actualiteitsforums

actualiteitsforums (http://actualiteit.org/forums/index.php)
-   Artikels & Boeken (http://actualiteit.org/forums/forumdisplay.php?f=132)
-   -   Ken uzelf en u kent een populist (http://actualiteit.org/forums/showthread.php?t=65648)

Barst 2nd January 2017 15:07

Ken uzelf en u kent een populist
 
Ken uzelf en u kent een populist

Karel Verhoeven

DEEL1 Kerstessay De Standaard 2016:

Kunnen we niet gewoon onszelf zijn?


Waarom nemen minder vrouwen de pil? Omdat ze weer meester willen worden over hun eigen lichaam. Daar begint identiteit. Om weer jezelf te kunnen zijn, is een opstand nodig. Het verzet ontbrandt op vele fronten, stelt Karel Verhoeven vast. We moeten onze kracht heroveren. Iets waarin we thuis zijn, heeft beschutting nodig.


Wie zich neerlegt bij het idee dat er nog maar twee soorten kiezers bestaan, de rationeel democratische en de impulsief populistische, die in totaal gescheiden werelden leven, trapt niet alleen in de val van populisten, maar maakt het zichzelf ook te comfortabel. Alsof wij er niets mee te maken hebben en nu ook maar een slachtoffer worden. Kennis van de ander begint bij zelfkennis. Laten we voor een begrip van de populistische revolutie daarom beginnen bij onszelf. Op een terrein dat helemaal ‘van ons’ is.

Onze opvattingen over lichaam en seksualiteit zeggen wellicht het meest over wie we denken te zijn. Verschuift ons zelfbeeld, dan manifesteren de trillingen zich daar het duidelijkst. Een helder signaal is de groeiende aversie tegenover de pil. De pilmoeheid neemt al twee decennia toe. Van alle vrouwen die voorbehoedsmiddelen gebruiken, slikt nog maar 77 procent de pil. Het was ooit bijna 90 procent. Dat het gebruik van de pil tot trombose kon leiden, was het begin van de onrust. De discussie werd dit jaar passioneel toen een grootschalige Deense studie het vermoeden van veel vrouwen bevestigde dat de pil kan leiden tot meer depressie. Dat pookte het vuur op dat al langer brandt op sociale media over een ander vermoeden bij veel vrouwen: dat de pil hun libido onderdrukt.


Lust en levenslust

Het was ooit een bevrijding dat de pil ingrijpt op een natuurlijke functie van het lichaam. Voor het eerst in de geschiedenis waren vrouwen meester over hun fertiliteit. Nu voelt dat ingrijpen aan als een vervreemding. Het stuit tegen de borst dat vruchtbaarheid een ziekte lijkt die vrouwen afremmen met een medicijn. Vooral dat de pil het lichaam misleidt met chemische hormonen, wringt met het verlangen naar een natuurlijk en zuiver leven.

De hormonen tasten vrouwen aan op twee domeinen waar we ons het kwetsbaarst voelen: lust en levenslust. Nu we alles zichtbaar maken op sociale media, ligt daar het laatste strikt persoonlijke territorium. Het voelt aan als de kern van wie we zijn. Zit het goed met de (levens)lust, dan kunnen we productieve en creatieve levens leiden. Zit het niet goed, dan lijden we aan depressie of burn-out. Daarvan beleven we tegenwoordig een epidemie. De pil raakt dus aan wat we nu beschouwen als essentiële facetten van onze identiteit.

Vorige generaties vrouwen accepteerden de neveneffecten omdat de pil één overweldigend voordeel heeft. Ze is de veiligste contraceptiemethode en biedt dus vrijheid. Veilig in de betekenis dat wie ze op tijd neemt, niet zwanger wordt. Die vrijheid is voor vrouwen verworven, maar een ander soort vrijheid wint aan belang. De vrijheid om te zijn wie je echt bent. Om je lichaam te voelen zoals het echt is, met alle mood swings en lustgevoelens die het van nature heeft. Op zijn minst in je lichaam moet je helemaal thuis kunnen zijn. Is thuis zijn en je ‘thuis voelen in de tijd’ niet de grote wens die iedereen in deze ontwortelde tijd koestert, zoals Geert Mak en Thierry Baudet dat met lyrische eenvoud beschrijven in een gezamenlijk boekje? Is dat niet het diepste verlangen, los van waar je ideologisch staat, rechts of links, als nationalist of multiculturalist?


Take back control

Maar blijven we nog even op dat intieme domein, voor we de ontwortelde tijden induiken. Interessant is vooral hoe het verzet tegen de pil de vorm aanneemt van een opstand tegen het establishment. De gevestigde medische orde heeft de reële, lichamelijke ervaringen van vrouwen paternalistisch weggewuifd. Het was makkelijk praten voor de medische experts, doorgaans mannen die met de rede konden zwaaien omdat zij de synthetische hormonen nooit zelf voelden huishouden. Vooral vrouwelijke lustbeleving is met weinig ijver onderzocht. Amper een handvol ernstige studies, ondanks decennia van klachten. Vrouwen is voorgehouden dat het om een marginaal probleem gaat, dat de voordelen objectief gesproken en statistisch bekeken over de hele populatie onvergelijkbaar veel groter zijn, dat de farmaceutische industrie al veel gedaan heeft om de pil zo licht mogelijk te maken, dat ze de nadelen er maar moeten bijnemen. En tot slot: dat er geen echt alternatief is. De mannenpil komt er nooit.

Geen enkele traditionele drukkingsgroep, lobby of consumentenvereniging voert het verzet aan. De opstand ontbrandt spontaan op sociale media. Hun verontwaardiging zet vrouwen ertoe aan hun persoonlijkste ervaringen te delen. Die ontboezemingen zijn de brandstof van het verzet. Andere vrouwen vinden ze moedig en liken en delen ze. De posts krijgen bijna een bereik dat traditionele media het nakijken geeft, en die media zien in de betrokkenheid ‘nieuws’. Het onderwerp krijgt de traditionele journalistieke behandeling, een mengeling van persoonlijke getuigenissen met objectiverende inschatting van experts.

Dat koelt de argwaan niet, integendeel. ‘Geen enkele studie zal ooit goed genoeg zijn voor de medische wereld om de ervaringen van vrouwen serieus te nemen’, schrijft de Amerikaanse Holly Grigg-Spall, die de kwestie al jaren onderzoekt (DS 5 oktober) . De vrouwen moeten het hormonale juk afgooien en de controle over hun eigen lichaam en lust terugnemen. Take back control, hun soevereiniteit terugwinnen op de geglobaliseerde vrije markt die hen vervreemdt van hun identiteit en die hun vitaliteit beteugelt. Ik schrijf het nadrukkelijk in de taal van de Brexit, die erg lijkt op de taal van het protest tegen internationale vrijhandelsakkoorden, en waarvan echo’s opduiken in de nationale verdediging die het Front National wil optrekken. Taal verbindt verlangens die uiteenlopend leken.

De beweging heeft geen enkele organisatie, wordt niet geregisseerd en communiceert spontaan op media die niet gemodereerd worden. Niettemin heeft ze een verregaande impact op concreet gedrag. Fertiliteitsspecialisten geven toe dat het tijdperk van de hormonale contraceptie eigenlijk voorbij is. Farmabedrijven zijn na zestig jaar sleutelen aan de pil stilaan uitontwikkeld. Chemische contraceptie past niet meer bij onze huidige identiteit. We hebben ondertussen andere prioriteiten over wat goed is.


