Jimmy Carter (1924-2024)
Jimmy Carter sterft op 100-jarige leeftijd
Bijna 50 jaar geleden vocht Amerikaans president Jimmy Carter al keihard tegen klimaatverandering en voor mensenrechten en wereldvrede. Toch was zijn imago lang dat van een loser. De laatste jaren kreeg de Democraat uit Georgia royaal eerherstel: omdat hij de absolute tegenpool van Trump was, en omdat alleen hij ooit vrede tussen Israël en Palestijnen zo dichtbij bracht. Wat met Jimmy Carter? Van 1984 tot 2020 braken Democraten zich het hoofd over waar in het programma van hun Nationale Conventie ze de ex-president konden wegmoffelen. Carter wordt gerespecteerd om zijn indrukwekkende humanitaire werk ná zijn presidentschap, maar zijn vier jaren in het Witte Huis (1977-1980) waren lang het voorwerp van Republikeinse spot en Democratische gêne. Qua binnenlands beleid roepen ze herinneringen op aan dramatische stagflatie en torenhoge rentevoeten, qua buitenlands beleid aan de 52 Amerikaanse diplomaten en burgers die 444 dagen gegijzeld werden in de ambassade in Teheran. Carter werd in 1980 verpletterd door zijn uitdager, de charismatische Republikein Ronald Reagan. Hij werd geklasseerd als een vat vol goede bedoelingen, maar een krachteloze president. Maar toen hij de 95 voorbij was, viel Carter een markant eerherstel te beurt. Bij de recentste peiling onder experts werd hij zelfs tot de meest onderschatte van alle 46 presidenten verkozen. De zorgwekkende toestand van onze planeet, de grote spanningen tussen de VS en China, de rampzalige relaties tussen Joden en Palestijnen: allemaal domeinen waarop Carter in de seventies al bergen werk verzette. Maar de hoofdreden voor de late erkenning is Donald Trump. Diens dramatische presidentschap creëerde een heimwee naar onbaatzuchtige leiders die niet zichzelf maar de natie dienden. En gezien zelfs Barack Obama niet helemaal onbesproken is (oorlogsvoering met drones), is Carter de laatste president die zoveel zuiver fatsoen uitstraalt. Op handen en knieën “Er bestaat geen grotere tegenpool van Trump”, zei Carters biograaf Kai Bird ons in 2023. “Ronald Reagan, Bill Clinton, vader en zoon Bush: allemaal hadden ze hun schandalen. Met Obama heeft Carter veel gemeen, zoals een uitzonderlijke intelligentie, maar Obama had echte haters, Carter niet: zelfs zijn politieke tegenstanders gaven toe dat hij een door en door integer mens was. Dagelijks stond hij op om halfzes, om een uur later in het Oval Office aan de slag te gaan voor een werkdag van twaalf uur. Hij las elke dag 200 à 300 dossierpagina’s, en was belachelijk goed op de hoogte van alles.” Carter werd in 1976 verrassend president: een nationaal vrij onbekende gouverneur uit het Diepe Zuiden, Georgia, een pindaboer begot. Maar hij bracht dé boodschap die iedereen wilde horen nadat Richard Nixon ten val was gekomen door het Watergateschandaal en zijn opvolger Gerald Ford hem amnestie had gegeven. “Ik zal nooit tegen u liegen. Het Amerikaanse volk verdient dat niet.” Carter hield woord: hij loog nooit. Misschien kostte die eerlijkheid hem zelfs een tweede termijn. Carters beleid was immers lang niet zo slecht. Vooral op diplomatiek gebied gooide hij hoge ogen: de normalisering van de relaties met China, belichaamd in zijn hartelijke relatie met de hervormingsgezinde Deng Xiaoping. Zijn constante gevecht voor de mensenrechten: Carter zegde de steun aan extreemrechtse junta’s zoals in Argentinië op en ondersteunde dissidenten in de USSR, Polen en Tsjechoslovakije. Dat droeg flink bij tot de erosie van het communisme van binnenuit – en tot de instorting van de USSR in 1989, waarvoor Carters opvolger Reagan alle eer opeiste. Maar de perceptie keerde zich