‘Twintigers die geen huis meer kunnen kopen? So what?’
‘Twintigers die geen huis meer kunnen kopen? Wat is daar zo problematisch aan?’
Veertig jaar lang fileerde Pascal De Decker het Vlaamse woonbeleid. Nu vertrekt de professor op pensioen, met bezwaard gemoed. ‘Voor politici telt alleen de middenklasse. Om pechvogels bekommert niemand zich nog.’ ‘Ik ben blij dat ik nu eindelijk verlost zal zijn van alle bureaucratie.’ Tien dagen geleden trok Pascal De Decker (65) de deur van de faculteit Architectuur aan de KU Leuven achter zich dicht. Dat is, geeft de Gentse socioloog toe, ook een opluchting. ‘De studenten, de collega’s en het onderzoek zal ik missen. Maar tegenwoordig kruipt er zoveel tijd in regels, procedures, controles. Je ziet dat bij álle grote organisaties. Omdat er zoveel wantrouwen is, komen mensen niet meer toe aan hun job.’ De Decker vertrekt niet met een optimistische boodschap. Natuurlijk is de Vlaamse woningmarkt er veel slechter aan toe dan veertig jaar geleden, zegt hij. Wie aan de onderkant van de samenleving vertoeft, heeft het moeilijker dan halfweg de jaren 80. Maar vooral: toen hadden politici nog de intentie om dat probleem aan te pakken, om mensen met een laag inkomen te helpen. ‘Nu strijden zelfs de socialisten nauwelijks nog voor extra sociale woningen’, zegt hij. ‘Voor politici telt alleen de middenklasse. Om pechvogels bekommert niemand zich nog.’ Die pechvogels, dat zijn in Vlaanderen degenen die er niet in slagen om een huis of appartement te kopen. Ongeveer 70 procent van de bevolking is eigenaar. Nog eens 6 procent kan terecht in een sociale woning. Dat betekent dat meer dan 20 procent van de mensen terecht moet op de private huurmarkt. ‘Dáár situeren zich de grootste problemen’, zegt De Decker. ‘Ik heb het niet over jonge mensen die een eigendom ambiëren, maar nog geen vaste relatie of stabiele job hebben. Ik heb het wél over wie te veel moet betalen voor ronduit slechte woningen. Het zijn de zorgenkindjes over wie niemand spreekt.’ Waarom niet? ‘Die mensen kunnen ons, vrees ik, niet schelen. We weten dat er caravans, garages en matrassen verhuurd worden. Maar dat wordt niet deftig in kaart gebracht. We weten dat er volop gediscrimineerd wordt. Maar dat staan we oogluikend toe. Er zal nu ongetwijfeld iemand zeggen: dat klopt niet, de huursector is wel degelijk gereguleerd. Ach, het is gerommel in de marge. Er zijn nauwelijks kwaliteitscontroles. Er zijn geen prijscontroles. Daardoor hebben verhuurders nog altijd de macht over huurders.’ ‘Geen enkele partij heeft ooit geprobeerd om die macht te breken. Men zwijgt liever over dat onderwerp. Dat geldt trouwens ook voor jullie. Kranten schrijven veel meer over twintigers en dertigers uit de middenklasse die zich geen huis meer kunnen permitteren.’ De torenhoge huizenprijzen zijn toch een probleem? ‘Niet voor de middenklassers. De huizen en appartementen zijn duurder geworden, dat is waar. Maar er was ook gigantisch veel geld in voorraad. De rente stond jarenlang laag waardoor er goedkoop geleend kon worden. De inkomens bleven, op gezinsniveau, naar boven gaan. En ouders sprongen hun kinderen volop financieel bij. Dat heeft de prijzen opgedreven. Maar dat wil nog niet zeggen dat woningen niet meer betaalbaar waren voor middenklassers. Het is een non-probleem.’ Uit cijfers die expert Filip Canfyn onlangs in Knack aanhaalde, bleek dat het woningbezit vrij stabiel is in Vlaanderen, rond de 70 procent. Maar je ziet wel dat het voor lagere inkomens steeds moeilijker wordt om een eigendom te verwerven. ‘Dat is zo, die mensen krijgen het nóg moeilijker op de woningmarkt. Maar dat zijn niet de twintigers en dertigers die ik in de media zie passeren. Weet u, als socioloog sta ik met grote verbazing te kijken naar al die mensen die op die leeftijd per se een huis willen hebben. Je moet tegenwoordig werken tot je 67 jaar bent. En aan een lening betaal je 20 of 25 jaar af. Dan kun je toch net zo goed als veertiger een huis kopen? Wat is daar zo problematisch aan?’ Wat zegt u tegen een panikerende 28-jarige middenklasser die zijn vrienden ziet kopen? ‘(lacht) Heb een beetje geduld. Echt, die huizenobsessie van jonge mensen is bizar.’ Waar komt ze vandaan? ‘Het zit in onze cultuur. We zijn een land van eigenaars, al ontzettend lang. Aan het einde van de negentiende eeuw begonnen politici al met de promotie van woningbezit. Van die koers is eigenlijk nooit af*geweken. Integendeel, na de Tweede Wereldoorlog werd dat beleid verankerd, met de wet-De Taeye. Wie een woning wilde kopen, kreeg een premie. De socialisten stemden er toen definitief mee in dat ons woonprobleem in de eerste plaats via eigendomsverwerving werd aangepakt. De facto werd het debat toen gesloten. Het is nooit meer geopend.’ ‘Op het hoogtepunt was 74 procent van de Vlamingen eigenaar van een huis of appartement. Op zich is daar niets mis mee. Alleen leidde het er wel toe dat het beleid volledig op die mensen werd afgestemd, met premies en met fiscale stimulansen als de woonbonus. Terwijl niet iedereen een woning heeft.’ In Nederland zijn er veel meer sociale woningen. Duitsers huren vooral op de private markt. Waarom kozen wij voor een ander model? ‘Het eigenaarschap was een manier om het werkvolk koest te houden. De arbeiders waren aan het eind van de negentiende eeuw zeer talrijk. En ze leefden in erbarmelijke omstandigheden. Dat leidde tot rellen, stakingen, epidemies. De elite kreeg schrik. Toen dacht men: de beste manier om een arbeider te disciplineren is hem eigenaar maken. Dan moet hij een lening afbetalen en zal hij geen lid meer worden van een communistische of socialistische beweging. Dan zal hij zelfs minder op café zitten. Een eigen huis maakt mensen braaf. Dat zie je nu nog altijd: Vlamingen zijn zeer dociel.’ ‘Het was ook een antistedelijke strategie. Ze hadden hier goed gezien wat er in Engeland was gebeurd. Steden als Manchester waren razendsnel gegroeid. Het waren niet alleen vuilnisbelten, maar ook broeihaarden van verzet en ontkerkelijking. Daarom werd hier ook een indrukwekkend openbaar vervoersnet uitgebouwd. Om Erwin Mortier in Godenslaap te parafraseren: we hebben overal sporen gelegd om de mensen op hun plaats te houden.’ Maar aan dat model waren ook keerzijdes verbonden? ‘Natuurlijk. Het teerde op goedkope bouwgrond. Daardoor duurde het tot in de jaren 60 van de vorige eeuw voor hier regels op het vlak van ruimtelijke ordening kwamen, veel later dan in Nederland. En niet-eigenaars werden grotendeels vergeten. Er is hier nooit echt ingezet op de bouw van sociale woningen. Lang geleden schreef mijn promotor Luc Goossens al dat men in Vlaanderen een beleid “naast de kwestie” voerde. Het was nooit gericht op de mensen die dat het meest nodig hadden.’ ‘Wel, dat is nog eigenlijk altijd zo. We kunnen hard schieten op Vlaams minister van Wonen Matthias Diependaele (N-VA). En terecht. Zijn beslissingen zijn zeer discutabel. Maar die keuze om de onderkant te negeren wordt al decennialang gemaakt. Diependaele trapt enkel nog wat harder naar beneden.’ Wat moet er dan wel gebeuren? ‘Je moet in de allereerste plaats véél sociale woningen bouwen. Terwijl er door het beleid van Diependaele nu net minder worden gebouwd. Tegelijk bevestigt hij alle stigmatiserende clichés over de sector. Als je hem bezig hoort, denk je: het zit daar inderdaad vol met fraudeurs en amokmakers, met gestoorden en migranten. Zo haalt hij het draagvlak onder die sector, dat al niet erg groot was, verder onderuit. Links Vlaanderen zou daar hard tegen van leer kunnen trekken. Maar dat doet het niet. De sterkhouders van Vooruit of Groen zijn er niet mee bezig. Ze leggen geen doortimmerde plannen op tafel. Ze hebben ze gewoon niet.’ Waarom niet? ‘Als je naar de geschiedenis van ons woonbeleid kijkt, zie je dat politici alleen wakker schieten als er iets grondig misloopt, als men vreest voor het voortbestaan van het systeem. De laatste keer zag je dat gebeuren in de jaren 90, na de vele Zwarte Zondagen, na de eerste overwinningen van het Vlaams Blok. Toen legde men de link naar migratie en naar de woonproblematiek in onze grote steden. Dat leidde tot het urgentieprogramma Domus Flandria. In één legislatuur zijn er toen 10.000 sociale woningen gebouwd.’ Omdat de politieke wil er toen was? ‘Omdat het spook van het Vlaams Blok angst aanjoeg. Men besefte: we moeten véél beter doen. Er kwam toen bijvoorbeeld voor het eerst een minister van Stedelijk Beleid. Er is toen stevig geïnvesteerd in een aantal achtergestelde wijken, via het Sociaal Impulsfonds (SIF).’ ‘Maar toen het Vlaams Blok bij de verkiezingen van 1999 geen vooruitgang meer boekte in de steden, zag je het woonbeleid meteen weer stilvallen. (lacht) De val van Antwerpen was afgewend. En de schrik was dus verdwenen. In de paars-groene en paarse jaren die volgden werd het stedelijk beleid helemaal bijgestuurd. De middelen voor het SIF doken na 1999 weer naar beneden. Alles werd, in steden als Antwerpen en Gent, ingezet op stadsontwikkeling. Er vloeide veel geld naar projectontwikkelaars. En men hoopte dan dat het zou neerdruppelen op de rest van de samenleving.’ Antwerpen en Gent zien er wel frisser uit dan 25 jaar geleden, toch? ‘Ja. Maar het zijn ook veel duurdere steden geworden. Niet iedereen heeft ervan geprofiteerd. In Gent, de zelfverklaarde progressieve stad, zakt het aantal sociale woningen volop, net als in Antwerpen trouwens. En er wordt door die steden, die een zeer grote nood hebben, nauwelijks geknokt om die tendens te keren.’ Via Domus Flandria werden 10.000 sociale woningen gebouwd. Nu zijn er volgens experts ruim 200.000 nodig. Dat lijkt ondoenbaar. ‘Dat is het niet. We moeten wel iets doen wat we in dit land niet kennen: plannen. Het begint met geld. Maar dat is er in overvloed.’ Ja? ‘Dat heeft het succes van de laatste staatsbon toch bewezen? Waarom zou je geen staatsbons met langere looptijden kunnen lanceren en dat geld vervolgens investeren in een sociaal en energievriendelijk renovatiebeleid? Als we de klimaattransitie tot een goed einde willen brengen, zullen we het op die grootschalige manier moeten doen, hoor. Met renovatiepremies zal het echt niet lukken. Negentig procent van onze woningen voldoet niet aan de voorwaarden voor 2050. Gaan we die een voor een aanpakken?’ Veel renovatiepremies gaan naar mensen die het niet nodig hebben. ‘Dat ligt helemaal in de lijn met wat Diependaele enkele maanden geleden in Humo liet optekenen: “Laten we nu eens stoppen met alleen te focussen op de 20 procent armsten”. Wat de Vlaamse regering onlangs heeft beslist, met die premie tot 5.000 euro voor elektrische wagens, dat is toch volstrekt krankjorum? Blijkbaar zijn onze politici van mening dat de middenklasse al het geld moet krijgen, ook op federaal niveau trouwens. Waarom stemden de groenen ermee in om al die bedrijfswagens, zelfs al zijn het nu Tesla’s, te blijven sponsoren? Leg op dat die auto’s elektrisch moeten zijn, maar betaal ze toch niet!’ ‘Weet u wat volgens mij een van de grote problemen is? Onze politieke partijen hebben de broodnodige knowhow niet meer. Toen ik afstudeerde, moest ik voor informatie over ons woonbeleid aankloppen bij de christelijke arbeidersbeweging of bij de studiedienst van de socialisten. Daar vond je de beste informatie, beter dan aan de universiteiten. Maar dat is helemaal veranderd. Men is nu blijkbaar niet meer in staat tot een onderbouwde analyse. Er is een compleet gebrek aan visie. En dat leidt tot maatschappelijke onvrede. Daar profiteert een partij als Vlaams Belang enorm van.’ Veel politici zullen denken: sociale woningen, dat is miserie, daar win je geen verkiezingen mee. ‘Ik denk dat dat volstrekt fout is. Als je mensen aan een goed huis of appartement helpt, doen ze het op alle vlakken beter. Ze zijn gelukkiger. Ze leven langer gezond. Hun kinderen studeren beter. Dat is toch attractief? Daar kan een goede marketeer toch mee aan de slag?’ DS, 07-10-2023 (Ruud Goossens) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 11:24. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.