Wie er niet bij horen

Waarom begin ik met de pil? Vruchtbaarheid, vitaliteit, seksuele autonomie zijn de pijlers van onze identiteit. Ze lijken op geen enkele manier politiek. Die schijn bedriegt in dit tijdsgewricht, waarin politiek uit zijn hengels geheven wordt door identiteitskwesties. Over ‘identiteit’ wordt in abstracties gesproken, alsof het om vage noties gaat uit geschiedenis en cultuur, alsof ze inherent verbonden is met ‘volk’ en ‘natie’. Maar identiteit is ook lijfelijk en het gevoel cultureel belaagd te worden, ontstaat bij het gevoel lichamelijk belaagd te worden. 2016 begon met de aanrandingen en pogingen tot verkrachting in Keulen. Wat vrouwen moeten aan- of uittrekken, leidt tot oplaaiende passies. 2016 eindigt met kanselier Angela Merkel die de verkiezingen intrekt met een boerkaverbod. Zeker na de aanslag in Berlijn moet dat gelden als een helder signaal dat de Willkommenskultur begraven is en dat ook Duitsland grenzen stelt.

Het verzet komt op heel verschillende domeinen op gang, maar vertoont gelijkaardige trekken. Het libidineuze moet worden beschermd. Iets essentieels dat van ons is, moet gevrijwaard. We moeten terug naar de bron. Onze kracht moet hersteld. Iets waarin we thuis zijn, heeft beschutting nodig. We moeten ons lot weer zelf meer onder controle krijgen. We moeten vertrouwen op onze eigen ervaring. Dat is de ervaring die we delen in het collectieve, een naamloze gemeenschap van instemming en overeenstemming.

Het is glashelder wie niet tot die gemeenschap behoort, soms is dat economisch, soms nationaal of raciaal, in veel gevallen religieus. ‘Wij’ zijn een publieke opinie die niet gehoord wordt, omdat de paternalistische elite vindt dat ze ons niet moet horen. ‘Wij’ moeten op onze eigen inzichten vertrouwen, want de experts bedienen de elite en niet ons. Wij weten zelf wel wat goed voor ons is, omdat we terugkeren naar wie we echt zijn.

Verkiezing na verkiezing worden de politieke consensus en de redelijke politiek weggeblazen door dit strijdbare, nieuwe idee van identiteit.


Te veilige vragen

Dat de nood aan beschutting zo’n brede hunkering is geworden, spoort niet met hoe het populisme in Europa en de Verenigde Staten doorgaans wordt geduid. Een diepe kloof heet de democratie te verdelen. Twee sets van waarden botsen, twee omschrijvingen van identiteit. Aan de ene kant staan zij die zich tot bloei voelen komen in een open maatschappij, aan de andere kant zij die uit angst de deuren dicht willen. De kosmopolieten zijn hoogopgeleid, mobiel, stedelijk, jong en ze hebben een vrouwelijker profiel. Hun inkomen ligt hoog, hun risico op werkloosheid is laag, hun culturele weerbaarheid is robuust. De traditionalisten zijn laagopgeleid, blank, man, ouder en ze zijn ‘slachtoffers van de globalisering’. Cultureel voelen ze zich belaagd, hun laatste privileges ontglippen hen en ze zien anderen en nieuwkomers vooruitgang boeken.

Hebben de enen hoop, dan voelen de anderen rancune. Beide groepen leven in gescheiden werelden. Ze wonen in andere wijken en streken, gebruiken andere media, eten en drinken anders, houden er andere opvattingen en waarden op na, en ze stemmen op andere partijen. De kosmopolieten schrijven de analyses. Ze speculeren nu verwoed over welke opstandigheid de traditionalisten drijft. De media vragen zich af waarom ze die mensen niet goed kennen.

Het is een verleidelijke vraag. Wie ze stelt, gaat ervan uit dat ‘die mensen’ door andere impulsen worden gedreven dan ‘wij’. We deinzen voor hen terug omdat ze boos zijn, tabula rasa verlangen, omdat ze met velen zijn en er niet meer voor terugschrikken om hun opstandigheid te ventileren. Toch blijft het een veilige vraag, omdat het antwoord nooit onszelf mee in rekening neemt. We zullen besluiten dat we goed moeten luisteren en respect moeten hebben voor hun verzuchtingen. Waarna we hen zullen proberen te overtuigen om niet meer op de populisten te stemmen omdat die onkies en onredelijk zijn, liegen, groepen tegen elkaar opzetten, op racisme en seksisme aansturen, totaal onrealistische voorstellen doen, en ons naar de democratische afgrond leiden. Dat is allemaal waar. Maar daar hoeven we onszelf niet meer van te overtuigen. Dat weten we al. In dit kerstessay wil ik het over de Trump in elk van ons hebben. Wat is ‘ons’ idee van identiteit nu eigenlijk? Waarom leent het zich zo makkelijk voor populistische politiek? En wat kunnen wij leren van dat populistische verzet?


DS, 26-12-2016 (Karel Verhoeven)

Barst 2nd January 2017 15:12

Ken uzelf en u kent een populist
 
Ken uzelf en u kent een populist

Karel Verhoeven

DEEL2 Kerstessay De Standaard 2016:

De revolte van de onzekeren


Over populisten sluimert het idee dat ze achterlijk zijn. Maar zou het niet kunnen dat ze vooroplopen, vraagt Karel Verhoeven zich af. Neem ons idee van vrijheid. Dat is zo schraal geworden dat populisten het zich moeiteloos toe-eigenen. En ze voegen er iets nieuws aan toe: bescherming. We beleven geen revolte tegen de elite, maar een revolte van de onzekeren.



Het is makkelijk om te zeggen dat ze allemaal gek geworden zijn, de kiezers die in onze democratieën zulke radicale keuzes maken. Veel moeilijker is het om in de spiegel te kijken. Wat beschouwen wij, zogenaamd redelijke mensen, dan als ons ideaal? Waarin verschilt het van dat van hen?

Vrijheid. Ik gooi het meteen op tafel. Over vrijheid zijn we het roerend eens. Dat bleek de voorbije twee jaar. Als radicaal-islamitische terroristen zichzelf opblazen in onze luchthaven en metro, ons onder vuur nemen in een concertzaal en in de trein, ons verpletteren tijdens een vuurwerk of kerstmarkt, dan zijn het eigenlijk onze vrijheden in onze open, mobiele maatschappij die ze viseren.

Maar wat zijn die vrijheden? Ik las de laatste maanden geen duidelijker pleidooi dan dat van Edith Schippers. In de regeringen van haar partijgenoot Mark Rutte (van de rechts-liberale VVD) is ze sinds 2010 minister van Volksgezondheid en Sport. Toen ze begin september in de Hendrik Jan Schoo-lezing een podium kreeg voor haar ideeën, verbaasde ze vriend en vijand met een ode aan de vrijheid. In het door Geert Wilders en populistische snipperpartijtjes opgejaagde Nederland, spreekt ze met zeldzaam gezag.

Schippers vindt dat we ons onvoldoende bewust zijn van het gevaar. We zijn ten prooi gevallen aan een sluipende laksheid tegenover onvrijheid. ‘We hebben tolerantie verward met onverschilligheid’, gispt ze, en ze gooit er een steen achteraan richting multiculturalisme. Het is dringend tijd dat we wakker worden en de fundamentalistische islam en maatschappelijke segregatie zien voor wat ze zijn, acute bedreigingen voor wat ons definieert.

De vraag die ze zichzelf en ons stelt, is prangend: zal haar dochter nog wel de vrijheid hebben ‘om zelf te kunnen beslissen hoe zij wil leven en wie zij liefheeft? Om haar eigen identiteit te kunnen bepalen. Wat zij wil worden, wat zij wil doen, hoe zij zich wil kleden. Mijn dochter is een kind van haar tijd, met een grote vrijheidsdrang.’ Voor die vrijheid heeft onze maatschappij decennia gevochten, tegen kerk, burgerij en conservatieve conventies in. Nu we ze eindelijk evident vinden, gaan we ze toch niet te grabbel gooien aan de politieke islam? We moeten weer compromisloos worden, we mogen afwijkingen van wat wij normaal vinden niet accepteren. En we moeten weer leren voor onze keuzes te staan.


