje en ziekenfondsbril. „Op Nanterre is het klote”, zegt hij. „Daar hebben de vakbonden de bezetting overgenomen. Die controleren nu de algemene vergaderingen.” Het gaat daar om de radicaalste vakbonden, de CGT en de FO, die niet willen onderhandelen met de regering. „Dat zijn schoothondjes van de regering”, vindt Paul echter. „Hier is het gelukkig niet zo braaf als op de andere universiteiten.” Hoe moet het nu met de plannen voor invoering van een contract voor de eerste baan, de CPE? Paul grijnst. „Dat is natuurlijk maar voorwendsel. Er zit veel meer onder, dat zag je ook wel op de vergadering van daarstraks.” Een man van een jaar of veertig komt binnen en schept een bord rijst op. Hij trekt met zijn been. „Dat is Kaiser Sozé”, fluistert Paul, „je weet wel, uit die film, The Usual Suspects.” Terwijl Kaiser Sozé met zijn bord de gang in hinkt, mijmert Paul over een herbezetting van de Sorbonne. „Vergeet het maar”. zegt iemand, „het hele Quartier Latin is afgezet door de ME.” Het loopt inmiddels tegen tweeën. De overgebleven bezetters, een man of vijftig, zitten in zaaltjes bij elkaar of zijn in de weer met matjes en slaapzakken. Buiten bij het hek houden tien man de wacht rondom een vuurton. WOENSDAG Opnieuw een mailtje van Jan Marsalek. Hij schrijft dat de bezetting nog steeds voortduurt, maar dat die ochtend een twintigtal docenten van de EHESS een poging heeft gewaagd om de bezetters te verjagen. Hij roept studenten op te komen protesteren. Jessica Urvitz, een andere studente, stuurt een mailtje met suggesties voor spandoekteksten: ’Tegen de blokkade en plundering van de universiteiten!’; ’JA tegen de vrijheid van meningsuiting!; NEE tegen de vernielingen!’ Op de binnenplaats van de EHESS staan enkele tientallen professoren en medewerkers van de school zwijgend opeen gepakt. Danièle Hervieu-Léger, de presidente van de school, staat druk te telefoneren en even verderop geeft Eric Brian op gedempte stem een interview aan een verslaggeefster van RTL-radio. Politiek filosoof Pierre Manent kijkt met een benauwde blik onder zijn paraplu vandaan. „Het zijn vandalen!”, zegt hij. „Overal in het gebouw zijn vernielingen aangericht.” Voor het hek staat een dertigtal bezetters op wacht. De meeste hebben helmen op; sommige zwaaien met metalen staven. „De situatie is volledig uit de hand gelopen”, vertelt Elisabeth Dutartre, de bibliotecaresse van onderzoekscentrum ’Raymond Aron’. „Vanochtend hebben we geprobeerd de bezetters eruit te gooien, maar dat is op niets uitgelopen. De politie had het te druk en kon niet komen. Een uur geleden hebben we een privé- bewakingsbedrijf gebeld. Maar dat kan niets uitrichten tegen deze lui.” Plotseling maakt zich iemand los van het groepje bezetters en loopt in de richting van de professoren. Het is de leider van de ’technische vergadering’ van een dag eerder. „Politieagentje spelen, hè! Stelletje fascisten! Nazi’s!” De professoren geven geen krimp, maar angst staat in hun ogen. In het cafetaria van de school vergadert ondertussen een twintigtal studenten van de EHESS over de te volgen strategie. Er wordt geschreeuwd en stukken papier vliegen door de ruimte. „De directie had nooit die lui van dat beveiligingsbedrijf moeten bellen”, zegt Batiste, een 26-jarige antropologiestudent. „Wij wilden praten met de bezetters, maar die zijn nu bloedlink.” Naast hem wijst een meisje op een jongen met een bril en een college- sjaal. „Hij moest zonodig met zijn kop op televisie”, gilt ze, „het standpunt van de studenten uitdragen. Maar we hebben nog helemaal geen standpunt!” Tegen vier uur in de middag verlaten de studenten van de EHESS en het merendeel van de medewerkers het terrein. Zo’n tien professoren, onder wie Manent, Brian en Hervieu-Léger, blijven achter. „Lekker solidair zijn jullie”, krijgen degenen die het terrein verlaten van de postende bezetters toegesist. Binnen in het gebouw voert een groep van vijftig bezetters een uur later koortsachtig overleg. Verwijten vliegen over tafel. „Waar was iedereen vanochtend!”, roept Kaiser Sozé, terwijl hij ziedend om zich heen kijkt. De rest zwijgt bedremmeld. „Het had een haar gescheeld of we waren hier de tent uitgeflikkerd.” Hij wijst naar een groepje jongens in de hoek. „Jullie gaan nu naar Nanterre om versterking te halen.” Om acht uur is de bezetting van de EHESS de