vaak tegen Carter, zelfs bij de Camp David-akkoorden van 1978 tussen Egypte en Israël. “Dat was een gigantische verwezenlijking”, aldus biograaf Kai Bird. “In plaats van oorlog kende het Midden-Oosten voortaan een soort van Koude Vrede. Maar Carter overtuigde de Israëlische premier Menachem Begin ook om het stichten van Joodse nederzettingen in de bezette gebieden te bevriezen. Dat vond hij essentieel om de Palestijnen ooit enig recht op zelfbeschikking te geven. Maar tot zijn ontzetting slikte Begindie belofte later in. Carter beschuldigde de Israëli’s openlijk van woordbreuk. Zulke harde kritiek had Israël nog nooit gekregen van zijn machtige bondgenoot. Zo joeg Carter ook veel Joden in de VS tegen zich in het harnas.” De Camp David-akkoorden staan niettemin in het vet aan de pluszijde van Carters eindrapport. Het was een voorsmaakje van het enorme werk dat hij na zijn presidentschap zou verzetten voor vrede en eerlijke verkiezingen in de hele wereld. Maar dat positieve werd overschaduwd door de gijzeling op de Amerikaanse ambassade in Teheran, na de Islamitische Revolutie van 1978. Nadat de VS de door zijn volk gehate en gevluchte sjah Reza Pahlavi politiek asiel hadden gegeven, bezetten Iraanse studenten de ambassade, met de steun van ayatollah Khomeini. Tientallen Amerikanen werden er gegijzeld. Onderhandelingen liepen spaak, een poging om de gijzelaars te laten redden door een militair commando met twee helikopters ging faliekant mis. Carter kreeg de verantwoordelijkheid voor het debacle. Kort voor de verkiezingen van 1980 stond hij nochtans dicht bij een akkoord met Khomeini. Alles wijst erop dat Reagans team met allerlei beloftes de Iraniërs overtuigde de vrijlating uit te stellen tot na de machtswissel in Washington. Twintig minuten na Reagans inauguratie werden de gijzelaars vrijgelaten. Na een parlementair onderzoek was het besluit dat er onvoldoende bewijs was voor zulk landverraad, maar in 2023 bevestigde een medewerker van Reagans team dat Reagans campagnemanager William Casey in Madrid persoonlijk de deal met Teheran sloot. Ongewoon geval Andere oorzaken voor Carters val uit de gratie waren de economie, en zijn onvermogen tot politieke handigheidjes. Biograaf Kai Bird noemde Carter een pechvogel. “De geschiedenis deelde hem verdomd moeilijke kaarten uit. Economisch erfde hij de zware olieprijsstijgingen van 1970 en 1973, die zich steeds sterker vertaalden in inflatie en stagflatie, en toen hij die probeerde te bedwingen, leidden ze ook tot historisch hoge interestvoeten.” Carter wist donders goed dat het zo zou lopen, maar deed toch wat hij nodig vond voor het land, terwijl het hem electoraal kon schaden. Net als Obama later had hij een aversie voor het sluiten van compromissen met Congresleden. Hij was zeer intelligent en op beleid gericht, maar wat naïef over de donkere kantjes van het politiek bedrijf. Zo ontvouwde Carter ook een plan om het Panamakanaal af te staan, omdat hij dat niet meer dan eerlijk vond. Daardoor kon Reagan hem afschilderen als een man die de belangen van zijn eigen land verkwanselde. Carters bereidheid om kiezers tegen de haren in te strijken, kostte hem ook de steun van de evangelische christenen. In 1976 hadden die zich achter hem geschaard. Ze waren geschokt door de progressieve jongerencultuur die een groot deel van het land in de ban had, maar ook door de misdaden van Nixon. De diepgelovige en integere Carter sprak hen aan. Maar conservatief-christelijk wit Amerika voelde zich in de steek gelaten door Carter als president, omdat die zich ontpopte als zeer gelovig maar vrij progressief, en als een fervent gelover in de scheiding van kerk en staat. Toen Carter