Identiteit is een verlangen

Edith Schippers vertolkt wat tot voor kort geduid kon worden als een redelijk rechts geluid. Ze zegt wat ze denkt en ze doet dat beredeneerd, zonder ‘lazer zelf op’, ‘pleur op’ (Mark Rutte) of ‘rot op’ (Ahmed Aboutaleb, burgemeester Rotterdam) te roepen. Maar herlees haar speech en het wordt duidelijk welke ideologische aardverschuiving de asiel- en migratiecrisis het voorbije jaar teweeggebracht heeft. Haar idee van de belaagde vrijheid is nu niet meer van rechts, maar van het centrum. Ze oogstte er vanop bijna alle banken lof voor. Dat zou in Vlaanderen ook het geval zijn. SP.A-voorzitter John Crombez zei niets anders afgelopen zomer in het interview in De Standaard, waarin hij uit de kast kwam over veiligheid, asiel en migratie: ‘Er zijn grenzen’ (DS 13 augustus) .

Om geen enkele twijfel te laten bestaan over die nieuwe duidelijkheid, gooide Crombez er ‘we zijn de toon kotsbeu’ van die ‘soms zeer jonge moslims’ die ‘verkondigen wat de norm moet zijn’ tegenaan. Bekeerlingen tonen zich het ijverigst in de nieuwe leer.

Wat bedreigen die ‘jonge moslims’ precies, volgens het angstbeeld dat over hen bestaat? Onze liberale versie van zelfrealisatie. Worden wat je wilt, kunnen zijn wie je echt bent, gewoon jezelf kunnen zijn. Dat is al bij al maar een kaal staketsel van vrijheid. We beschouwen de vrijheid graag als het moeizaam bereikte resultaat van een historische strijd. We hebben haar aan de Verlichting te danken, zeggen we dan. Bij ons heeft de kritische rede het al twee eeuwen gewonnen van het religieus dogmatisme en van het traditionalisme.

Maar is het wel de nuchtere, kritische rede die ons leidt? Wie we zijn is vooral wie we kunnen zijn als we het zouden willen. Identiteit is een mogelijkheid, en nog meer een verlangen. Dat moet onbegrensd zijn. Niets mag ons in de weg staan in onze zoektocht naar wie we écht en authentiek zijn. Veel meer dan op de rede moeten we kunnen vertrouwen op onze intuïtie. Wie we zijn is hoe we ons voelen. We zitten pas goed in ons vel als we erin slagen om onszelf te vinden.

De seksuele vrijheid is daarom de belangrijkste vrijheid geworden. Gisteren schreef ik over hoe vrouwen de pil opzijleggen omdat seksuele vrijheid ongerept en oorspronkelijk moet zijn. Vanzelfsprekend moet de vrouw daarvoor ook maatschappelijk vrij zijn en in alles gelijke rechten hebben. Zoals vrouwen en mannen vrij moeten zijn in hun seksuele oriëntatie, of ze dus op mannen, vrouwen of allebei vallen, dan wel op een van de 71 genderstatuten die Facebook erkent. Die vrije, onbelemmerde keuze gaat naar de essentie van onze identiteit. Hoe kort vrouwen zich kleden of hoe uitbundig homo’s zich tonen, is daarom meer dan stijl. We kunnen erover van smaak verschillen, maar we kunnen er geen compromissen over sluiten.

Over geen enkel andere waarde bestaat zo’n brede consensus. We konden het voorbije decennium over die vrijheden spreken alsof ze niet meer politiek waren. We hebben ze nodig om onszelf te worden. Jezelf zijn is geen ideologie. Toch?


Het nationaal-individualisme

Hoe ironisch is het dan dat vrijheid de motor blijkt van populistische politiek. Kijk naar hoe de populisten zichzelf noemen. Partij Voor de Vrijheid (Wilders) – Il Popolo della Libertà (Silvio Berlusconi tot 2014) – Europa van Vrijheid en Directe Democratie (de fractie in het Europees Parlement met Ukip, Alternative Für Deutschland en de Movimento van Beppe Grillo) – Vrijheidspartij van Oostenrijk FPÖ – en alle bevrijdingsretoriek waar de Trump- en de Brexitcampagnes zich van bedienden. Of neem Vlaams Belang: in de grondslagen van haar beginselverklaring, in de allereerste paragraaf dus, noemt de partij zich rechts-nationalistisch omdat ze ‘de vrije mens erkent zoals hij is’. Al die vrije mensen samen zijn het vrije volk. Over dat volk morgen meer. Vrijheid is de allerbelangrijkste in het rijtje ‘waarden en normen’ waarmee de partij zichzelf definieert. ‘De mens is vrij en de partij zal zich inzetten voor het beschermen van de individuele mens.’ In eerste instantie door ‘de identiteit van het eigen volk’ te beschermen tegen ‘vreemdelingen en inwijkelingen’.

Het verlangen naar autonomie, dat begint bij het individu, blijkt dus een politieke goudmijn. Wat ooit een liberaal credo was, is de kern geworden van hoe we onszelf beschrijven. Maak die vrijheid narcistischer, wees reductionistisch in wat we ermee nastreven en wees expliciet in wie die vrijheid bedreigt, en je verwoordt een heel eenvoudige en onweerstaanbare hunker. Plotseling woedt er een hevige cultuurstrijd met de islam. Een vrouw in een boerkini oefent niet haar religieuze vrijheid uit. Als onderworpene aan religieuze dwingelandij daagt ze onze identiteit uit – ze spuwt op onze vrijheid.

Het wonderlijke van die strijd is dat hij moeiteloos de verworvenheden van het ik-tijdperk verbindt met een nationale opdracht. Want de vrijheid die elk individu voor zichzelf nastreeft, moeten we ook allen samen als volk bewaken. Wij met onze trotse geschiedenis van vrijheid verdedigen onszelf tegen hen die verknecht zijn aan religie en tradities. Dat levert dan ‘nationaal-individualisme’ op, zoals de Nederlandse politicoloog Dick Pels dat bestempelt. Een merkwaardige coalitie van liberale, conservatieve en nationalistische denkbeelden die radicaal-rechts vleugels geeft. Het is oké om je af te keren tegen de migranten en tegen de elites die onze vrijheid en identiteit aantasten. In geen tijd krijg je de helft van het electoraat achter een politiek die tot voor kort niet scheen te bestaan.


Diplomademocratie

Lastig hebben de populisten het niet om vrijheid naar hun hand te zetten. De voorbije dertig jaar heeft het economisch reductionisme het pad geëffend. Vlaams Belang poneert dat het met zijn erkenning van de vrije mens ‘ideologieën verwerpt die van de maakbaarheid van de mens uitgaan’. Maar dat is een loos verzet, want die ideologieën zijn er niet meer. Linkse partijen pleiten voor meer solidariteit, maar au fond zijn ook zij het er roerend mee eens: de mens maakt zichzelf. Dankzij de vrije markt kunnen we worden wie we zijn. Het is aan elk van ons om te beslissen hoeveel moeite we doen om onszelf in die nog onbestemde, vrije wereld te lanceren. Dat is onze persoonlijke verantwoordelijkheid. Niemand houdt ons tegen, de markt ligt open.

Daarom aanvaarden we dat de kloof zich almaar verder uitdiept tussen hen die er veel van maken en hen die er weinig van maken. Dat is niet in de eerste plaats een inkomenskloof, in België blijft die dankzij de herverdeling al bij al stabiel, het is de kloof tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden. Die groeit op alle vlakken. De gevolgen zijn ingrijpend. Bij laagopgeleiden neemt het zelfvertrouwen af. Nogal wiedes: ze zien de anderen vooruitgaan en voelen zichzelf achteruitgaan. De zekerheid van een loopbaan onder de vleugels van één of twee zorgzame werkgevers is verdwenen, vooral hun jobs zijn pasmunt voor de waarde van de beurskoersen, hun buurten verkleuren sneller, de confrontatie met assertieve nieuwe migranten is rauwer en directer, de vervreemding van de eigen thuis intenser.