opening van het journaal van TF1, het meest bekeken televisiejournaal van Frankrijk. Nog diezelfde avond stuurt Hervieu- Léger een persbericht de wereld in. Ze stelt daarin dat de situatie zo riskant is geworden, dat de leiding van de EHESS heeft besloten het gebouw op te geven. Geen nachtelijke patrouilles van docenten meer vanaf nu, het gebouw is overgeleverd aan de bezetters. DONDERDAG Geen mail van Jan Marsalek vanochtend. Wel van ene Rasoul, een andere student van EHESS. Hij toont zich somber over de mogelijkheid een einde te maken aan de bezetting. „Die bezetters gaan er nooit uit zonder dwang of ingrijpen van de politie”, schrijft hij. Deelname aan de algemene vergadering van 19 uur lijkt hem niet zinnig. „Laten we liever een verklaring opstellen waarin we afstand nemen van deze anarchisten.” Bij de EHESS zelf is de situatie die avond nog steeds onveranderd. Bij de vuurton achter het hek staat een man met enorm litteken over zijn gezicht. Hij is dronken, maait met zijn armen in de lucht en blaft tegen de jongeren die in kleine groepjes tegelijk naar binnen komen. Net als de twee dagen daarvoor is het amfitheater afgeladen vol en wordt er volop gerookt. Overal slingeren lege flesjes 1664-bier en het ruikt naar ongewassen lichamen. Er wordt door elkaar geschreeuwd. Veel jongeren zijn er weer, maar ook de Argentijn, Kaiser Sozé en de man met de bruine, leren jas, die een dag eerder de professoren uitmaakte voor nazi’s, zitten in de zaal. Anderen voeren dit keer de boventoon. Een jongen van een jaar of dertig met een blauwe donsjas en gouden ketting springt op een stoel en buldert door de zaal: „Hoeveel mensen komen hier uit een achterstandswijk?” In de zaal breekt tumult uit. „En dan bedoel ik: uit een echte achterstandswijk, een cité de merde!” „Wat is je punt?”, roept een jongen met een blonde vlecht. „Heel weinig volgens mij!”, gaat de jongen met de donsjas onverstoorbaar verder. „Jullie begrijpen er geen reet van. Ik werk als een paard om van de ene kutflat in de andere terecht te komen.” In de zaal is het nu muisstil. „Mij interesseert dat CPE geen ene moer”, vervolgt de jongen, wiens stem iedere seconde aan kracht wint. „We moeten terug naar de kern van het probleem. Dat is niet de CPE of de regering, maar het systeem, het fucking kapitalistische systeem!” In de zaal wordt geapplaudisseerd, maar er klinken ook protesten. „Moeten we naar hem luisteren omdat hij uit de banlieue (de arme voorsteden, red.) komt?” roept een meisje van onderuit de zaal. „Sssst, laat hem praten”, wordt er geroepen. „Er is woede! Het is oorlog!”, gaat de jongen met de donsjas verder. „Wat ik zeg is dat we de jeugd in de banlieue moeten zien te bereiken. Nu hebben de vakbonden en het UNEF (een linkse studentenvakbondbond, MK) daar de zaak onder controle. We moeten naar de universiteiten en scholen in 93.” Dat is het nummer van departement Seine Saint- Denis, waar afgelopen november de hevigste rellen woedden. Iedereen begint nu door elkaar te roepen. Er wordt gegild, gefloten en op tafels geroffeld. De jongen met de donsjas krijgt bijval van een meisje met zwarte krulletjes en een fel gekleurd truitje met een kasjmier motief. Met haar verzorgde uiterlijk valt ze nogal uit de toon in de zaal, waar groen en zwart de boventoon voeren. „We moeten samen met de banlieue ten strijde trekken tegen de grote symbolen van het kapitalisme”, roept ze. „Als er vandalen onder hen zijn, dan komt dat doordat ze onderdrukt worden en een enorme haat ontwikkeld hebben tegen het kapitalisme.” „Na wat er vanmiddag op Les Invalides is gebeurd, moeten we vooral zorgen dat de banlieue hier niet de zaal in komt”, roept een jongen met een scheiding en een bril. Op Les Invalides hakte een groep van vijftig jongeren uit de banlieue in op een studentendemonstratie. De zaal joelt instemmend. „Toch is het interessant wat die gast daar net zei”, zegt Jeremy, een docent audiovisuele media aan de universiteit van Nanterre op gedempte toon. „Wat een politieke stootkracht zou onze beweging krijgen als we die zouden kunnen samenballen met de woede in de buitenwijken.” De jongen met de donsjas is inmiddels weer gaan zitten en anderen voeren het woord. Het is meer van hetzelfde: arbeiders mobiliseren, strategische punten in de stad bezetten, de aanvoerwegen afsluiten... Buiten bij het hek