Richard Wilkinson schuwt controverse niet
‘Ongelijkere landen zijn ongelukkigere landen’
Lang voor de paus zich opwond over de groeiende kloof tussen arm en rijk, wees Richard Wilkinson al op de onaangename gevolgen van ongelijkheid. Vandaag linkt de Britse professor in Brussel ongelijkheid opnieuw aan een rist mentale problemen, obesitas, geweld, zelfs tienerzwangerschappen. Het blijft een controversiële stelling. Voor Thomas Piketty was er Richard Wilkinson. De Britse professor epidemiologie zorgde samen met Kate Pickett in 2009 voor een schokgolf in het publieke debat met de publicatie van The Spirit Level. Daar waar Piketty, maar ook Joseph Stiglitz, Paul Krugman en Anthony Atkinson, vooral focussen op de onaangename economische en politieke gevolgen van economische ongelijkheid, stelt Wilkinson de psychosociale effecten scherp. Rijke maar ongelijkere landen kennen volgens de Brit in verhouding meer zieke mensen, meer mentale aandoeningen, meer gevangenen, meer obesitas, meer tienerzwangerschappen, noem maar op. Zijn boek leest als een catalogus van sociale aandoeningen die allemaal in verband zouden staan met inkomensongelijkheid. Of waarom de Verenigde Staten het telkens slechter doen dan pakweg Denemarken, Japan of België. De echte uppercut van Wilkinson was de stelling dat ook rijke mensen in ongelijkere landen aan levenskwaliteit inboeten. De beleidsaanbeveling is dan logisch: regeringen van ontwikkelde landen moeten vooral de ongelijkheid onder controle houden, eerder dan een extra procentje groei van de economie na te jagen. Zes jaar later is Wilkinson meer dan ooit overtuigd van die stelling, zo vertelt hij me. Hij licht ze vandaag toe in Brussel tijdens een masterclass die De Standaard samen met 11.11.11 en Bozar organiseert in het kader van ‘De Brusselse Dagen’. ‘Er is sinds de publicatie van ons boek veel extra onderzoek verricht dat onze centrale boodschap bevestigt. In ongelijkere landen zijn mensen zich bewuster van hun status, en ook angstiger om die te verliezen. Dat knaagt aan het maatschappelijke vertrouwen en zorgt voor stress, met alle gevolgen van dien.’ ‘De mooiste illustratie van die dynamiek blijft het antwoord van een Britse bankier op de vraag wat hij kocht met al zijn geld, namelijk “het besef dat ik beter ben dan die met minder geld”. Zoiets gaat in de geesten kruipen, ook in die van mensen die effectief minder hebben. Zo’n maatschappij wordt er niet gelukkiger op.’ ‘Er zijn zelfs epigenetische effecten te zien. Afhankelijk van de omgeving waarin mensen opgroeien, worden bepaalde genetische functies al of niet geactiveerd die te maken hebben met de mate waarin we ons coöperatief opstellen. Wanneer status belangrijker wordt, gaan mensen zich daar met andere woorden naar gedragen. Ze bekijken elkaar eerder als concurrenten.’ Er is ook flink wat kritiek gekomen op uw werk. Uw data zouden rammelen en de rechte lijn die u trekt van inkomensongelijkheid naar een hele waaier aan sociale problemen lijkt volgens veel economen te kort door de bocht. ‘Wat de data betreft, andere onderzoekers die over meer gegevens beschikten, hebben dezelfde correlaties gezien. We krijgen ook studies die op langere termijn laten zien hoe groeiende of dalende ongelijkheid samengaat met een veranderende statusangst in de samenleving.’ ‘En ik verbaas me toch over de moeite die economen hebben met ons verhaal. Uiteindelijk is de vaststelling heel logisch. We zien dat ongelijke landen slechter scoren op al die aspecten waarvan we weten dat ze sterk gelinkt zijn aan sociale positie, zoals het moment waarop mensen kinderen krijgen, hoe gezond ze leven, hoeveel geweld er is, enzovoort. Wat ik vertel, wordt al sinds de jaren zeventig onderzocht. Alleen blijkbaar niet in de tijdschriften die economen lezen.’ In juni stelde het IMF dat ongelijkheid kan leiden tot een ‘erosie van de sociale cohesie, maar verder staat er dat rijke landen door de band genomen dezelfde gezondheidsstatistieken tonen voor dezelfde inkomensgroepen. De mate van ongelijkheid maakt geen verschil. ‘De statische correlaties tussen ongelijkheid enerzijds en een aantal gezondheidsindicatoren zoals levensverwachting waren ook in ons boek niet heel sterk. Maar we zien wel degelijk effecten op langere termijn. Stijgende ongelijkheid weegt pas na enkele jaren op de gezondheid. Daar heeft het IMF waarschijnlijk niet naar gekeken.’ 800 à 900 lezingen Er is geen kritiek op zijn werk die Wilkinson niet al eerder heeft gehoord, zoveel is duidelijk. En de critici schrikken hem niet af. ‘De moeilijkheid is niet de ontdekking, maar mensen ervan overtuigen dat ze klopt,’ zo stond het al in zijn boek. ‘Daar zie je toch een kentering,’ klinkt het vandaag. ‘De interesse voor dit thema is echt gigantisch. Ik heb ondertussen 800 à 900 lezingen gegeven over dit thema, maar dagelijks komen er nog aanvragen binnen. En dat zes jaar na publicatie. Volgens mijn uitgever is dat ongezien.’ (lacht) ‘Wanneer Barack Obama, de paus en Christine Lagarde van het IMF zich fors uitlaten over de negatieve gevolgen van ongelijkheid, dan weet je dat de aandacht niet snel zal verslappen.’ Hoe wilt u ongelijkheid aanpakken? ‘Ik geloof dat we niet moeten wachten op de fiscus om de ongelijkheid recht te trekken zoals Piketty doet. Het probleem is vooral gegroeid omdat de lonen uit elkaar zijn gaan groeien terwijl de vakbonden steeds minder macht hadden om dat proces te counteren. In onze postindustriële samenlevingen is het, denk ik, niet zozeer een kwestie van die vakbondsmacht te herstellen, maar om mede-eigenaarschap te eisen voor de werknemers in de bedrijven, zoals in Duitsland bijvoorbeeld.’ ‘Laat ons vooraleer de belastingen te verhogen of nieuwe te bedenken, ervoor zorgen dat de bestaande belastingen door iedereen betaald worden. Het is goed dat de consensus groeit dat de fiscale ontsnappingsroutes voor bedrijven en individuen afgesloten moeten worden.’ Wat vindt u van een basisinkomen, een ander idee dat aan populariteit wint? ‘Ik ben er principieel voor, al hangt natuurlijk veel af van de hoogte ervan en hoe je het gaat financieren. Het is hier in het Verenigd Koninkrijk op de kaart gezet door journalist Paul Mason en zijn boek Postcapitalism. We belanden nu in een digitale economie waar de reproductiekosten voor muziek, boeken en ideeën nihil zijn, wat een probleem is voor al wie zijn brood verdient met de productie van die zaken. Een basisinkomen voor die mensen kan een oplossing zijn. Maar het moet deel uitmaken van een grotere omslag in het beleid waarbij groei niet meer het ultieme doel is, maar herverdeling.’ Vertel het aan de Grieken dat groei niet langer hoeft. ‘Wat ik zeg, gaat enkel op voor rijke, ontwikkelde landen. In ons boek reken ik Griekenland daar nog bij, maar ondertussen is dat land in alle rankings enorm afgegleden. Net zoals voor ontwikkelingslanden zijn de baten van extra economische groei voor Griekenland op dit moment groot. Maar voor landen zoals België zijn ze een pak kleiner.’ Past België wel in uw analyse? Ondanks de lage inkomensongelijkheid is de armoede hier relatief hoog, maken nieuwkomers en ouderen weinig kans op de arbeidsmarkt en kennen we proportioneel het meeste Syriëstrijders. ‘De zaken die je aanhaalt, kunnen ook gerelateerd zijn aan problemen van racisme en uitsluiting. Dat is een aparte dynamiek die toch wat losstaat van ongelijkheid.’ In uw boek zegt u nochtans dat ongelijkere landen onverdraagzamer zijn. ‘Inderdaad. En mocht België een ongelijker land zijn, dan zou de onverdraagzaamheid er ook groter zijn. Wat we nu in België zien, net zoals in Zweden trouwens, is hoe moeilijk een samenleving transformeert in een migratiesamenleving. Landen zoals de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk zijn weliswaar ongelijker maar zijn al langer vertrouwd met etnische diversiteit. Dat kost tijd. Toen ik jong was, hing er op de deur van Engelse pubs niet zelden een bordje met daarop no blacks, no Irish, no dogs. We hebben een lange weg afgelegd.’ (lacht) DS, 19-11-2015 (Jan-Frederik Abbeloos) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 11:11. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.