De abstracte omschrijving is dat ze de verliezers van de globalisering zijn. De realiteit is dat ze negentien jaar minder lang gezond leven dan hoogopgeleiden en dat hun toekomst altijd onzeker is. Zij vormen de grote meerderheid van de kiezers die voor de Brexit stemden, voor Trump, voor de extreemrechtse Oostenrijkse presidentskandidaat Norbert Hofer (FPÖ).

Misschien moeten we het niet over de opstand tegen de elite hebben, maar over de revolte van de onzekeren. Ik denk dat onzekerheid het meest onderschatte politieke sentiment is van de voorbije decennia. Het spoort niet met vrijheid, jezelf worden, je intuïtie volgen, meester worden over je eigen bestaan, je kansen grijpen, kortom dat wat we als onze collectieve maatschappelijke opdracht ervaren.

Politieke partijen hebben die onzekerheid niet opgemerkt, of ze hebben ze beschouwd als een tijdelijk neveneffect van een onvermijdelijke economische logica. Ze hebben de onzekerheid in elk geval niet tot politieke inzet gemaakt. Ze hebben dan ook weinig voeling met de lagergeschoolden. Politiek is het speelveld geworden van hoogopgeleide professionals, de kenniswerkers, de symbolische analisten, de creatieve klassen. Zij vormen de diplomademocratie, zoals de Nederlandse hoogleraar bestuurskunde Mark Bovens dat noemt. Zij zitten in het parlement, worden activist, bestaffen de lobbyorganisaties en belangenverenigingen, zij lezen de kranten. De kans is groot dat u een van hen bent.


Ik en het volk

Donald Trump sprak voor alle populistische partijen toen hij zei dat hij van de laagopgeleiden houdt. Je moet het de populisten nageven: hen zal je niet horen zeggen dat ze ‘goed moeten luisteren naar de bezorgdheden van die mensen’. Vrijheid voor iedereen. De magic trick zit in de bescherming die zij aanbieden: wij, het volk, de natiestaat. ‘Ik eerst’ spoort feilloos met ‘eigen volk eerst’, of zoals Ukip-leider Nigel Farage het in het Europese parlement uitlegde op de eerste sessie na de Brexit: ‘Wat de kleine mensen hebben gedaan, de mensen die zich verdrukt voelen: ze hebben de multinationals afgewezen, de internationale banken, de grote politiek, ze maken van Groot-Brittannië opnieuw een normale onafhankelijke natie die zichzelf bestuurt.’ En zo spellen populisten plotseling als de behoeders van vrijheid en democratie de les aan liberale democraten, terwijl die democraten sussen dat het wel meevalt met de bedreiging van de vrijheden.

We kunnen onszelf dus niet het comfort gunnen te denken dat populisme aan de overoever ligt. Met identiteitspolitiek wordt doorgaans bedoeld dat populisten een eigenheid optuigen op basis van natie, volk, ras of culturele gemeenschap. Dat doen ze ook. Maar aan de basis ligt een identiteitspolitiek die wij, redelijke mensen met gematigde politieke opvattingen, al te goed kennen. Wij zijn onze vrijheid. We zijn minder radicaal, dat is waar. We leven nog in de illusie dat we verder niet veel gemeenschappelijks nodig hebben. Over populisten sluimert het idee dat ze achterlijk zijn en sentimenten aanspreken die we al lang achter ons hadden moeten laten. Zou het niet kunnen dat ze voorlopen? Dat kunnen worden wie je echt wil zijn als maatschappelijk project inderdaad tekortschiet, dat we iets nieuws nodig hebben, iets dat verbindt en meer zekerheid kan geven en dat de ervaring van vrijheid rijker kan maken. Dat is de epische uitdaging die populisten de traditionele politiek nu voor de voeten gooien.


DS, 27-12-2016 (Karel Verhoeven)

Barst 2nd January 2017 15:17

Ken uzelf en u kent een populist
 
Ken uzelf en u kent een populist

Karel Verhoeven

DEEL3 Kerstessay De Standaard 2016:

Zij hebben wél een alternatief


De kiezer die op Donald Trump stemt, of op Marine Le Pen of Michael Gove, volgt niet per se andere impulsen dan u of ik, denkt Karel Verhoeven. Wie ongerust is, grijpt terug op grenzen. En al gooit het populisme iedereen op de grote hoop van ‘het volk’, het heeft wel degelijk een project.



Een van de verbluffendste politieke metamorfoses uit de moderne geschiedenis staat op naam van Michael Gove, hoofdrolspeler in het Brexit-drama. Gove stond bekend als een zindelijke, ja zelfs joviale liberaal, te keurig eigenlijk om een diehard-conservatief te zijn, een man met een Oxford-diploma die zichzelf eerst lanceerde als politiek journalist en presentator van een satirische tv-show.

Snel nadat hij in 2010 minister van Onderwijs was geworden in de eerste regering van David Cameron, werd duidelijk dat Gove het in zich had om de volgende premier te worden. Portretten van hem uit die tijd staan bol van woorden als fatsoenlijk, beleefd, loyaal. Viel nooit uit de toon. Komt zelf niet uit de hoogste klassen, een beurs gaf hem toegang tot een privéschool. Een sterke maar constructieve debater. Michael Gove is kortom een geestig man in de beste Britse traditie, geknipt om leider te worden in een evenwichtige, open en respectvolle democratie.

In de verbijstering over hoe politici uit het establishment met de Brexit zo’n hold-up konden plegen, ging de meeste aandacht naar de excentrieke Boris Johnson. Gove is grijzer en daarom fascinerender. Toen hij zijn overstap maakte naar het leave-kamp, schreef hij een verdedigingsrede over democratie en het gebrek eraan in Europa. ‘De EU is ontworpen om de macht en controle bij de elite te houden eerder dan bij het volk’, schreef hij. Het was een klassiek nationalistisch betoog over de kracht van zelfbestuur die gefnuikt wordt door Europese regelneverij.

Snel begreep de leave-campagne dat ze het met ‘soevereiniteit’ niet zou winnen. Dus ging ook de keurige Michael Gove uit een ander vat tappen: het volk versus de elite. Zijn interview op Sky News met journalist Faisal Islam is memorabel. ‘Ik vraag niet dat het publiek mij vertrouwt’, zegt Gove. ‘Ik vraag dat het publiek zichzelf vertrouwt. Ik vraag het publiek dat het de controle terugneemt over ons lot, weg van de mensen die afstandelijk, niet aansprakelijk en elitair zijn. Ik denk dat mensen in dit land hun buik vol hebben van experts. We moeten vertrouwen op de Britse bevolking om de juiste beslissing te nemen. Dat is geen blind vertrouwen. Een van de opvallende aspecten aan dit debat is dat zij die bepleiten dat we in de Unie blijven, een direct financieel belang hebben. Jij, Faisal, staat aan de zijde van de elites. Ik sta aan de zijde van het volk.’ Er volgde een overweldigend applaus in de zaal.


Make France great again

Het is een geval van politieke radicalisering. Zoals een straatcrimineel in enkele weken een moslimterrorist wordt, zo vervelt een liberaal-conservatieve intellectueel in nauwelijks enkele maanden tot een prototypische populist – en met hem een groot deel van zijn electoraat. Zij worden plotseling ‘het volk’. Als het volk gewoon zichzelf is en op zichzelf vertrouwt, dan vindt het wel de wijsheid om het juiste te doen.

