'Het zijn de ouders die het mij lastig maken'
'Ik haat zwemmen, krijg ik geregeld te horen in mijn les. Ik geef lichamelijke opvoeding aan de basisschool. Jonge kinderen sporten in het algemeen nochtans graag. De meerderheid is gemotiveerd en beweegt graag. Doorheen de jaren zie je dat enthousiasme zienderogen afnemen. Dan zijn ze opeens schoolmoe en is de turn- of zwemles “iets voor kleine kindjes”. Het is mijn uitdaging om hen gemotiveerd te houden.’
‘De kantjes eraf lopen is er dus niet bij. Al leeft het cliché van de gemakzuchtige LO-leerkracht nog steeds. Weinig lesuren, een beperkte lesvoorbereiding en spelplezier: dat trekt veel kandidaten aan. Maar van de honderdtwintig studenten LO die in mijn jaar begonnen, zijn er maar veertig overgegaan naar het tweede jaar. Van alle afgestudeerde LO-leraren belandt drie vierde nooit voor de klas. Dat heeft alles te maken met het systeem van vaste benoemingen in het onderwijs. Die zijn dun gezaaid. Ik werk nu bijna tien jaar gepassioneerd in het onderwijs, en hobbel van tijdelijke aanstelling naar tijdelijke aanstelling.’ ‘Ironisch genoeg zie ik net de leraren met een vaste benoeming worstelen met hun motivatie. Ik heb zelf drie jonge kinderen. Dan sta je er extra bij stil welke mensen hen dagelijks moeten inspireren. Je wenst hen geen uitgebluste leraar toe. Helaas loopt ruim vier op de tien Vlaamse leerkrachten risico op een burn-out, en heeft 13,5 procent er al mee te kampen. Mijn meest perfectionistische collega’s zie ik het eerst uitvallen. Ik ben benieuwd of de nieuwe CAO van de Minister van Onderwijs daar iets aan zal veranderen.’ Move tegen pesten ‘Wat ik doe met pestkoppen? Gepest zal er altijd worden op school, alle goedbedoelde acties als “Move tegen pesten” ten spijt. Daar houd ik me niet echt mee bezig. Pesters consequent met hun gedrag confronteren is veel effectiever. Ik maak daar snel komaf mee.’ ‘Soms loopt het de spuigaten uit. Onze school is gestart met een groot antipestplan nadat vier jonge gasten een leerling uit een hogere graad hadden aangepakt. Dat was niet gewoon wat duwen, de ziekenwagen kwam erbij te pas. In mijn les is het gelukkig nog nooit zo uit de hand gelopen. Een schaafwonde hier en daar, dat kan gebeuren. Maar als leerlingen zich misdragen, mogen ze zich van mij op de gang omkleden. Preuts of niet. Of ik laat ze strafwerk schrijven. “Kristiaano Ronaldo kopd goed”, krijg ik dan terug.’ ‘Migrantenkinderen vormen de meerderheid in mijn klassen. Je merkt hoe hun religie het onderwijs binnensijpelt: de zwarte jongen zegt tegen de Aziaat dat hij tegen de Marokkaan moet zeggen dat hij varken eet. Dan is het kot te klein. Dat is hetzelfde zeggen als: jij volgt de regels van je geloof niet. Maar meestal blijft dat bij wat uitdagen en later zie je die gasten weer samenspelen. Plagen hoort erbij. Zo bepalen kinderen hun positie in de groep.’ ‘In turntenue zijn ze allemaal gelijk. En van nature hebben kinderen helemaal geen probleem met verschillen in afkomst. Buiten de schooluren blijven ze misschien meer binnen hun eigen gemeenschap, maar op school oordelen ze puur op karakter en gedrag. Het is niet zo dat Vlaamse kinderen meer migrantenkinderen pesten en omgekeerd, je ziet evengoed problemen tussen sportieve en minder sportieve, en tussen mondige en minder mondige kinderen. Sommigen hebben dan weer een groot verantwoordelijkheidsgevoel, of houden zich er het liefst van al buiten.’ ‘Soms worden evengoed leraren gepest. Ik heb eens een stagiaire geplet tussen twee valmatten aangetroffen in de turnzaal. Vraag me niet hoe ze daar beland was. Die matten staan altijd tegen de muur. Toen ik binnenkwam lag ze ertussen en waren er drie kinderen bovenop aan het springen. Vreselijk is dat, als beginnend turnleraar.’ Shht, de meester wacht ‘Gezag is onontbeerlijk in deze job. Je moet de druk aankunnen en er hard voor werken: blijven hameren op orde en stilte en duidelijke regels stellen. Soms kijk ik de kinderen bewust niet aan, maar toon met mijn lichaamshouding dat ik aan het wachten ben tot ze allemaal stil op de bank zitten. Uiteindelijk beginnen ze dan vanzelf op elkaar te roepen: “Shhht, de meester wacht”.’ ‘Het zijn de ouders die het voor mij soms lastig maken. Ouders zouden zo niet mogen klagen. Vandaag was een jongen voor de honderdste keer zijn zwembroek kwijtgespeeld. Ik houd hem altijd extra in de gaten, maar het is en blijft een ramp. Toch werd ik vanmorgen tegengehouden door zijn mama toen de bel al ging. Ze kende geen woord Nederlands, haar dochter moest tolken, maar het zat haar wel hoog en ze hield mij verantwoordelijk. Ik stem dan wijselijk in. Een bevriend LO-leraar werd al eens op een vuistslag getrakteerd door een oom van een leerling. Daar bedank ik feestelijk voor.’ ‘Ouders vragen me ook wel eens: “Kan onze Kobe al 25 meter zwemmen? Ik heb hem ingeschreven voor een zwemkamp.” Dat weet ik niet uit het hoofd, zeg ik dan. Kobe, kan jij dat? Praat toch met je kind! Ga er zelf eens mee zwemmen.’ Een nieuwe Tia Hellebaut ‘Alle kinderen zijn anders. Er zijn er die niets graag doen, zelfs geen tikspelletjes, maar wel helemaal openbloeien als ze tegen de tijd mogen lopen. Wie balsporten haat, kan een grote fan zijn van klimmen en klauteren. We proberen zo veel mogelijk alternatieve sporten uit, van tchoukball tot ultimate frisbee. Voetballen doen ze al genoeg op de speelplaats.’ ‘Ik streef ernaar zo veel mogelijk kinderen een succesbeleving mee te geven – als de grootte van de klas dat toelaat tenminste. Met 26 anderstalige kinderen geef je geen les, maar doe je veeleer aan management. Wie bij honkbal niet met de stick kan slaan, krijgt bijvoorbeeld een tennisracket. Of ik vereenvoudig de spelregels. Uitzonderlijk zie ik een groot talent voor me, maar dat heb je niet in elke generatie. Een kind uit de derde kleuterklas sprong in mijn les plots vanuit stilstand anderhalve meter ver. Dat wordt de nieuwe Tia Hellebaut.’ ‘Ook kinderen met overgewicht die minder fit of lenig zijn, kunnen plezier beleven aan een sport. Er zijn sporten waar je niet superslank, groot of wendbaar voor moet zijn. Ik vertel hen altijd over het wereldrecord gewichtheffen, behaald door een kerel van 165 kilo, met een BMI van 50 of 60. In medische termen is dat morbide obesitas. Hij heeft zijn lichaamsgewicht gebruikt om supersterk te worden.’ De verkeerde goal ‘Sinds het M-decreet kunnen nu ook kinderen met een beperking meedraaien in de les. Zo kan ik een kind met een rolstoel in de turnles vragen om materiaal te verplaatsen, of op en neer te rijden. Ze kunnen enigszins integreren, maar ik stel me grote vragen bij het decreet. Heel mooi en nobel, maar wij kunnen deze kinderen niet de aangepaste zorg geven die ze in het buitengewoon onderwijs wel krijgen.’ ‘Een kind met een cognitieve stoornis is willens nillens een storende factor in de les. Ze kunnen geen gedrag kopiëren, stampen de bal in de verkeerde goal en maken de oefening voor andere kinderen onmogelijk. Zo worden de verschillen uitvergroot. Ook de infrastructuur is er niet op voorzien. Dat doet deze kinderen geen recht.’ ‘De LO-les is natuurlijk een buitenbeentje. Sport zal altijd bijkomstig blijven in het onderwijs. Al tonen verschillende studies aan hoe belangrijk het is voor een kind om meer te bewegen in deze tijden van smartphones en ipads. Maar er zal nooit een kind niet overgaan naar het volgende studiejaar vanwege een tekort voor LO. Maar ik zou niets anders willen doen dan turnleraar zijn. Als mijn lichaam het toelaat, doe ik het een leven lang.’ Bron: De standaard (Plus) Link: http://www.standaard.be/cnt/dmf20180226_03378061 Eigen mening: Ik vind dat deze leerkracht bij veel van zijn stellingen gelijk heeft. Zie bijvoorbeeld zijn stelling over pesten. Hier zegt hij dat het niet zozeer de vershillende cultuurgroepen zijn die elkaar pesten maar dat het pesten ook onderling voorkomt. Zijn mening over het M- decreet kan ik goed plaatsen, voor leerkrachten die niet zijn opgeleid om met deze kinderen te werken kan dit heel moeilijk worden. |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 13:26. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.