Waarheid, durven én doen
Waarheid, durven én doen
Alan Rusbridger is de langst dienende hoofdredacteur op Fleet Street. Onder zijn aanvuren groeide The Guardian uit tot een kroonjuweel van kritische journalistiek, hijzelf tot vaandrig van de vierde macht. ‘Hersenen en ruggengraat, beiden heeft hij getoond met WikiLeaks, de phonehacking saga en nu in de kwestie-Snowden’, zegt Nick Davies. Maar zijn krant is wel blut. ‘Meer doorzettingsvermogen, meer sluwheid, meer kunde.’ Dat verlangt Alan Rusbridger (59) van de nieuwe rekruten in zijn vak, zo zei hij drie jaar geleden aan de Coventry University. Hij keek, het journalistieke vuur in de ogen, de zaal in. Enkele studenten keken, Britse ponden in de ogen, vrank terug. Wat ze vooral wilden weten, was hoe het The Guardian financieel nog verging. Of het waar was dat er zowat elke dag 100.000 pond door ramen en deuren vloog? En of zijn hoge loon (500.000 pond) in zulke omstandigheden nog wel te verantwoorden was? Vorig jaar heeft hij daarvan overigens vrijwillig 10 procent ingeleverd. Rusbridger kuchte beleefd. Wat studenten in de journalistiek toch vooral zou moeten bekommeren, opperde hij, was de staat van de journalistiek. Eerder dan het economische gezondheidsbulletin van de media-industrie. ‘Het is beter om na te denken over de journalistiek’, zei hij, ‘dan om u overmatig veel zorgen te maken over het businessmodel.’ Maar Rusbridger had en heeft in zekere zin dan ook makkelijk spreken. The Guardian is al sinds 1936 ingebed in een stichting waar winst niet de enige of zelfs maar belangrijkste motor is. De Scott Trust, genoemd naar de stichter van de krant C.J. Scott, draagt journalistieke onafhankelijkheid en een liberale geest - in de Angelsaksische betekenis - hoog in het vaandel. Het publieke belang moet worden gediend, eerder dan deze of gene aandeelhouder. En de statuten van de Trust garanderen de krant een eeuwig voortbestaan - ‘in perpetuity’, zo staat het er. Om Rusbridger zijn safe haven van vrije journalistiek te gunnen, verkocht de eigenaar de voorbije jaren al enkele andere bladen, vooral koopjeskranten en automagazines. In zo’n biotoop gedijt onafhankelijke, diepgravende en tijdrovende journalistiek natuurlijk vanzelf beter dan in een strikt commerciële omgeving. Het maakt The Guardian tot een unicum en eigenlijk ook een anachronisme in het huidige landschap van de mainstreammedia. Tegelijk kun je in de krant, in de mate waarin ze onder de leiding van Rusbridger als een van de eerste traditionele titels het digitale tijdperk heeft omarmd, het gezicht zien van de journalistiek van de toekomst. Wat is Rusbridger dus? Een wissel op de toekomst van de pers? Of the last man standing? De grootste hoofdredacteur van The Guardian ooit is hij zeker, ‘maar wordt hij ook de laatste?’, zoals ex-Guardian-journalist Peter Wilby zich afvroeg in een uitgebreid portret van Rusbridger en zijn krant in The New Statesman van mei 2012. Een grootse dwerg Dit mag hij alvast op zijn hoed steken: na de inval van de Britse veiligheidsdiensten op de kantoren van de krant en de tijdelijke vrijheidsberoving op Heathrow van de partner van Snowden-journalist Glenn Greenwald werd journalistieke vrijheid plots een dringend issue voor Europa. Dat het Witte Huis en de Duitse regering deze week openlijk vraagtekens zetten bij de modus operandi van Camerons inlichtingendienst GCHQ: ook dat is zijn werk. Rusbridger en zijn krant staan niet voor make believe- maar voor make do-journalistiek. Ze verkopen geen dromen, wel soms erg verontrustende feiten. Met het uitbrengen van afluisterpraktijken in de tabloids brachten ze mediamogol Rupert Murdoch aan het wankelen. En in het verleden joegen ze meer dan eens David Camerons en ander ministers op de kast met hun berichtgeving over exuberante onkosten en andere twijfelachtige manieren. Rusbridger, of dan toch de journalistiek die hij in zijn kolommen - en meer nog: op zijn site - bedrijft en faciliteert, bijt. Het moet geleden zijn van Bob Woodward en de deze maand voor een braderieprijs verkochte The Washington Post dat