staat de Argentijn zich te warmen bij de vuurton. De vergadering is nog bezig, maar hij houdt het voor gezien. „Gisteren kon iedereen normaal zijn zegje doen, vandaag wordt er vooral gescholden.” Hij vertelt dat hij politiek vluchteling is en in de jaren tachtig drie jaar in Nederland gewoond heeft. „Er borrelt hier iets op dit moment”, vervolgt hij. „Gisteren waren hier zelfs nog een stuk of vijftien Italianen. Die lui waren direct in hun auto gesprongen toen ze twee weken geleden hoorden dat de Sorbonne bezet werd.” De algemene vergadering is inmiddels afgelopen, maar net als dinsdag gaat de discussie in kleine zaaltjes verder. Maya en Gaetan zitten er een beetje verloren bij. „Als ik die vernielingen hier zie, dan schaam ik me echt verschrikkelijk”, zegt Maya, die een bachelor filosofie doet. „Waarom moet het op deze manier ontaarden?”, valt Gaetan, die de kunstacademie doet, haar bij. De revolutionaire aspiraties van de rest zegt hij niet te delen. „Maar ik ben eigenlijk erg bourgeois hoor!”, zegt hij met een grijns. Elders in het gebouw gaat het er ondertussen hard aan toe. Het trappenhuis is nu bezaaid met glasscherven en overal slingeren leeggespoten brandblussers. Een kopieermachine staat met ingeslagen ruit op een overloop. Harde knallen klinken als deuren van werkkamers worden ingetrapt en wandkasten omver worden getrokken. Groepjes jongeren gaan nieuwsgierig van kamer naar kamer, rommelen in bureaus en trekken boeken uit de kast. Ook bij het onderzoekscentrum ’Raymond Aron’ op de vierde verdieping zijn alle deuren geforceerd. Dat geldt ook voor de ruimte waar de archieven en persoonlijke bibliotheek van de in 1983 overleden politiek denker Aron opgeslagen liggen. Twee vitrines zijn al ingeslagen en drie jongens en een meisje staan met in leer gebonden boeken in de hand. Op de grond ligt een eredoctoraat van de Vrije Universiteit van Brussel uit 1962. Tijd om in te grijpen nu. Ik zeg dat iedereen weg moet wezen en gris de boeken uit hun handen. Het meisje protesteert. „Waarom staan die boeken hier achter glas?”, vraagt ze, „Boeken zijn voor iedereen.” Toch gaat ze weg. Zodra ik alleen ben, begin ik koortsachtig te bellen. Eric Brian neemt niet op; Vincent Holeinde, de begeleider van promovendi, zegt dat ik toch niets kan doen en maar beter weg kan wezen voordat mij iets overkomt. Frédéric, een medestudent, zit ergens in een voorstad, maar kan er morgenochtend zijn. Na anderhalf uur en vele angstige momenten later duiken Georges en Aurélien op, twee filosofiestudenten van begin twintig. Ze komen uit Tours en zoeken naar een slaapplek. Ze zijn links en steunen de bezetting, maar ze vinden het wel een mooie grap als ik ze vraag om een nachtje op de boeken van hun grootste intellectuele vijand te passen. Raymond Aron, de grote rivaal van Jean-Paul Sartre, was namelijk rechts. Gelukkig zijn er ook boeken van de linkse Michel Foucault aanwezig in de bibliotheek. Als George en Aurélien tevreden met Michel Foucaults verzamelde werken in hun slaapzak liggen, begeef ik me naar buiten. Het loopt tegen vieren en bij het hek ligt de man met het litteken laveloos in een stoel. De overige wachten dansen halfnaakt bij de vuurton. Thuis schrijf ik nog een e-mail, waarin ik iedereen oproep de volgende dag naar de bibliotheek te komen om deze te helpen bewaken. VRIJDAG Tegen negenen belt Jan Marsalek. Hij vertelt dat de politie die ochtend om 6.30 een inval heeft gedaan en dat de bezetting afgelopen is. Er zijn zestig arrestaties verricht en er is een justitieel onderzoek gestart. Even later opnieuw telefoon. Het is Eric Brian. Hij staat samen met de filosoof Pierre Manent in de bibliotheek van Raymond Aron. Van Georges en Aurélien ontbreekt ieder spoor. Maar de bibliotheek is volledig intact! Nadat ik heb uitgelegd wat er gebeurd is, belooft Brian achter de twee jongens aan te gaan om de politie duidelijk te maken dat zij de bibilotheek hebben beschermd. ZATERDAG Eindelijk neemt Aurélien zijn mobiele telefoon op. Hij en Georges waren inderdaad gearresteerd, maar zitten nu weer veilig in Tours. „Het was een mooi avontuur”, zegt hij nog. Trouw, 27-03-2006 |
"La révolution d'Octobre? - On n'en était plus là..." (G. Bécaud) :D :(
|
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 05:34. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.