We kunnen niet beweren dat het argument ons vreemd is. Vrouwen die elkaar oproepen om het farmaceutische establishment te wantrouwen en zelf te beslissen om te stoppen met de pil (dat voorbeeld besprak ik maandag), doen op een persoonlijke schaal hetzelfde. Ook een volk heeft een lichaam en een ziel, het spreekt uit één mond tijdens referenda en verkiezingen wanneer ‘het volk’ daar wint. Nigel Farage sprak over ‘een overwinning van echte mensen’. Donald Trump noemt zich The People’s president. Marine Le Pen gaat de verkiezingen in met de slogan au nom du peuple.

Op welke manier zijn ook u en ik dat volk? Op haar verkiezingsmeeting in Fréjus in september vatte Marine Le Pen in een monumentale speech, karikaturaal in zijn pathos, de koe bij de horens: ‘Frankrijk, dat is eerst en vooral het Franse volk, ons volk’, sprak ze. ‘Het Franse volk, dat zijn jullie en wij. Dat zijn miljoenen mannen en vrouwen die fundamenteel verbonden zijn door onzichtbare maar onverbreekbare banden, verbonden door de liefde voor een land, door de gehechtheid aan een taal en een cultuur. Een volk is één hart dat in miljoenen borstkassen klopt, het is eenzelfde adem, eenzelfde hoop.’

Het spreekt voor zich dat Le Pen de stem is van die ene adem. Het volk is zijn zelfwaarde verloren, zijn idee van wie het echt is, zijn ziel en vrijheid. Van buitenaf wordt het verknecht door Europa en door de internationale markten, van binnenuit wordt het belaagd door migratie en islam. Het volk moet weer zeker worden van wie het is, ‘want zij die zeker zijn wie ze zijn en wat ze moeten doen, vinden hun plaats in de wereld’. Dus moet het volk zijn eigen lot weer in handen nemen. Dat begint bij het herstellen van het primaat van de politiek. Het volk wordt middels de staat, die helemaal ten dienste staat van het volk, weer de eigenaar van het land, de economie en zijn grenzen. Sprak Le Pen Engels, ze had afgesloten met Make France great again. In andere tijden heette dat recept nationaalsocialisme.


Vloeibare tijden

Het gekke is dat veel analyses over populisme, geschreven vanuit de democratische consensus, dat fantasma van een eengemaakt populistisch volk de facto overnemen. Het zijn de verliezers van de globalisering. Ze rouwen om hun voormalige status. Ze zijn wrokkig. Ze zijn misleid door fake nieuws of partijdige media. Ze kennen er niets van, ze beseffen niet echt waarvoor ze stemmen. Ze zullen er spijt van krijgen. Hun racisme en hun seksisme zijn te betreuren vormen van primitief, ja onopgevoed denken. We moeten naar ze luisteren, hun bezorgdheden ernstig nemen, en hen duidelijk maken dat ze moeten terugkeren naar de politiek van de rede. ‘Het volk’ krijgt op dat vlak dezelfde behandeling als ‘de moslim’ – we moeten hen behoeden voor radicalisering, en als het te laat is, moeten we inzetten op deradicalisering, waarvan we ook al niet weten hoe het werkt.

Eén ding steekt: dat electoraat reageert op de belofte dat er wel een alternatief mogelijk is. Laten we even afstand nemen van onze morele verontwaardiging. Populisme formuleert een radicale kritiek. Die wordt uitgesproken in een brutale en aanvallende taal. Bij Trump zijn dat zinnen van zes woorden, bij Le Pen gezwollen retoriek, bij Gove holle frases en getallen. Het zijn statements, geen argumenten, laat staan feiten. Maar laat dat niet verblinden. Dat ze de ambitie hebben om een radicaal alternatief voor te stellen, is nieuw en ongehoord en eigenlijk wel opwindend.

We voelen ons enigszins betrapt. Politiek gaat al decennia over correcties op het systeem, niet meer over het systeem zelf. Dat nationale democratieën nog enige greep hebben op de borderless economy en de finances sans frontières is een dagelijkse desillusie, herhaald bij elke grote bedrijfssluiting, bij cijfers over werkgelegenheid, bij discussies over faire belastingen en grote vermogens. Neem de sluiting van Caterpillar, de belastingontduiking door Apple of Starbucks, de onbillijke concurrentie door Google, duizenden vennootschappen in de Panama-papers, de teloorgang van de Tobintaks, het fiasco van de speculatietaks, de argumenten tegen een vermogenswinstbelasting of de ‘utopie’ van een belasting op de allergrootste vermogens. Als er al een overtuigend idee zou zijn om grondig bij te sturen, ontbreken de hefbomen en de middelen.

Breed woedt de onrust over het tempo waarin kaders, grenzen en beschermingen wegvallen. Hoeveel zeggenschap hebben we nog? Vooruitgang kan toch niet alleen het afgeven van autonomie betekenen? De Pools-Britse socioloog Zygmunt Bauman schreef een briljant oeuvre over de angst en onzekerheid in die nieuwe ‘vloeibare tijden’. ‘Een open maatschappij stond oorspronkelijk voor een vrije maatschappij die haar eigen lot in handen had’, schrijft hij in Liquid times. ‘Nu wordt het steeds meer een beangstigende ervaring voor een bevolking die uit elkaar gespeeld wordt, geen ankers meer heeft en overweldigd wordt door krachten die ze niet controleert en ook niet meer begrijpt.’


Het voorbeeld van Ceta

Zo’n bevolking grijpt terug naar grenzen. Niet alleen in de migratiecrisis (een trofee voor rechts), ook in economische dossiers (een trofee voor links). Toen ze de klikcijfers in de gaten kregen, schoten de Waalse media wakker uit hun idee dat Ceta een technische discussie was voor de politieke incrowd. Met elk televisieoptreden vergrootten de verdedigers van Ceta de huiver: de critici heetten onverantwoord te zijn. Irrealistisch. Ze zouden schande over ons afroepen. Ze waren te laat en niet competent. Experts oordeelden dat de nadelen niet opwegen tegen de voordelen, globaal genomen en statistisch gesproken, voor de hele economie. Wie bijsturingen vroeg, wilde de economie kapot. En tot slot: waar bemoeiden die Walen en hun deelstaatparlementje zich mee? Er komt geen aanpassing!

De psychologie van het Ceta-verzet was inderdaad belangrijker dan de bijsturingen. Na jaren waarin de economie de democratie infiltreert en naar haar hand zet (dat is de lucide these van Luc Huyse, elk jaar meer door de realiteit bevestigd), is dit een aanzet van de tegenovergestelde beweging. Schamel misschien, maar dat zoiets überhaupt mogelijk is, geeft een opstoot van democratische roes.

Dus neen, de radicalisering van een deel van de publieke opinie is niet zo obscuur. Er gaat een redelijk verlangen aan vooraf. Maandag beweerde ik dat ons verlangen om authentieker te kunnen zijn, spoort met de populisten. Dinsdag schreef ik dat het vanuit het ideaal van vrijheid en autonomie, de essentie van onze identiteit, maar een kleine stap is voor populistische narcisten. Vandaag voer ik aan dat de populistische kiezer niet door radicaal andere politieke impulsen wordt gedreven dan de redelijke kiezer. Het verlangen een echte keuze te hebben, autonomie te kunnen opeisen, bescherming te kunnen behouden.

Populistische politiek stelt de redelijke politiek wel degelijk voor het blok: is het wel zo redelijk om geen fundamentele veranderingen na te streven? Om zelfs niet meer de hoop op meer zelfbeschikking te koesteren? Om zich erbij neer te leggen dat het primaat van de politiek slechts een vage herinnering is? Wiens belangen dient die traditionele politiek eigenlijk? Die twijfels laten zich niet hooghartig wegwuiven.


Quid N-VA?