journalistiek er nog eens zo toe deed. En op zo’n globale schaal, want het nieuws dat The Guardian de afgelopen jaren uitbracht, van erg fout militair optreden in Afghanistan tot PRISM, belangt veel aardbewoners aan. Van Manchester, waar de wieg van The Guardian staat, tot in het kleinste gat van Afrika. Het mag een hele verdienste heten voor een krant die in eigen land toch allesbehalve de grootste is. Liefst acht andere kranten verkochten vorig jaar meer papier dan The Guardian. Met een gedrukte oplage van 200.000 (geciteerde cijfers schommelen tussen 160.000 en 215.000) is de krant een dwerg. Daar staat tegenover dat de site met vele tientallen miljoenen (cijfers variëren van 40 tot 80) unieke bezoekers per maand een van de meest geraadpleegde Engelstalige nieuwssites ter wereld is. Gratis nieuws, want Rusbridger blijft een fervent tegenstander van paywalls. Een sterkte die tegelijk een bedreiging voor dit Britse huis van vertrouwen heet, niet per se voor de journalistiek die ermee bedreven wordt. Five past privacy Rusbridger is altijd al een early adopter geweest. Schreef als een van de eersten zijn kopij op een Tandy, zowat de T-Rex van de personal computer. Lanceerde kort na zijn aantreden als hoofdredacteur in 1995 de nieuwssite van de krant. En, nog minder gebruikelijk in toenmalig krantenland, hij nodigde daarbij lezers uit om mee het nieuws te maken. Hij is daarmee behalve van webjournalistiek ook een pionier van wat pas anderhalf decennium later ‘open journalism’ zou gaan heten. Tot voor kort hielden zowat alle mediahuizen de billen dicht voor wat ook maar in de verste verte naar burgerjournalistiek neigde. Rusbridger niet, hij was ook bij de eersten in Europa om een ombudsman te installeren. Vandaag heeft de krant zo’n 400 online journalisten waarvan 50 uitsluitend op opinie, blogs en fora opereren. Open, interactief, gratis: het zijn sleutelbegrippen in Rusbridgers universum. The New Satesman noemde hen ‘een stille evangelist’ en had het over zijn ‘missionair enthousiasme voor webjournalistiek’. Het is dan ook meer dan ironisch dat uitgerekend hij deze week in zijn krant schreef dat de toekomst van de journalistiek misschien wel bij… pen en papier ligt. Niet omdat de computers het zullen laten afweten, wel omdat het - om het op z’n Little Britain’s te zeggen – five past privacy is. Zag hij als eerste de geweldige opportuniteiten van het digitale tijdperk, hij ervoer er samen met zijn journalisten die met Julian Assange en Edward Snowden in zee gingen, ook aan de lijve de gevaren van. Voor de vrije pers en derhalve de democratie. Big data is namelijk een boemerang. Een zegen voor journalisten omdat, zo leerde WikiLeaks, het voor overheden steeds moeilijker wordt om onwelgevallige informatie tegen te houden. Maar het werkt ook omgekeerd: de overheid kijkt meer over uw en mijn schouder. Rusbridger kan, ook door de vele andere gevoelige scoops van zijn krant, al vele jaren meespreken van politieke druk en regelrechte intimidatie. ‘Ik vraag me af’, schreef hij deze week nog, ‘hoeveel journalisten echt beseffen hoezeer hun werk bedreigd wordt door het idee van total surveillance.’ Het mag daarom nu al een welhaast symbolische scène heten, hoe er in de kelder van The Guardian-kantoren na de Snowden-onthullingen onder het oog van twee Britse veiligheidsagenten harde schijven aan diggelen werden geslagen. En hoe een van die agenten, de resten van een MacBook Pro samenvegend, grapte: ‘We can call off the black helicopters.’ Voor de jongere lezers: in het artisanale complotdenken van de jaren ’90 stonden die zwarte helikopters symbool voor de jacht van overheden op lastige ‘elementen’. Vandaag kan het ook met een Drone tegen je kanes. Goede geest David versus Goliath? Niet helemaal. Fijntjes herinnert Rusbridger er zijn duimschroefdraaiers aan dat je geen kantoor in Londen meer nodig hebt om te publiceren. En dat zijn krant, of toch zijn journalisten, dat ook zullen blijven doen, vanuit New York of Brazilië. The Guardian is namelijk méé. Het is misschien wel het eerste medium dat echt globaal denkt en werkt. Niet slecht voor een zeer oude dame, de krant zag het levenslicht in 1821. Over de oceaan kijken ze bij The New York Times knarsetandend toe. Het minste wat je van Alan Rusbridger en zijn krant dus kunt zeggen, is dat ze de ingedommelde waakhond van de democratie, de vierde macht, een schop onder de kont hebben gegeven. Hij, zijn krant, heeft de afgelopen jaren enkele van de meer fundamentele vraagstukken van deze tijd op scherp gesteld. Hoe ver mag de greep van een overheid reiken op het leven van burgers in de strijd tegen terrorisme? Welk hoger belang rechtvaardigt welke mate van vrijheidsberoving? Hoe bedreigd is de vrije pers echt? Beseffen we wel hoe alomvattend en vrijwillig we door ons internetgebruik onze privacy hebben opgegeven? ‘Comment is free but facts are sacred.’ Rusbridger heeft de afgelopen jaren niet alleen dat adagium van C.J. Scott, maar een pak andere ‘oude’ en in deze tijden van Flat Earth News verloren gewaande journalistieke waarden hun glans teruggegeven. ‘Alan is een geweldige hoofdredacteur’, laat zijn collega en auteur van het genoemde Flat Earth News, Nick Davies, ons per mail weten. ‘En wel wegens twee belangrijke kenmerken in zijn anatomie. Hij heeft een stel goede hersenen, waardoor hij snel de essentie van elk onderwerp vat, en hij heeft een ruggengraat. Anders dan andere hoofdredacteurs is hij niet bang om verhalen te publiceren die hem in de problemen brengen. Hersenen en ruggengraat, beiden heeft hij getoond met WikiLeaks, de phonehacking saga en nu in de kwestie Snowden.’ Al beseft Davies dat ook Rusbridger aan zijn intelligentie en onkreukbaarheid wellicht niet genoeg zou hebben indien er niet ook, nog altijd en tot nader orde, de ‘goede geest’ van Scott boven de redactie hing. Davies: ‘Het speelt mee dat The Guardian niet tot een winst najagend bedrijf maar tot een stichting behoort. Daardoor wordt het behoed voor de ergste schade die de commercialisering aanricht in andere nieuwsorganisaties.’ In The New Statesman betogen medestanders van de man met enige bezorgdheid dat dit ook de zwakke plek is van de krant: het hele model staat of valt met zijn hoofdredacteur. ‘What Alan wants, Alan gets.’ Ook als dat betekent dat de Guardian Media Group (MGM), de directe eigenaar van de krant, door zijn heilige geloof in vrije nieuwsgaring en journalistieke openbaarheid digitale inkomsten blijft derven. Want, zoals opnieuw The New Statesman schreef: eerder zal het Vaticaan de maagdelijkheid van Maria in vraag stellen, dan dat Rusbridger zijn site betalend maakt. Lichter én dieper Het is moeilijk voor te stellen dat diezelfde Alan Rusbridger in zijn beginjaren nog als een lichtgewicht gold. Ja, op zeker ogenblik zelfs als de doodgraver van ernstige journalistiek. Hij was het soort nieuwlichter dat eind de jaren 80 plots eten en mode in de krant wou, al was het dan nog op grauw, zwarte inkt afgevend papier. Ernstige journalisten vonden toen nog dat zelfs de dood van een popster niet tussen het Nieuws behoorde te staan. Ook publiceerde Rusbridger in die dagen eens een foto van een naakte reporter gezeten in een strandstoel op een Zuid-Frans naaktstrand op de cover van een tabloid. Dat moest het antwoord worden van het ingedommelde The Guardian op het weekendmagazine van frisse nieuwkomer The Independent. ‘Soms’, zo zei ook zijn toenmalige rechterhand Ian Mayes in het hoger genoemd portret, hing er op de redactie in die dagen ‘wel een sfeertje van een unbearable lightness of being.’ Rusbridger zou zijn light-imago nog ettelijke jaren meetorsen. Zelfs al had hij tegen 1995, toen de redactie hem uit vier kandidaten tot hoofdredacteur verkoos, al ruimschoots bewezen dat hij de krant behalve lichter ook dieper kon, wou en zou maken. Zo is hij de vader van het inmiddels overal ter wereld gekopieerde ‘tweede’ katern, G2. Dat bevatte van meet af aan behalve inderdaad veel features, columns, tips voor trips, ook dragende journalistieke verhalen. Voor de allereerste aflevering stuurde hij een reporter naar Sarajevo waar de oorlog woedde. ‘Ik wilde bewijzen dat dit katern ook een vehikel voor diepgaand reportagewerk kan zijn’, zei hij daarover. En hij voegde er een beetje verongelijkt aan toe: ‘Maar nog altijd waren er mensen die zeiden: “That’s it, The Guardian is zijn ziel verloren”, en die mij een vreselijk lichtgewicht vonden’. Waan van de week Inmiddels heef hij zelfs in de meest mediakritische kringen zijn sporen wel verdiend. Rob Wijnberg, ex-hoofdredacteur van NRC Next en stichter van de alternatieve mediasite De Correspondent, ziet in het onderzoeksjournalistiek model waarvoor Rusbridger bewust heeft gekozen, zelfs de enige uitweg. ‘Sinds vele jaren wordt er journalistiek bedreven vanuit de logica van wat er vandaag gebeurt’, zegt Wijnberg. ‘Het gaat reactief. Dat is deels legitiem: als het vandaag brandt in Syrië, moet je dat nu in de krant hebben. Maar deels is dat ook de ratio achter de waan van de dag. We hebben daarmee ook een beperkt soort journalisten gekweekt: ze jagen van het ene onderwerp naar het andere, van de ene dag of week naar de volgende.’ Rusbridger heeft dat model omgegooid, vindt Wijnberg. ‘Hij wil relevant nieuws over wat elke dag gebeurt, naar boven spitten. Zaken die structureel aan de gang zijn en die je juist daarom niet als “nieuws van de dag” herkent, zoals de manier waarop inlichtingendiensten ons surveilleren. Daarom investeert The Guardian ook in expertise opbouwende journalisten zoals Gleen Greenwald en Joris Luyendijk. Snowden zou niet naar Greenwald zijn gestapt als die zich niet al jaren bekwaamd had in privacydossiers. En een passerende journalist zal nooit een jaarverslag van een bank kunnen lezen zoals Luyendijk die gedurende twee jaar honderden gesprekken heeft gevoerd in de banksector.’ Blijft die vraag die Peter Wilby hoger al stelde. En waar ook de studenten in Coventry University mee bleven zitten: hoe kan dit ambitieus journalistiek model overleven in een commerciële omgeving? Eenvoudiger uitgedrukt: wie zal waarom hoeveel geld blijven pompen in een put die elk jaar met zo’n 40 miljoen pond aangroeit? Andrew Miller, CEO van de Guardian Media Group, waarschuwde al in 2011 dat er nog maar voor zo’n ‘3 à 5 jaar’ cash overbleef. ‘Een aanpak à la Rusbridger is arbeidsintensief en bepaald niet winstgevend’, weet ook Wijnberg. ‘En het kan alleen omdat The Guardian in een uitzonderingspositie zit. Het overleeft alleen bij gratie van mecenaat en fondsen.’ Kinderboeken en Chopin Weet Alan Rusbridger zelf nog wel welke kant het op moet? Directe medewerkers beschrijven hem als een sfinx. Hij is met zijn 59 een naar Europese normen stilaan stokoude hoofdredacteur. Sinds deze week weten we dat hij ook schnabbelt: hij vroeg 2500 pond voor een vooraf opgenomen televisie-interview van 7 minuten. Buiten de krant heeft hij nog tal van andere werven. Hij is de auteur van kinderboeken en speelt piano. Aan het klavier gaat hij met Chopin zo volhardend, sluw en kundig aan de slag als hij van zijn journalisten met hun nieuws verwacht. Over zijn pogingen om in een jaar tijd een van de moeilijkste stukken van Chopin meester te worden, schreef hij een boek: Play It Again. Why Amateurs Should Attempt the Impossible. Het is ook in die geest dat hij als een van de eerste ‘klassieke’ journalistieke bazen ‘open journalism’ omarmde: iedereen kan (mee) journalist zijn. Misschien laat Rusbridger zijn journalisten op termijn wel ‘vrij’. En krijgt Wilby gelijk: Rusbridger wordt de laatste hoofdredacteur van The Guardian, de krant zelf wordt het eerste traditionele nieuwsmedium waarvan de journalistiek en de eigen journalisten zich zelf zullen ontvoogden. Velen denken nu al bij Greenwald of Luyendijk niet meer zozeer aan het merk The Guardian. In de sociale mediaruimte ontstaat er zoiets als een levendige Greenwald- en Luyendijk-community. Blut? Misschien, maar nog altijd of - juister - opnieuw sterk genoeg als vierde macht om alles wat het daglicht moet schuwen, te verontrusten. DSM, 24-08-2013 (Filip Rogiers) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 05:28. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.