Hoe de eurozone de Europese eenheid ondermijnt
De slang die in haar staart bijt
Europa heeft het paard (een politieke unie) achter de wagen (een muntunie) gespannen, schrijft Timothy Garton Ash. Zolang dat paard de eurozone niet kan voorttrekken, zal Europa beetje bij beetje verscheurd worden door de muntunie die het moest verenigen. ‘Als de euro faalt, faalt Europa’, zegt Angela Merkel. Jammer genoeg is de euro aan het falen, ook al doet hij dat traag. Zelfs na een potentiële Griekse uitstap is het onwaarschijnlijk dat de eurozone in de nabije toekomst uiteenvalt. Het is veel waarschijnlijker dat ze zal blijven aanmodderen, met minder groei, minder banen en meer menselijke ellende dan zonder monetaire unie. En de ellende zal ongelijk verdeeld blijven tussen een verpauperd zuiden en een nog altijd welvarend noorden. Die verschillende nationale ervaringen zullen tot uiting komen in nationale verkiezingen, die nog meer spanningen zullen scheppen zoals we ze nu tussen Duitsland en Griekenland zien. Uiteindelijk zal dat tot een breuk leiden, maar dat kan nog lang duren. Welke eurozone? Ik was onlangs in Frankfurt op een bijeenkomst van vertegenwoordigers van belangrijke Europese investeerders. Ze mochten in een peiling kiezen tussen verschillende scenario’s voor de eurozone over vijf jaar tijd. Welk zou het waarschijnlijkst zijn? Bijna de helft koos voor ‘Japan in de jaren 1990’ en twintig procent stemde op ‘welke eurozone?’ Achttien procent koos voor ‘het Verenigd Koninkrijk na Thatcher’, waarmee ze waarschijnlijk een afgeslankte, vinnige economie bedoelden waarin soberheid en structurele hervormingen groei produceren, maar ook sociale tegenstellingen en ongelijkheid. Het probleem is dat zelfs in dat laatste, ‘beste’ scenario de ongelijkheid niet binnen een land zou bestaan, maar ongelijk verdeeld zou zijn tussen verschillende landen. Duitsland en enkele andere Noord-Europese landen zouden winnen, de rest zou verliezen. De meeste Duitse politici en economen zouden dat laatste betwisten. Volgens hen zijn soberheid en structurele hervormingen de enige oplossing. Zoals Merkel het in 2013 formuleerde: ‘wat wij kunnen, kunnen de anderen ook’. Er zijn drie problemen met die stelling. Ten eerste weet elke goede dokter dat zelfs het beste medicijn fataal kan zijn als je het in een te hoge dosis aan een verzwakte patiënt toedient. Ten tweede zijn de Grieken, Italianen en Fransen geen Duitsers. Hun economie heeft ongetwijfeld structurele hervormingen nodig, maar hun maatschappij en hun bedrijven reageren niet op dezelfde manier. Ten derde, wie zal de consument zijn als heel de eurozone een gigantische exportmachine naar Duits model wordt? Een gedeelte van de vraag moet uit de eurozone komen en vooral uit de rijkere landen, zoals Duitsland. Als iedereen zich wat meer als Duitsland moet gedragen, moet Duitsland dat wat minder doen. Maar dat wil Duitsland niet. Op lange termijn zal Duitsland daar een prijs voor betalen. Maar niet op korte termijn. In de meeste Duitse steden is er niets te merken van een crisis. Duitsland heeft landen als Griekenland met leningen moeten redden, maar veel van dat geld is rechtstreeks naar roekeloze geldschieters gegaan, met inbegrip van Duitse banken. Intussen heeft de Duitse export goede zaken gedaan met de eurozone. In Frankfurt lijkt de miserie van Athene ver weg. ‘Het probleem met Griekenland is dat het nooit heeft geprobeerd’, zegt een Duitse bankier over het soberheidsbeleid in het zuiden van Europa. Nochtans staan in dat land mensen die tot de middenklasse behoorden nu in de rij aan de gaarkeuken, heeft een op de twee jonge mensen er geen werk en zijn de uitgaven van de Grieken voor goederen en diensten volgens