En wat met racisme? Slaat dat dan geen onoverbrugbare kloof? Daar hebben we sinds Zwarte Zondag intussen 25 jaar lang over gedebatteerd. We hebben veel nuance gevonden in redenen en motieven. We hebben ook ervaren hoe xenofoob denken breed insijpelt. Desondanks staat nog een formele en juridische grens overeind die ook een politieke grens bleef. Die stelt velen gerust. In ons land hebben wij misschien het kwaadste al achter de rug. Dat is vals comfort. Populisme is een gevaarlijker tegenstander voor het democratisch denken dan xenofoob rechts. Dat was eendimensionaal en nostalgisch. Populisme daarentegen is utopisch. Het ent zich op de identiteitskramp die we voelen. Het heeft een echt project.

Het is aantrekkelijk om ‘het volk’ een wil en macht toe te schrijven. Het revolutionaire potentieel ervan is weergaloos. Elk frêle individu kan onder de koepel van ‘het volk’ gaan schuilen voor de beangstigende ervaring van onze ‘vloeibare tijden’. Dat volk is niet links of rechts. Het is één. ‘We hebben geloofd in het absolute individu, maar dat is verslonden door consumentisme, dat zelf maar een speeltje van de markt is en van de verlangens die men daarop projecteert’, wordt dat in de speech van Le Pen. ‘We zijn gezwicht voor de leugens van het ultraliberalisme en van het radicale individualisme, en voor de religie van het multiculturalisme.’ Het volk is niet langer de markt. Het wordt zichzelf en verlangt naar een nieuw collectief project, een nieuw gemeenschappelijk goed. En wat heeft de traditionele politiek in de aanbieding?

Sta dus sceptisch tegenover hen die beweren dat er een Berlijnse Muur staat tussen populistische politiek en redelijke politiek. Denk aan Michael Gove. Keurige conservatief, oprechte democraat. Voelt de grondstroom, ziet de kans op een historische omwenteling, ruikt een weg naar de macht, en gooit er zijn politieke talent tegenaan. Er valt geen vergelijking te maken met Bart De Wever, die er graag op wijst dat de ‘Berlijnse Muur’ tussen zijn politiek project van inclusief nationalisme enerzijds en etnonationalistisch populisme anderzijds intact is. Maar voor de imposantste politicus van Vlaanderen rijst de vraag vanaf welk punt de imitatie van populisme in technieken en stijl niet meer te onderscheiden zal zijn van populisme. Rechters vellen politieke arresten, vakbonden houden politieke stakingen, mainstreammedia doen aan politiek gestuurde berichtgeving. ‘Men construeert een verhaal. Neutraal? Objectief? Genuanceerd? Ammehoela!’ zei hij in 2015 tijdens het openingscollege in Gent, een lezing die hij zelf aanduidt als ijkpunt voor zijn visie op asiel, migratie en identiteit.

Daar ligt volgens De Wever (en zijn partijgenoot en staatssecretaris van Asiel en Migratie Theo Francken) het nieuwe politieke strijdveld, bij de ‘culturele angst’ die volgt op de ‘exodus’ en slecht verteerde immigratie. De opinie, en dat zijn ‘de mensen’, pikt het niet meer dat de media daar een framing van solidariteit op leggen en de waarheid niet zeggen, dat rechters de nieuwe consensus niet volgen, dat vakbonden hun achterhaalde ideologische agenda blijven verdedigen. ‘De opinie’ wordt mondig. En, stelt De Wever niet ontevreden vast, ‘dat is een revolutie die nog in volle gang is’.

Een leider vindt soms gaandeweg zijn volk. Het volk vindt zichzelf met zijn leider.


DS, 28-12-2016 (Karel Verhoeven)

Barst 2nd January 2017 15:21

Ken uzelf en u kent een populist
 
Ken uzelf en u kent een populist

Karel Verhoeven

DEEL4 Kerstessay De Standaard 2016:

Jij bepaalt welk feit je gelooft


Nederland is met zijn partijpolitieke versnippering een merkwaardige uitvergroting van hoe een populistische aanpak kan gedijen. Dat sociale media met hun directheid, emoties en interactie daar een grote rol in spelen, hoeft niet te verbazen. Daarom geeft Karel Verhoeven de mainstreammedia deze missive: wees realistisch.



Als laboratorium van radicale politiek geeft Nederland de rest van Europa het nakijken. In de aanloop naar de verkiezingen voor de Tweede Kamer op 15 maart 2017, bruist het van de ideeën om de democratie te repareren, gedreven door het streven om ‘schoon schip te maken met dingen die mensen gewoon spuugzat zijn’, zoals Geert Wilders dat verwoordde in De Telegraaf in zijn eerste interview nadat hij veroordeeld was voor het aanzetten tot discriminatie. U kent intussen het verlangen: weer baas worden in eigen land.

In Nederland moet daarvoor een dam worden opgeworpen tegen ‘de tsunami aan vreemdelingen’ en moet de ‘geldkraan richting Brussel’ dicht. De uitdagers van het establishment willen het land bevrijden uit de klauwen van de multiculturele elite, ook bekend als de politiek correcte elite. Vandaag, in het laatste deel van dit kerstessay, wil ik dieper ingaan op het basisingrediënt van politieke radicalisering dat tot de Brexit en Trump onderbelicht bleef: die elite regeert via de mainstreammedia. Pak die media aan, beschrijf zelf de wereld en je kan hem naar je hand zetten.

Het regent in Nederland daarom voorstellen om de lijnen tussen volk en politiek zo direct mogelijk te laten lopen en de politieke en mediatieke elite buitenspel te zetten. Het begint bij beroepspolitici afschaffen en de kiezer rechtstreeks aan zet brengen, altijd en over alles. De nieuwe partij Geenpeil gaat de verkiezingen in met de eis van directe democratie waarin alle tussenechelons overbodig worden. De vertegenwoordigers in het parlement zijn slechts het doorgeefluik van wat de kiezer wil. De partijleden stemmen over elk onderwerp via een app, de parlementsleden nemen zelf geen enkel standpunt in, maar volgen trouw de uitslag van de online stemming van de partijleden. Ze worden levende stemkastjes. Degelijk geïnformeerd hoeft de burger daarvoor niet te zijn. Hij mag zijn buik laten spreken. Geenpeil is een afgeleide van de nieuwsblog Geenstijl, die er prat op gaat ‘tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend’ te zijn en die belofte ruimschoots waarmaakt. Geenstijl is al jaren een verbijsterend succes: hufterig, scheldend, virulent rechts en hevig anti-politiek correct, anti-migratie, anti-islam, anti-Europa, met schandelijke ‘onthullingen’ die aan de kaak stellen wat andere media ‘niet durven’, en noemt zich daarom de echte stem van het volk, die de zaken ziet en benoemt zoals ze zijn.

Voor u denkt dat dit marginale fenomenen blijven: in zes weken tijd wist Geenstijl dit jaar meer dan 450.000 steunbetuigingen te verzamelen om een referendum te houden over het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne. Het referendum kwam er, het verdrag is met 61 procent verworpen. Premier Mark Rutte (VVD) sleepte vorige week op de Europese top een akkoord uit de brand met de andere EU-lidstaten dat tegemoet komt aan de eisen van Geenstijl & co. Een geslaagd voorbeeld van de nieuwe ‘actiejournalistiek’ om de macht terug naar het volk te halen.


