De sluipmoord op een idee
De sluipmoord op een idee
Paul Goossens Hoe talrijker zij de sprong in en over de Middellandse Zee waagden, hoe meer we over onszelf begonnen te praten. Wie we zijn, waar we voor staan, hoe vrouwvriendelijk ons volkje is, wat we in de kookpot stoven. Onze mooiste normen en waarden werden van onder het stof gehaald, opgepoetst en uitgestald. Politieke en religieuze leiders, staatssecretarissen en tavernehouders, allen voelden ze zich geroepen om de nieuwkomers de roestvrije fundamenten van het onthaalland bij te brengen. De klassiekers passeerden de revue: scheiding van kerk en staat, rechten van vrouwen en homo’s, vrije meningsuiting. De volgorde kon al eens wisselen en indien nodig werd er een extraatje aan toegevoegd. Niets mis mee, in een diverse samenleving is er ruimte voor fabels en waarheid. Wat wel stoorde, was de bijna complete stilte over gelijkheid. Het was dé grote afwezige in de vitrine van al ons moois. Uitgerekend het idee dat meer dan tweehonderd jaar geleden in Frankrijk het ancien régime onderuithaalde en vervolgens de hele wereld fascineerde en blijft inspireren, kwam niet aan bod. Een vergetelheid? Vergeet het, het was veeleer een sluipmoord. In navolging van Ayn Rand is gelijkheid voor velen aan de top een onbruikbaar, zelfs toxisch begrip geworden. Het staat haaks op een maatschappelijk project dat door een diep geloof in ongelijkheid en elitaire pretenties wordt aangestuurd. Bijgevolg wordt de verlichting herschreven tot een verhaal van maximale vrijheid en minimale broederlijkheid. Gelijkheid wordt afgevoerd als hinderlijke ballast. Verspilziek feestje Ooit waren gelijkheid en vrijheid onlosmakelijk aan elkaar geklonken. Pas in een wereld van gelijken kon vrijheid zich ontplooien. Vrijheid, zo droomde de verlichting, was ingebed in gelijkheid. Die droom werd nooit werkelijkheid. Plots was er die andere revolutie, de industriële, die de ene, onverdeelde natie overhoophaalde en er een verdeelde klassenmaatschappij van maakte. Het ‘werkvolk’ werd in marginaliteit en extreme armoede gedumpt. En altijd waren er ideologen die de nieuwe ongelijkheid als een natuurlijke orde legitimeerden en er de economische weldaden van opklopten. Omdat ze allergisch voor gelijkheid zijn, hebben conservatieven de verlichting nooit omarmd. En als ze het wel deden, was het om de égalité beter te verstikken, van haar sociale lading te ontdoen en in ijle politieke, bijna metafysische sferen te tillen. Een democratie waar politieke gelijkheid losgekoppeld is van het sociale, opereert in het luchtledige en begint vroeg of laat te hallucineren. De Grieken, zo ontdekten de Trojanen, mag je nooit onderschatten, conservatieven evenmin. Ze hebben belangen, brains en een grand strategy: uitholling van het gelijkheidsideaal. De Vlaamse politicus die enkele dagen geleden met de kilheid van een diepvries afkondigde dat er in de sociale zekerheid nog geld te ‘rapen’ is, versprak zich niet. Het was een onthullende woordkeuze, de man heeft een plan en een bek. Het beste wat dit land ooit op poten zette, datgene wat een beetje egalitaire, humane samenleving mogelijk maakt, wordt als een duur, verspilziek feestje weggezet. De brutale toeter past in de Vlaamse variant van de grand strategy. Geen enkele partij, ook de meest liberale of nationalistische, kan zich hier een asociaal imago permitteren. Wie toch de beuk in de sociale zekerheid of het gelijkheidsidee zet, moet list en leugen bezigen. Zo’n operatie gebeurt undercover, als in een sluipmoord. Ook in Vlaanderen wordt de samenleving herijkt en wordt de toekomst op nieuwe pijlers gebouwd. Gelijkheid is geen doel meer. Ze moet zich steeds meer legitimeren voor een tribunaal van vrijheid, concurrentiekracht en begrotingsevenwicht. Dat triumviraat stelt de nieuwe norm en forceerde in de jaren 70 een regimewissel. Sindsdien