sympathie toonde voor de gelijkheid van man en vrouw en veel Afro-Amerikanen en latino’s benoemde in belangrijke posities, lieten ze hem vallen als een baksteen. Het tijdperk waarin wit-christelijk Amerika als één blok voor de Republikeinse partij zou stemmen, was begonnen. Carter was volgens Bird een te ongewoon geval voor veel Amerikanen. “De eerste president in 150 jaar die uit het Zuiden kwam, maar toch niet conservatief, op het gebied van ras zelfs érg progressief; dat begrepen ze noch in het zuiden, noch in het noorden echt.” In de bres voor Mary Dat hybride kantje kreeg Jimmy als kind al mee. De Carters waren de enige witte mensen in het armoedige Plains, een dorp waar vooral zwarte pachters woonden. Vader Earl was een strenge en barse pindaboer, rotsvast overtuigd van de superioriteit van zijn ras. Moeder Lillian daarentegen was een verpleegster die uitstekend kon opschieten met haar zwarte patiënten en met de speelkameraadjes van Jimmy. Als jonge politicus in de jaren 60 zweeg Carter wel in alle talen over de burgerrechtenbeweging. Hij had in die jaren machiavellistische trekjes. Maar zodra hij tot gouverneur was verkozen in 1970, zei hij dat de tijd van raciale discriminatie voorbij was. Het presidentschap dankte hij aan een sterke score bij Afro-Amerikanen, Joden, evangelicals en de vakbonden. Vier jaar later behield hij alleen de eerste groep. Die zagen hoeveel hij deed om hen vooruit te helpen. In zijn beleid, en in kleine kwesties. Zo sprong Carter in de bres voor Mary Prince, een zwarte vrouw die ten onrechte veroordeeld was voor moord. Toen haar onschuld was bewezen, werd Prince het kindermeisje van Carters dochter Amy – en de jongste jaren was ze zijn palliatieve verpleegster. Maar de trouw van de zwarte kiezers volstond niet. Zelfs in zijn eigen partij werd Carter vervloekt als een president die had gefaald, ondanks zijn stevige verwezenlijkingen, zoals zijn gevecht voor milieubehoud en tegen klimaatopwarming. Bird: “Hij was een pindaboer, een man van het platteland, hij kende de natuur en wist wat duurzaamheid is. Hij kende de gevaren die onze planeet bedreigen, en legde zijn oor te luisteren bij Ralph Nader, de goeroe van consumenten- en milieurecht. In zijn regering benoemde hij naderisten op sleutelposities, en met resultaat: met de gordelplicht in alle auto’s redde hij jaarlijks 10.000 mensenlevens, en in zijn strijd voor milieu en klimaat vaardigde hij een waar spervuur aan wetten uit. Hij dwong fabrieken om energiezuiniger te werken, investeerde fors in hernieuwbare energie en waarschuwde voor klimaatverandering. En hij liet – in 1977 – zonnepanelen leggen op het dak van Witte Huis. Lang hebben die er niet gelegen: Ronald Reagan liet ze meteen verwijderen.’ In de jaren 70 was er nog een sterke tendens om ecologische zorgen weg te wuiven, ook bij de kwaliteitspers, die weinig Cartergezind was. Veel mensen vonden hem afstandelijk en te prekerig. Die kritiek nam toe na een tv-toespraak in 1979, die de geschiedenis inging als de Malaise-speech. “We leven in een tijdperk van beperkingen,” zei Carter, “laten we zorgzamer omspringen met ons milieu.” Hij voer ook uit tegen American exceptionalism, het idee dat Amerikanen een uitverkoren volk zouden zijn. Terechte standpunten, maar geen populaire. En dus werd Carter heel lang verguisd. Tot velen gingen beseffen hoe ver hij zijn tijd vooruit was, en ook zijn fatsoen gingen waarderen. Zeker na 2016, toen een president werd verkozen die de negatie van het woord fatsoen was, en meer dan ooit is. Blog DS, 29-12-2024 (Steven De Foer) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 07:07. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.