Kleuters die te weinig naar school gaan, hebben meer kans op zittenblijven
Kleuters die te weinig naar school gaan, hebben meer kans op zittenblijven
Kinderen die niet regelmatig naar de kleuterklas gaan, lopen meer kans om later een jaar over te moeten doen. ‘Als het ons menens is met de aanpak van zittenblijven en schooluitval moeten we dit al op jonge leeftijd aanpakken’, zegt minister Crevits. 99 procent van de vijfjarigen in Vlaanderen gaat naar de kleuterschool. Daarmee staan we wereldwijd aan de top. Van die groep is 2,5 procent wel te weinig aanwezig om goed te zijn, dat wil zeggen minder dan 220 halve dagen. Het gaat dus om een kleine groep en het cijfer is al jaren stabiel, maar toch wil minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) hierop inzetten. ‘Ik wil die kinderen niet opgeven,’ zegt ze. Er is immers een sterk verband tussen niet of te weinig naar de kleuterschool gaan en hoe je het later op school doet. Uit een analyse van het Departement Onderwijs blijkt dat een vijfjarige die voldoende aanwezig is in de klas 11 procent kans loopt op schoolse achterstand. Voor een leeftijdsgenoot die onvoldoende aanwezig is loopt dat op tot 54 procent. Vijf keer meer dus. ‘Als het ons menens is om iets te doen aan zittenblijven en schooluitval moeten we het vroeg aanpakken,’ aldus Crevits. De kleuters die laat of weinig naar school gaan, vertonen een terugkerend profiel. Ze hebben vaker niet de Belgische nationaliteit. Bovendien hebben ze vaker bepaalde sociale kenmerken: ze wonen in een achtergestelde buurt, hebben een laagopgeleide moeder, krijgen een studietoelage en spreken geen Nederlands thuis. Het gaat met andere woorden om een kwetsbare groep. Net zij hebben er alle baat bij voldoende schoolervaring op te doen. Die sociale kenmerken houden op zich al een risico in op schools achterblijven, los van al dan niet naar de kleuterschool gaan. Een driejarige van wie de moeder laaggeschoold is maar die wel voldoende in de kleuterklas zat, heeft 25 procent kans op zittenblijven. Terwijl zijn evenknie met een hogeropgeleide moeder maar 7 procent kans loopt. Er zijn in het verleden al verschillende verklaringen naar voren geschoven waarom ouders hun kinderen thuis houden: weinig voeling met de schoolcultuur, een thuisblijvende moeder die liever zelf voor het kind zorgt, geen plaats in de overvolle scholen in de buurt... Bron: De Standaard http://www.standaard.be/cnt/dmf20151206_02007968 Eigen mening: Ik begrijp het standpunt van Hilde Crevits volledig. Het lijkt me erg logisch. Kleuters die onvoldoende naar school gaan kunnen naar mijn gevoel minder sterk mee in de hiërarchie van de schoolcultuur. We leren al van jongs af aan hoe het schoolleven er ongeveer aan toe gaat. Kleuterschool verschilt nog met lagere school en lagere school weer met het secundair onderwijs. Dit gaat zo verder tot we aan het werk zijn. Toch leert elke school ons jaarlijks hoe we ons moeten gedragen ten opzichte van anderen. Naast ons gedrag ontwikkelen we onze vaardigheden en kennis. Dit begint effectief in het kleuteronderwijs. Het lijkt me dus erg belangrijk om onmiddellijk een goede start te nemen om onze persoonlijke en maatschappelijke vaardigheden en kennis te ontwikkelen. |
Op het eerste zicht vond ik 2,5% kinderen niet veel en vond het probleem dus ook niet zo groot. 220 halve dagen lijken op het eerste zicht nog voldoende schooldagen maar als je er over nadenkt is dit nog niet de helft van het schooljaar. De kinderen die hier dus niet aan voldoen, komen nog niet de helft van de schooldagen opdagen. Het ideale beeld voor de ontwikkeling van de kleuters zou juist zijn dat de leerlingen heel wat meer dan 220 halve dagen naar school komen.
Mijn moeder, kleuterleidster in Antwerpen, legde me uit dat dit bij hun op school inderdaad ook een groot probleem is en verklaarde dit aan de hand van volgende redenen. Kinderen die geen 220 halve dagen naar school gaan in de derde kleuterklas missen een heleboel: ze hebben meestal geen goede werkhouding, ze kunnen zich niet lang concentreren, ze kunnen geen half uur met hetzelfde bezig zijn, ze missen schoolse vaardigheden (die hen heel veel worden aangebracht in de derde kleuterklas), ... Denk alleen maar aan het voorbereidend werk dat daar vooraf gaat aan het eerste leerjaar: vormen onderscheiden om zo nadien letters te onderscheiden, gelijkenissen en verschillen herkennen, leren tellen, getalbeelden en nadien cijferbeelden herkennen, rijmen, hakken en plakken, ... Allemaal zaken die zeker niet veel aan bod komen in een gezin maar waar nadruk op gelegd wordt in de kleuterklas omdat ze deze vaardigheden later nodig hebben. Al spelend met andere kinderen leert men zelfs niet alleen deze vaardigheden maar ook nog sociale vaardigheden, leert men omgaan met allerhande situaties en leert men voor zichzelf opkomen. Meestal zijn het ook nog anderstalige kinderen die weinig naar school komen. Dat heeft tot gevolg dat ze ook het Nederlands minder beheersen en hierdoor het nog moeilijker hebben in hun verdere schoolcarrière. Daarom moeten scholen zich meer inzetten om ook deze kanshebbers meer te stimuleren, om hun ouders meer op het belang van die aanwezigheid op school te wijzen, om hen zo ver te krijgen dat ze wel hun kind zo veel mogelijk naar school willen sturen. Als dit probleem vastgesteld wordt, moet er kort op de bal gespeeld worden. Er dient meteen een gesprek met de ouders plaats te vinden waarin deze zaken ook uitgelegd worden. Eventueel kan je dit aspect ook al in de vorige kleuterjaren aanhalen om zo ook de kleuters en hun ouders te motiveren om naar school te komen. Tevens denk ik dat het heel belangrijk is om een veilige omgeving te creëren waarin de kleuters zich comfortabel voelen zodat ze ook met plezier naar school gaan en de schooldruk minder voelen. |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 00:48. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.