‘De Duitse euforie is gevaarlijk’
‘De Duitse euforie is gevaarlijk’
‘Mijn land is té zelfbewust geworden. Arrogant zelfs. Duitsland heeft zijn vermogen tot zelfkritiek verloren.’ Marcel Fratzscher, een van de machtigste economen van Berlijn, spuwt in de soep. Zijn land doet het economisch helemaal niet fantastisch. Hij is momenteel heiss in Duitsland. Marcel Fratzscher (43) leidt het invloedrijke DIW, een belangrijke denktank in Berlijn. Volgens de Frankfurter Allgemeine Zeitung is hij na Hans-Werner Sinn de invloedrijkste econoom van het land. En vooral: hij wordt ernstig genomen door de leidinggevende politici in zijn land. Twee weken geleden zakte Sigmar Gabriel, de socialistische vicekanselier, af naar de Duitse presentatie van zijn nieuwe boek. Volgens Gabriel is Die Deutschland-Illusion van Fratzscher een ‘grote verrijking voor het politieke en economische debat’ en zelfs ‘verplichte lectuur’. Nochtans gaat Fratzscher stevig tegen de stroom in. Hij vindt niet dat Duitsland de afgelopen tien jaar een economisch succesverhaal neerzette. ‘En toch is dat wat je constant hoort’, vertelt hij. Zijn internationale boekvoorstelling in het Europees Parlement zit er net op, Fratzscher heeft zich voor een interview met De Standaard in een knalrode zetel neergevlijd. ‘Ik heb twintig jaar lang in het buitenland gewerkt. Toen ik anderhalf jaar geleden terugkeerde naar Duitsland, viel me de aanmatigende toon op. De arrogantie zelfs. “Onze economie doet het geweldig.” “Wij hebben de laatste jaren alles juist gedaan.” “De rest van Europa heeft de verkeerde beslissingen genomen.” “We hebben Europa niet nodig.” “Europa is op ons geld uit.” Het zijn een voor een illusies. Duitsland heeft zijn vermogen tot zelfkritiek verloren.’ Tijdens de boekpresentatie – voor een publiek van Europese parlementsleden, Europese topambtenaren en internationale journalisten – had Fratzscher net voordien de vraag gesteld waarmee hij ook bij Duitse lezingen zijn toehoorders graag op het verkeerde been zet. ‘Kent u dat Europese land dat sinds 2000 veel trager is gegroeid dan het gemiddelde van de andere landen in de eurozone? Waar 60 procent van de mensen minder verdient dan in 2000? Waar de armoede sterk is toegenomen? En de sociale mobiliteit drastisch is gedaald?’ De gedachten dwalen af naar Zuid-Europa, naar Griekenland of Spanje. Tot Fratzscher weer spreekt: ‘Het is Duitsland’. Is Duitsland er dan niet beter aan toe dan tien jaar geleden? ‘Duitsland is er wél beter aan toe. Eind jaren negentig zei Roman Herzog, toen president, nog dat we ons collectief in een mentale depressie bevonden. Tien jaar geleden noemde The Economist ons de zieke man van Europa. Dat is natuurlijk niet meer het geval. We hebben geweldig veel jobs gecreëerd. We hebben onze export enorm opgedreven – we zijn zowat het enige westerse land dat in sommige sectoren zelfs marktaandeel heeft gewonnen. En we hebben onze begroting onder controle gehouden.’ ‘Maar we zijn onze bescheidenheid ook kwijtgespeeld. We leven in euforie, zeker na de Duitse wereldtitel in het voetbal. (lacht) Dat is gevaarlijk. Het maakt ons blind voor wat fout loopt. Het maakt ons lui.’ Niet alle Duitsers zijn gelijk In het buitenland, ook in België, is Duitsland voor veel politici een ‘model’. Zitten ze ernaast? ‘Er zijn veel dingen die andere landen van Duitsland kunnen leren. Maar Duitsland kan ook veel van andere landen leren.’ ‘We hebben nogal wat problemen, weet u. Onze economie groeit haast niet meer. Sinds 2000 is zowel de Spaanse als de Franse economie er sterker op vooruitgegaan dan de onze. We hebben het aantal werklozen teruggedrongen, van 5 miljoen naar minder dan 3 miljoen, maar dat komt vooral door de stijging van het deeltijds werken. Veel mensen zouden graag méér werken, vooral vrouwen. We zitten dus met een probleem van ondertewerkstelling. Veel mensen moeten ook overleven in erg onzekere jobs. Het armoederisico is de laatste twintig jaar drastisch gestegen.’ ‘En we zitten met een groot probleem van ongelijkheid, vooral op het vlak van vermogens. Nergens in Europa is de vermogensongelijkheid zo groot. Als het over inkomens gaat, zitten we op het internationaal gemiddelde, maar zien we dat de ongelijkheid de afgelopen decennia wel sterk is toegenomen.’ Vindt u dat, als econoom, een probleem? ‘Ja, dat is een probleem. De kansenongelijkheid is te groot in Duitsland. Er is nauwelijks nog sociale mobiliteit. Van de kinderen van academici gaat 70 procent naar de universiteit, terwijl slechts 20 procent van de Duitse arbeiderskinderen het zover schopt. Dat is ook een economisch probleem, omdat we daardoor niet alle beschikbaar talent aanboren. Nochtans hebben we dat talent nodig om onze productiviteit op te krikken.’ En toch zegt u ook dat er in Duitsland té veel aandacht gaat naar herverdeling. Dat lijkt paradoxaal. ‘Na de verkiezingen van 2013 hebben de christendemocraten en de socialisten ervoor gekozen om in te zetten op herverdeling, om de belastingen op een of andere manier terug te geven aan de bevolking, bijvoorbeeld via een verlaging van de pensioenleeftijd. Dat vond ik de verkeerde keuze. Ik had veel liever gezien dat dat geld was gebruikt om te investeren in de toekomst. De prioriteit moet zijn om welvaart te blijven creëren, eerder dan de welvaart die we hebben te herverdelen.’ Hebt u de economische bestseller van Thomas Piketty al gelezen? ‘Dat heb ik gedaan, ja. Hij toont zeer overtuigend en gedetailleerd aan dat de ongelijkheid toeneemt in onze maatschappij. Maar hij trekt andere conclusies dan ik. Hij wil vermogens veel zwaarder gaan belasten. Ik zou steviger investeren in onderwijs. Op die manier zorg je ervoor dat de ongelijkheid niet ontstaat, en dan hoef je ze achteraf dus niet te remediëren. Nu worden kinderen uit sociaal zwakkere gezinnen gewoon niet uitgedaagd. Dat is onaanvaardbaar. We moeten ervoor zorgen dat elk intelligent kind de kans krijgt om met die intelligentie iets aan te vangen.’ Bent u eigenlijk een voorstander van het minimumloon dat nu in Duitsland wordt ingevoerd? ‘Het heeft voor- en nadelen. Ik schrijf dat het allicht minstens 100.000 jobs zal kosten, en waarschijnlijk zelfs meer. Maar er zullen ook veel mensen – meer dan 4 miljoen – beter gaan verdienen. Waaraan geef je de voorkeur? Da’s een politieke keuze, en die heeft de Duitse regering gemaakt.’ ‘Ik zou het minimumloon wel veel geleidelijker hebben ingevoerd. Ik zou de lat niet meteen op 8,50 euro per uur hebben gelegd en ik zou regionaal gestart zijn. Dan had je de impact op de werkgelegenheid beter kunnen monitoren en eventueel zelfs kunnen bijsturen. Maar goed, men heeft een andere beslissing genomen. Het komt er nu vooral op aan de nadelen in te dammen. We moeten ervoor zorgen dat het minimumloon mensen niet in mini-jobs duwt, of dat het hen dwingt om onbetaalde overuren te kloppen.’ Merkels perspectief U verwees er net al naar: een van de centrale problemen in Duitsland is volgens u dat er veel te weinig geïnvesteerd is. ‘En daardoor gaat Duitsland erop achteruit. Bij het begin van de jaren negentig werd nog bijna 23 procent van het bruto binnenlands product opnieuw geïnvesteerd, door de overheid en door de privésector. Nu is dat aandeel gezakt tot 17 procent. Zo ontstaat een “investeringsgat”: we investeren elk jaar 80 miljard euro minder dan we zouden moeten investeren. Onze verkeersinfrastructuur gaat er elk jaar op achteruit. Onze digitale infrastructuur is onvoldoende uitgebouwd. We besteden te weinig geld aan onderwijs. In internationale vergelijkingen doen we het echt niet goed.’ ‘Maar doordat de stemming zo optimistisch is, grijpt de politiek niet in. En daardoor blijven belangrijke hervormingen uit. De overheidsinvesteringen moeten opgetrokken worden. En de private investeringen moeten aangemoedigd worden.’ Bedoelt u dan ook dat de regering-Merkel het jaar desnoods al eens met een begrotingstekort moet afsluiten? ‘In Duitsland kan je de investeringen al optrekken zónder dat je begroting in het rood moet gaan. We hebben op dit moment begrotingsoverschotten. Weet u, het tragische is dat er in 2013 overschotten van 20 tot 25 miljard waren. Helaas heeft de regering toen beslist om die niet te investeren in onderwijs of in infrastructuur, maar om ze te gebruiken voor die dure hervorming van de pensioenen. Dat was niet zo slim.’ Heeft Duitsland de afgelopen jaren té veel belang gehecht aan besparingen? ‘Duitsland had zeker meer kunnen doen om de Europese economie weer aan de praat te krijgen, óók door zijn uitgaven te verhogen. Maar tegelijk denk ik niet dat dat de essentie is van de problemen. Duitsland had zijn geld vooral ánders moeten besteden. Daarin schuilt 80 procent van de oplossing. En de andere 20 procent zit hem in de verhoging van de uitgaven.’ Ziet u die nadruk op soberheid de komende jaren afnemen? ‘Dat wordt niet makkelijk. Het gaat naar de kern van onze economische filosofie. In Duitsland geloven we heel hard in regeltjes. Als we de juiste prikkels aan onze economie kunnen geven, komt alles goed – dat geloof. En er is natuurlijk het – verkeerde – idee dat schulden per definitie slecht zijn. Dat zie je al in onze taal: “Schulden” is net zoals in het Nederlands afgeleid van “Schuld”. In het Engels zijn die twee woorden – “debt” en “guilt” – helemaal anders. Wij Duitsers denken dat begrotingsoverschotten altijd goed zijn.’ En dat is niet zo? ‘Natuurlijk niet. Schulden zijn niet altijd slecht. Als je als privépersoon schulden maakt om het onderwijs van je kind te financieren, dan is dat slim. Hopelijk dringt dat besef ook een beetje door in Duitsland. Ik probeer de Duitsers uit hun enge perspectief te halen: alleen sparen is goed, je mag nooit schulden maken. Dat denken moet bijgestuurd worden.’ ‘En tegelijk vind ik dat Duitsland heel terecht hamert op structurele hervormingen en op enige budgettaire orthodoxie. U zal mij niet horen zeggen dat de soberheidspolitiek helemaal verkeerd was en dat we er helemaal vanaf moeten. Je kan niet uit de crisis geraken door alleen maar geld uit te geven. Je moet zowel op de vraag- als op de aanbodzijde inwerken.’ De Franse lege stoel U bent zeer pro-Europees. Gelooft u, na de laatste Europese verkiezingen, met de opkomst van tal van eurosceptische partijen, nog in een sterkere integratie van de EU? ‘Ja, daar geloof ik nog in. Maar dan moet de politiek wel haar verantwoordelijkheid opnemen. Politici moeten de mensen ervan overtuigen dat hun toekomst in Europa ligt. En dat doen ze niet. Ze gebruiken Europa vooral als zondebok als er moeilijke beslissingen genomen moeten worden. Ze schrijven alles wat verkeerd loopt toe aan de Europese Unie. Dat wreekt zich. Nationale politici zouden erop moeten wijzen dat Europa veel welvaart creëert, ook in Duitsland.’ Duitse politici hebben zwaar gewogen op de Europese politiek van de afgelopen jaren. Maar Angela Merkel heeft niet aan de Europese kar getrokken, zoals Helmut Kohl dat in het verleden deed. ‘Traditioneel trok Duitsland samen met Frankrijk aan de kar. Maar Frankrijk speelt die rol helemaal niet meer. Daardoor zit Duitsland in een moeilijke positie. Hopelijk nemen andere landen een leidinggevender rol op.’ Zoals? ‘Ik verwacht veel van een land als Polen. Als de status-quo het haalt in Europa, vrees ik dat we in Japans scenario belanden: jarenlange stagnatie. In ieder geval ben ik ervan overtuigd dat de belangrijkste politici in Duitsland – Angela Merkel, Wolfgang Schäuble, Sigmar Gabriel – pro-Europees zijn. Ze willen een sterkere integratie op Europees vlak. De uitdaging is om de bevolking mee te nemen in dat verhaal. En dat is de afgelopen helemaal niet gebeurd. In Duitsland wordt veel te weinig over Europa gesproken.’ ‘Het is een van de redenen waarom ik dit boek heb geschreven. En waarom ik blij ben dat het in de Europese pers wordt opgepikt. Overal in Europa zie je de debatten hernationaliseren. Die trend moet gekeerd worden.’ DS, 04-10-2014 (Ruud Goossens) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 17:36. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.