Waarom we Thomas Piketty echt moeten lezen
De waarheid achter de kloof
Thomas Piketty en zijn ideeën over de ontsporende ongelijkheid zijn hot deze dagen. Ive Marx onderwierp diens bestseller aan een grondige lezing en besluit: do believe the hype. De manier waarop Piketty aantoont dat de kloof tussen arm en rijk allesbehalve stabiel blijft, is baanbrekend. Moeten we Thomas Piketty’s Capital in the 21th century nu echt lezen? Kort antwoord: absoluut. Het is een fenomenaal boek, een moderne klassieker in wording en wel om verschillende redenen. Het gaat over een belangrijk thema, het leest vlot weg en bovenal is het een heerlijk gedurfd, provocatief, zelfs soms roekeloos boek. 1. Om te beginnen is het een boek over een belangrijk onderwerp. Onder economen zijn speelse onderwerpen in. Waarom zijn veel topsporters in de eerste maanden van het jaar geboren? Hoe bepalen prostituees hun prijzen? Zulke dingen. Piketty’s boek gaat over iets belangrijks: over de vraag waarom de rijken (veel) rijker worden, terwijl de armen en eigenlijk ook de rest van de bevolking er veel minder op vooruit gaan, als ze er al op vooruit gaan. Eigenlijk was er lange tijd een kloof tussen wat het maatschappelijk aanvoelen en discours was aan de ene kant – de kloof tussen rijk en arm groeit – en wat wetenschappers vonden in de cijfers anderzijds, namelijk een relatieve stabiliteit van de inkomensongelijkheid. Jarenlang hebben we – de professionele ongelijkheidsonderzoekers – ons blindgestaard op nogal abstracte Gini-coëfficienten (het getal waarin de mate van ongelijkheid van ontwikkelingen wordt uitgedrukt). Ik beken ook schuld. Eigenlijk bewogen die nauwelijks. Als er dan al een kleine beweging naar boven was, dan maakten we daar meteen groot nieuws van. Piketty laat zien dat belangrijke trends eenvoudigweg niet worden gedetecteerd door de Gini-coefficiënt. Eén zo’n trend is de stijging van de topinkomens. In een aantal landen hebben de topverdieners (bankiers, ceo’s, supersterren in sport of muziek) de rest van de werkende bevolking er gewoon afgereden. Ook de vermogensconcentratie is sterk toegenomen in landen waarvoor we data hebben, zeker als men deze over langere termijn overschouwt, wat Piketty dus doet. Zijn boek doet denken aan de scène uit de film Poltergeist waarin een spokenjager opgewonden vertelt over voorwerpen die wel een centimeter verschoven (zoals de Oeso-studies over ongelijkheid), om vervolgens een kamer binnen te gaan waar het meubilair in het rond vliegt. In Piketty’s boek vliegt het meubilair rond. Wrange nasmaak Piketty onderbouwt omstandig wat allang aangevoeld werd: de kloof tussen arm en rijk groeit, en niet een beetje. De financiële crisis heeft bovendien de genadeslag gegeven aan de maatschappelijke tolerantie voor die trend. De crisis is uiteindelijk in belangrijke mate veroorzaakt door vaak obsceen hoog betaalde bankiers (in een zwak gereguleerd kader, zij het met goed betaalde regulatoren) die gesofisticeerde financiële constructies bedachten waar ze, zo bleek achteraf, vooral alleen zelf beter van zijn geworden. De doctrine van perfect geïnformeerde en dus zelfregulerende markten lijkt nu een grap met een wrange nasmaak. De recente gebeurtenissen rond Delhaize illustreren het maatschappelijk onbehagen ook: mensen ervaren het als fundamenteel onrechtvaardig dat managers die een falend businessmodel hebben aangestuurd eerst langs de kassa passeren, simpelweg omdat ze de sleutel van de kassa hebben, niet omdat ze meerwaarde en jobs creëren. 2. Het boek is aangenaam om te lezen, veel leesbaarder dan andere schrijfsels over ongelijkheid. Economen verwijzen doorgaans alleen naar andere economen, alsof elders geen wijsheid te vinden is. Piketty kent natuurlijk zijn economie, maar gebruikt ook historische en literaire bronnen. De onvolprezen Jane Austen is één van de vele literaire klassiekers die worden geciteerd om de mechanismen van vermogensaccumulatie te illustreren. Te weten: in de juiste familie geboren worden helpt al veel, en als dat niet meezit goed trouwen. Lang naar school gaan en hard werken is plan C in de strijd om het echte grote geld. 3. Het boek getuigt van durf, zelfs roekeloosheid, noem het bijna arrogantie. Daarbij helpt het allicht dat de auteur Fransman is. Terwijl anderen tijdreeksen die teruggaan tot de jaren 70 als ‘langetermijntrends’ bestempelen, presenteert Piketty doodleuk grafieken die beginnen bij het jaar nul. Ongezien. Daarmee stelt hij zich ook bloot aan kritiek, en die kwam er ook, onder meer van de Financial Times. Piketty zou ongelijkheidstrends overdrijven door datareeksen te kiezen die het best in zijn kraam passen en ook door kwestieuze datamanipulaties. Piketty heeft de krant grotendeels van antwoord gediend. Dergelijke data analyseren vergt nu eenmaal keuzes. Het siert hem ook dat zijn data vrij beschikbaar zijn. Wel had hij er verstandig aan gedaan om in het boek zelf aan de lezer duidelijk te maken dat al deze data met veel onzekerheden zijn omgeven. De niet-ingewijde lezer krijgt nu de indruk van een accuraatheid die er eenvoudigweg niet is. Maar geen van de kritieken heeft naar mijn aanvoelen de centrale these echt kunnen onderuithalen. Ivorentoreneconomen Nog gewaagder is het feit dat hij voorspellingen doet waar weinig ivorentoreneconomen zich aan zullen wagen, zeker niet met die stelligheid. Hij stelt vlakaf dat ongelijkheid weer zal toenemen tot niveaus die we honderd jaar geleden kenden. Tenzij we actie ondernemen. Hij pleit voor véél hogere belastingen op hoge inkomens en voor véél hogere successierechten. Een centrale vaststelling van het boek is dan ook dat ongelijkheid het meest toenam in landen waar de belastingen op de hoogste inkomens het sterkst afnamen. In tegenstelling tot wat de supply siders (die vinden dat een overheid een omgeving moet creëren waarin vrij ondernemerschap en concurrentie kunnen floreren) predikten ten tijde van Reagan en Thatcher heeft dat niet geleid tot superieure economische prestaties, enkel tot nog schevere verdelingsuitkomsten. Ook de Oeso, toch vaak de pleitbezorger van vrije markten en lage belastingen, laat zien dat in de VS zowat de helft van alle inkomensgroei tussen 1975 en 2007 aan de rijkste 1 procent toekwam. Daar staat helaas niet tegenover dat de VS betere cijfers kunnen voorleggen over de economische groei of productiviteit per persoon. De middenklasse is er nauwelijks op vooruit gegaan en armoede in de VS is op het hoogste peil in decennia. Ondertussen betalen de rijken er minder belastingen en financieren ze politici die nog lagere belastingen en nog minder herverdeling voorstaan. De hele dynamiek dreigt zelfversterkend te worden tenzij de 99 procent bij wijze van spreken een democratische staatsgreep pleegt. Een doembeeld voorwaar en niemand schetst het beter dan Thomas Piketty. DS, 24-06-2014 (Ive Marx) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 13:35. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.