wordt gelijkheid gedoogd. Sindsdien drijven rijk en arm steeds verder uit elkaar en kon 1 procent van de bevolking aan een veroveringstocht zonder voorgaande beginnen. Vorig jaar bezat die 1 procent op wereldvlak al meer vermogen dan de overige 99 procent. Cijfers van Crédit Suisse, een bank met kennis ter zake. Al in 2008 waarschuwde de altijd voorzichtige Oeso in het spraakmakende rapport Growing unequal? voor de groeiende kloof tussen arm en rijk. In de update van 2011 was het vraagteken verdwenen en vervangen door een alarmkreet. Divided we stand: why inequality keeps rising. Niemand betwiste de cijfers, maar opnieuw waren het woorden in de wind. Niet alleen van de Oeso trouwens, ook in het IMF, het Vaticaan en de Verenigde Naties werden beklijvende zinnen over een verdeelde en onrechtvaardige wereld uitgesproken. De 1 procent maalde er niet om, de portefeuilles spekten verder aan. Op wereldvlak versnelde de concentratie van rijkdom, in de meeste welvarende landen kon de happy few de kloof verder uitdiepen. In het slechtste geval moest de beau monde een status-quo slikken. En toch is het een misvatting de aanslag op het gelijkheidsidee alleen in de sfeer van geld, inkomen en vermogen te situeren. Het geroffel over identiteit en onoverbrugbare cultuur- en religieverschillen bewijst dat er op een veel breder front slag wordt geleverd. Wat begon als overjaars nostalgisch verdriet naar de tijd van toen, is zijn onschuld kwijt. Nog maar eens wordt identiteit door nationalistische politici gekaapt en naar believen met christelijke kreten en een metershoge prikkeldraad opgetuigd. De forten in Europa In een continent met zoveel onverwerkt en gewelddadig verleden is een explosievere cocktail nauwelijks denkbaar. Veel, zo niet alles wat de Europese Unie uniek maakte, komt op de helling. Landen worden weer forten, die zich achter ijzeren gordijnen van de wereld afsluiten. De open society van gelijken wordt ondermijnd en ingeruild voor kortzichtig revanchisme van de naties. Een vluchteling die achter staaldraad wordt neergepoot, muteert van medemens tot migrant, vreemdeling, indringer, net-geen-crimineel. Hij is niet langer een gelijke en daarmee is hij het meest waardevolle in zijn schamele bagage kwijt. Hij wordt een tweederangsmens. Een kostenpost ook, iemand die je zonder veel wroeging geld en juwelen afhandig kunt maken. Gelijkheid is een fragiel, kwetsbaar bouwwerk. Meer dan tweeduizend jaar hebben we er over gedaan om het in wetteksten, grondrechten en verdragen te verankeren en (een beetje) afdwingbaar te maken. En of we daar onze tijd voor namen. Zelfs in het verlichte Frankrijk kregen de vrouwen pas in 1946 algemeen stemrecht. In België was het wachten tot 1948. Nog een illustratie dat je gelijkheid nooit cadeau krijgt, zelfs niet in deze ‘vrouwvriendelijke’ contreien. Gelijkheid is een dwarse uitvinding die zich niet neerlegt bij de ongelijke werkelijkheid, ze durft te breken met de evidenties van tradities. Zo wordt een andere orde der dingen denkbaar. Privilegies, standen en hiërarchie hoeven geen fataliteiten te zijn en nog minder een natuurwet, laat staan een beschikking van een bovennatuurlijk elders. De uitvinding van gelijkheid was het begin van een odyssee, die nooit haar eindbestemming zal bereiken, maar die wel – na eindeloos veel kruistochten, koloniale rooftochten en genociden – regimes en mensenlevens ten goede veranderde en een beetje beschaving bijbracht. Maar altijd is er het gevaar van de terugval. Steeds opnieuw duikt een nieuwe elite op die op haar beurt privilegies, zelfverklaarde superioriteit en een hiërarchisch mensbeeld in wetten en economische dogma’s afschermt voor tegenspraak en indringers. DS, 23-01-2016 (Paul Goossens) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 05:22. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.