een schatting van de Financial Times sinds 2008 met ten minste 40 procent gedaald. Alabama en Silicon Valley Het structurele probleem is dat de monetaire zone Europees is, maar de democratische politiek nationaal blijft. Men zou veel kunnen doen, maar de politieke wil ontbreekt. Onder vier ogen geeft iedereen toe dat Griekenland zijn schuldenberg niet kan betalen. Berlijn zou die schulden expliciet kunnen kwijtschelden, in ruil voor blijvende en zinvolle hervormingen door de nieuwe Griekse regering. Of de Duitse lonen en prijzen zouden kunnen stijgen, zodat het interne evenwicht in de eurozone zou worden hersteld. Of men zou het eens kunnen worden over transfers van de rijkere naar de arme landen, zoals in een echte federale unie als de VS, waar niemand verwacht dat Alabama het even goed doet als Silicon *Valley. Door een monetaire unie te scheppen zonder een fiscale of een politieke unie hebben de Europeanen het paard achter de wagen gespannen. En het paard blijft waar het is. Dat heeft tot gevolg dat de spanning tussen de nationale democratie en de Europese integratie toeneemt. Sommige leiders van de Europese instellingen in Brussel beseffen dat. Pierre Moscovici, de Franse eurocommissaris, spreekt over ‘de Commissie van de laatste kans’. Maar veel kunnen ze niet doen, want het zwaartepunt van de macht ligt bij de democratisch verkozen nationale regeringen. Voor alle duidelijkheid: als ik moet kiezen tussen democratie en een paternalistische, autoritaire, euro-leninistische versie van Europese integratie, zal ik altijd voor de democratie kiezen. De Finse vicevoorzitter van de Europese Commissie reageerde op de overwinning van Syriza met de uitspraak ‘Wij laten ons beleid niet door verkiezingen beïnvloeden’. Maar dat moet natuurlijk net wel. Dat heet democratie en het is de grootste politieke uitvinding van Europa. Het probleem is dat de structurele problemen van de eurozone een transnationale, Europese, democratische solidariteit van medeburgers vereisen tussen de verschillende nationaliteiten van de eurozone. Die solidariteit is er niet en zal er in een voorzienbare toekomst niet komen. En dus blijven de nationale en Europese politiek met elkaar botsen en wordt Europa beetje bij beetje verscheurd door de monetaire unie die het moest verenigen. Maar dat is een langzaam proces. Zelfs de landen die het meeste te lijden hebben onder de ‘helse machine’, zoals een Duitse topambtenaar de eurozone heeft genoemd, willen koste wat het kost ‘in Europa blijven’. Syriza heeft ondanks al zijn radicalisme een opvallende bereidheid getoond om toegevingen te doen om in Europa te kunnen blijven. Ik vermoed dat Podemos in Spanje hetzelfde zou doen. Pa&Ma-bank Die landen beschikken nog altijd over het veiligheidsnet van een weliswaar verarmde welvaartsstaat. Werkloze jongeren kunnen op de hulp van hun ouders rekenen – de ‘Pa&Ma-bank’. De mobiliteit van de arbeid in de EU is bovendien een belangrijke veiligheidsklep: jonge Spanjaarden met twee universitaire diploma’s worden kelner in Londen of Berlijn. Maar die migratie is dan weer olie op het vuur van de anti-Europese retoriek van partijen als Ukip en Alternative für Deutschland. En beetje bij beetje zullen de materiële en culturele reserves uitgeput raken. En wat dan? Mijn hart hoort niet graag wat mijn verstand me zegt. Maar er is nog tijd om de trend te keren. Kunnen de Europese 89’ers, de generatie die rond 1989 is geboren, de politieke verbeeldingskracht en wil opbrengen die onze huidige politiek mist? DS, 10-03-2015 (Timothy Garton Ash, docent Europese Studies University Oxford) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 16:13. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.