Weg met de poortwachters

De slogan waarmee Forum voor Democratie naar de verkiezingen trekt, is daarom niet eens zo aanmatigend: ‘Op 15 maart heroveren wij de democratie!’ Oprichter van het Forum is de luide conservatieve publicist Thierry Baudet, een van de andere initiatiefnemers van het Oekraïne-referendum. Volksvertegenwoordigers als levende stemkastjes vindt Baudet onzin. De tussenlagen van het bestel, daar heeft hij het op gemunt. De bemiddelaars die kennis verzamelen en informatie filteren, kranten en traditionele media, andere politieke partijen en zelfs universiteiten, spelen de rol van ‘gezag verlenende instanties’. Dat geeft hen een onevenredig grote invloed. Een elite van amper een paar honderd mensen domineert de politieke cultuur, zij bepalen wie spreekrecht krijgt, welke onderwerpen taboe blijven, waar het debat over moet gaan. Ze hebben daardoor vrijwel een monopolie op de macht en zijn aan niemand verantwoording verschuldigd. De toekomst is daarom aan open netwerken en platformen. Het referendum is daar het uitgelezen politieke instrument voor. Referenda moeten bindend worden. En dan zijn er nog petities, burgerinitiatieven, crowdfundingacties, collectieve acties waarmee de burger opnieuw controle over de politiek kan verwerven.

Natuurlijk heeft die nieuwe rechtstreekse burgerpolitiek pas echt kans op slagen als het bastion van de media opengebroken wordt. Het Youtube-filmpje ‘De media willen niet dat je dit weet… Trap er niet in!’ schopte het eind juni, vlak na de Brexit, tot trending topic in Nederland. Het was het werk van nog een andere nagelnieuwe partij op rechts, Denk. Vier leiders op een barkrukje waarschuwen de kijker: media handelen als ‘poortwachters voor de gevestigde orde’. Zij bepalen wat u als waarheid voorgeschoteld krijgt. ‘Dat heeft verstrekkende gevolgen.’ Maar deze nieuwe politici, Bekende Nederlanders dankzij de media, hebben vertrouwen in de wijsheid van het volk: ‘Jij bepaalt waar je wel of niet in gelooft.’

Dat ‘schoon schip maken met dingen die mensen gewoon spuugzat zijn’ van Wilders begint dus bij welk soort feiten je niet meer wil ‘geloven’. Plotseling kan de wereld weer overzichtelijker worden. Toen Michael Gove tijdens de campagne voor de Brexit zei dat de Britten genoeg hebben van experts en dat het volk, de mensen, de wijsheid van hun eigen oordeel moeten volgen, omdat ze zelf wel weten wat goed voor hen is, werd dat ervaren als schandalig poujadisme. Helaas kreeg hij gelijk van de kiezer. Daarom loont het om langer te blijven stilstaan bij de redenering erachter. Media houden echte verandering tegen. Ze zijn een instrument van de elite om de status-quo in stand te houden. Die elite bedient zich van een gouden grondstof: feiten. Met ronkende titels beklede experts uit universiteiten, overheidsinstellingen, denktanks, banken en lobbyorganisaties krijgen in de media ruim baan om de wereld te beschrijven zoals die voor hen goed uitkomt: open, internationaal, tolerant, met meer winsten voor hen die al winnen. Kennis van zaken is een eufemisme voor ‘bemoei je er niet mee’. Het politieke debat wordt het domein van technocraten onder elkaar. Zij bestendigen het bestel. Wie het grondig anders wil, wie fundamentele kritiek heeft of een echt alternatief voorstelt, zoals meer grenzen en minder tolerantie, verwerft in dat systeem geen autoriteit. Hij vindt dus geen gehoor.


Die media toch

Je kan niet beweren dat de radicale critici het helemaal fout hebben. Ook in de vorige afleveringen van dit kerstessay moest ik vaststellen dat populisme als kritiek soms lucide uit de hoek komt. Zoals over de wens om weer controle te verwerven over onszelf en onze leefwereld (maandag), over de nood aan beschutting voor het te kale individualisme (dinsdag), over de hunker naar een alternatief (woensdag). Media zijn autoriteitsmakelaars. Ze verlenen gezag en vertrouwen op de inschatting van talking heads. Ze rapporteren veelvuldig over de bevindingen en opinies van vooraanstaanden uit instellingen zoals universiteiten, lobbyorganisaties en gevestigde machten.

Media hanteren bovendien sterke maar onuitgesproken conventies over wanneer iets een meldenswaardig feit wordt. Dat feit moet passen in wat een breed publiek al weet, en bouwt dus voort op heersende opvattingen en idées reçues. ‘Nieuws’ is daarom altijd ook bekend terrein of wordt er snel weer in ingeschreven. Het wereldbeeld van media is dat van een meerderheid, het is wat de gevestigde orde als ‘redelijk’ ervaart. Omdat het zo bondig en vaak herhaald wordt, is het sterk normatief. Nieuwsmedia versterken dus elkaar. Ze merken echte contestatie pas laat op. Tot die contestatie reële macht of geloofwaardige vertegenwoordigers verwerft, wordt ze bejegend als irrationeel, ongeloofwaardig en marginaal.

Je hebt dus geen complot of linkse journalisten nodig om tot na de eerste stembusresultaten vol te houden dat Trump onmogelijk kan winnen of dat een Brexit absurd is. Dichter bij huis verklaart dat waarom het zo lang duurde voor zowel de Franstalige als de Vlaamse media het protest tegen Ceta ernstig namen. Alle talking heads zeiden dat Ceta beslist was, dat er geen alternatief was, dat dit soort verdragen al decennia afgesloten wordt, dat zij die protesteren zichzelf en ons belachelijk maken. In Vlaanderen domineerde het beeld van een PS-orkestratie tegen de Vlaamse belangen en welvaart. Pas toen Paul Magnette boven zichzelf en zijn politieke berekening uitsteeg, verschenen scheuren in die dominante waarheid.

In vergelijking met radicale uitdagers blijkt hoe getrouw media zijn aan het bestel en de mainstream, ook als die ‘rechts’ is, wat zeker in economisch en budgettair opzicht al jaren het geval is. Dus ja, media zijn poortwachters, ze zijn een gezag verlenende instantie, een tussenlaag. Ook mediacritici zonder manifeste politieke agenda duiden dat de media ten kwade.

Maar die kritiek heeft iets absurds. Selecteren en doorlaten is nu eenmaal wat nieuwsmedia doen. Ze communiceren voor een grote massa. Ze bevragen kritisch en oefenen controle uit, maar ze doen dat doorgaans binnen de bandbreedte van het aanvaarde debat. Ze werken vanuit de consensus en passen die met vertraging bij. Soms zijn ze te traag. Maar als ze goed hun werk doen, zijn ze temperend en matigend. In een liberale democratie, waarin de publieke opinie erg volatiel kan zijn, zijn dat belangrijke kwaliteiten. De grote vraag is nu hoe goed ze hun werk doen in populistische tijden.


Sociale media dan maar

Want mainstreammedia blijken weerloos voor enkele van de eigenaardigheden van populisme. Trump heeft de kwaliteitsmedia uitgeput met één simpel mechanisme: doorbreek de norm. Wat je ook doet, zorg dat het fascinerend is. Dat wordt altijd nieuws. Een Amerikaanse presidentskandidaat die zich naar behoren gedraagt, is geen nieuws. Hoe minder waardigheid, hoe minder waarheid, hoe meer nieuws. De uitdaging wordt nog groter nu hij zijn beleid begint vorm te geven. Er niet over rapporteren is geen optie. Maar ‘nieuws’ daarover raakt onvermijdelijk gekleurd door verbijstering, bezorgdheid en verontwaardiging. Dat levert journalistiek helaas weinig op en speelt populisten in de kaart. Want ze mogen dan beweren dat ze van de mainstreammedia af willen, ze maken de 24-uur-nieuwseconomie tot hun beste bondgenoot. Het levert hen alle voordelen op die media schenken, van notoriëteit tot autoriteit. Stuurt Geert Wilders na de aanslagen in Berlijn via Twitter een wansmakelijke fotomontage van Angela Merkel met bebloede handen? Dan wordt dat nieuws, want het is wars van politiek fatsoen en gaat trending op sociale media. Omdat de fotovervalsing schandaal wekt, wordt ze zelfs in Terzake op de VRT getoond, blijft lang in beeld opdat de kijker onder de indruk zou zijn. Wanneer opinies politieke feiten worden, wint de extreemste. De N-VA heeft met haar tweet over de wereldvreemde rechters nog maar een teen in het water gestoken.

Dus vinden populisten hun bedding in sociale media. De wetmatigheden van die netwerken liggen hen ten zeerste. Emotie, engagement, interactie, veel likes en comments, dat zijn de valuta om hoog te scoren in de algoritmes van Facebook en om de trending topics van Twitter te halen. Ontvlamt de boel onvoldoende op spontane wijze, dan zijn likes en shares per doelgroep te koop. Maar veel efficiënter is natuurlijk een boodschap zo te brengen dat ze een snaar raakt en spontaan omhooggestuwd wordt door de kracht van de gemeenschap. Of het feitelijk juist is, is in die context een vreemde vraag. Wanneer genoeg mensen onderschrijven dat ze het waar, interessant, opwindend of afstotelijk vinden, dan wordt dat een feit dat reguliere media dan overnemen als ‘nieuws’. Ook in Vlaanderen hebben alle partijen intussen sociale-mediamarketeers in dienst die monitoren waarover het rumoer gaat en die experimenteren met doelgroepen. De directe toegang tot de kiezer levert een schat aan data op over welke toon en boodschap aanslaan en wat de publieke opinie emotioneert. In de lange aanloop naar twee verkiezingsjaren kunnen we een onophoudelijke stroom aan interactie uitlokkende politieke boodschappen verwachten en hoogoplopend schandaal. Als het maar scoort.

De politiek wervende belofte van sociale media is dat populariteit zich daar spontaan en dus authentiek opbouwt. Er zijn geen poortwachters. Bekendheid verwerf je op eigen kracht. Dus oogt de autoriteit van sociale media zoveel democratischer. Het volk schijnt er direct en vrijuit te spreken. De publieke opinie wordt mondiger, waarschuwde N-VA-voorzitter Bart De Wever de media vorig jaar al. De publieke intuïtie laat zich niet langer kisten. Ze komt tot uiting als een grondstroom die de politiek correcte media te kijk zal zetten. Tegen de grondstroom en de basisintuïtie ingaan, is typisch een reflex van de multiculturele elite. De sociale media zullen hen tot de orde roepen.

Want het echte doel van wie reële macht wil veroveren met radicale voorstellen, blijft om de reguliere media aan zijn kant te krijgen. Pas dan ontstaat een nieuw normaal, verankerd door ‘de gezag verlenende instanties’. Geen Brexit zonder het jarenlange gebeuk van grote kranten op ‘Brussel’ en zonder steun van een deel van de nieuwsmedia tijdens de campagne. De impact van valse nieuwsberichten in de Amerikaanse presidentsverkiezingen verzinkt erbij in het niet.


Verover de geesten

Wie grondige verandering als politiek doel heeft, haalt ooit Antonio Gramsci uit de boekenkast. De Italiaanse communist en onorthodoxe marxist formuleerde treffend wat nodig is om een omwenteling te bewerkstelligen. Verandering is in de eerste plaats een gevecht om culturele dominantie. De revolutie gebeurt nooit spontaan, ook al wordt het volk in al zijn belangen geschaad. Er is een omwenteling in de culturele waarden nodig, vroeger uitgedragen door school, kerk en cultuurinstellingen, nu vooral door massamedia en sociale media. De revolutie begint dus bij een lange ideologische veroveringstocht, een gevecht om waarden en normen, om beschrijvingen, om wat het grote publiek als evident en wenselijk beschouwt. Verover de geesten, en de echte macht valt je in de schoot. Het is een langzaam werk, maar het levert een hegemonie op die tot duurzame macht leidt.

Dat is de inzet in de strijd om wat geldt als ‘feit’ en welk ‘feit’ je wil ‘geloven’. Niet alleen voor populisten trouwens, ook de N-VA refereert op tijd en stond aan Gramsci. De populistische revolutie hult zich in simpel taalgebruik en stompe redeneringen, maar haar strategie is uitgekiend en ambitieus. Ze ent zich op reële verlangens die breed leven. De zucht om terug thuis te kunnen komen, om kracht en autonomie te herstellen, om de vrijheid te vrijwaren om authentiek jezelf te kunnen zijn, de hang naar meer beschutting en een nieuwe verbondenheid, het geloof in de kracht van het eigene, het gevoel dat een gemeenschap niet samenvalt met een markt en dat een individu meer is dan een consument, de vaststelling dat identiteit te schraal wordt als ze is uitgekleed tot de mogelijkheid om alles te kunnen worden wat je maar wil, de eis om gehoord te worden en weer meer controle te krijgen, de vrijheid om grenzen te kunnen stellen. Daarover had ik het in de vorige afleveringen. Als reguliere politiek uit het defensief wil treden tegenover de populistische aanvallen, zal ook zij die verlangens tot haar inzet moeten maken.


Verontwaardiging volstaat niet

En wat met reguliere media? Als ze hun werk goed willen doen, kunnen ze zich geen naïviteit meer veroorloven. Ook de media zullen radicaler moeten worden. Daarmee bedoel ik niet dat media nu ook (of opnieuw) de ideologische kaart horen te trekken. Wellicht moeten ze juist minder van ideologie en normativiteit uitgaan, zich minder ontsteld tonen, minder snel ‘uitgedaagd’. Het zal helpen om zuinig te zijn met verbijstering en verontwaardiging als impuls om iets tot ‘nieuws’ te verklaren. Dat maakt de journalistiek te conservatief.

Radicaler kan de journalistiek naar mijn inschatting zijn op twee fronten: wakker voor gefundeerde contestatie, en dus minder comfortabel en volgzaam zijn bij het autoriteitsoordeel. Dat vergt een moeilijke combinatie van kennis van zaken en specialisatie met kritische afstand. Er is geen krachtiger basis voor journalistiek dan zelf weten waar het over gaat, vooral in ogenschijnlijk technische kwesties. Terwijl de kerststalrel vorige week onder luid gekrakeel werd uitgevochten, werd de minister van Defensie teruggefloten omdat hij een investering van 9,2 miljard in een programmawet goot die de komende regeringen tot 2030 voor zijn legeraankopen laat betalen.

Doordrijvender kan de journalistiek ten tweede zijn in feiten. Dé waarheid laat zich zelden vinden, maar feiten leiden wel op weg ernaartoe. We worden niet zozeer uitgedaagd door een post-truth-politiek (Engels woord van het jaar) als door een postfaktische politiek (Duits woord van het jaar). Die politiek schuift op naar de domeinen waar meningen en gevoel tellen, zoals identiteit, het ‘culturele onbehagen’ met asiel en migratie of angst. Dat schept grenzeloze mogelijkheden voor symbolische discussies. Maar zelfs daarin blijven feiten doorslaggevend. We kunnen feiten systematisch verkiezen boven meningen en beweringen, we kunnen ze rigoureuzer natrekken en nuchterder neerschrijven. Ze kunnen worden weerlegd of bevestigd. Ze doen ertoe. Ongeacht welke feiten je gelooft, de realiteit slaat toe. Om die realiteit moet het voor nieuwsmedia blijven gaan.

Louter verontwaardiging brengt ons nergens, was mijn leidraad in de vier delen van dit kerstessay. Ze maakt dat we ons voor even goed voelen over onszelf, maar ze maakt ons blind voor de verlangens waar de populistische revolutie zich op ent. Het zijn ook ‘onze’ verlangens. Als het over populisme gaat, hebben we weinig redenen tot optimisme. Dus moeten we realistisch zijn. In de eerste plaats over onszelf. Want bij onszelf begint het verzet.


DS, 29-12-2016 (Karel Verhoeven)


Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 00:51.

Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.