Een prof is geen vergaarbak voor quizantwoorden
‘EEN PROFESSOR IS GEEN VERGAARBAK VAN ANTWOORDEN OP QUIZVRAGEN’
Vorig jaar nog met emeritaat, vandaag te boek: antropoloog Rik Pinxten, over mediageile proffen, behoudsgezinde politici en curieus woordgebruik. ‘Het nieuwe nationalisme wordt tegenwoordig cultuur genoemd. De verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië? Cultuur, natuurlijk. Dan kan ik als cultureel antropoloog toch niet zwijgen?’ ‘Ik wil de mensen niet voorschrijven wat ze moeten doen. Echt niet’, zegt hij nadat hij meer dan anderhalf uur lang zijn wereldbeeld uit de doeken heeft gedaan. ‘Ik wil ze alleen uitnodigen om na te denken. Is het debat dat tegenwoordig op Vlaams, federaal en Europees niveau wordt gevoerd wel het juiste? Volgens mij dus niet.’ Eind vorig jaar ging cultureel antropoloog Rik Pinxten (Universiteit Gent) met emeritaat, maar dat betekent niet dat hij is opgehouden met denken, of met schrijven. Onlangs verscheen van zijn hand Kleine revoluties, een opvallend toegankelijk boek dat niet in de eerste plaats is gericht op studenten of andere antropologen, maar op iedereen die geïnteresseerd is in cultuur. ‘Dat doe ik heel bewust’, zegt Pinxten. ‘In mijn vakgebied kan je reputatie worden gemaakt door moeilijke academische boeken of artikels in Oxford English te publiceren. Maar dan richt je je wel tot een heel select groepje van mensen, die je meestal nog allemaal kent ook. Ik wil me niet tot zo’n cenakeltje beperken. Meer nog: ik vind het haast misdadig om je als professor in een soort van intellectueel klooster terug te trekken en het grote publiek totaal te negeren. Waarom zou de samenleving dan trouwens al die kloosters moeten onderhouden?’ Academici moeten uit hun ivoren torens komen en zich ook op het grote publiek richten? Rik Pinxten: Natuurlijk. Daarom schrijf ik ook Nederlandstalige boeken: de drempel ligt lager. Nochtans wordt dat door de universiteit niet aangemoedigd, integendeel. Maar ik vind dat ik dat moet doen in tijden waarin alles maar wordt geculturaliseerd. Het nieuwe nationalisme dat bij ons, maar bijvoorbeeld ook in Nederland in opmars is, wordt tegenwoordig cultuur genoemd. De verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië? Cultuur natuurlijk. Dan kan ik als cultureel antropoloog toch niet anders dan wijzen op het oneigenlijke gebruik van die term? Steeds meer van uw collega-academici mijden het grote publiek niet langer. Ze hebben meningen zat – over álles. Pinxten: Dat gaat me dan weer te ver. In mijn boek noem ik zulke mensen NN’en: Nieuwe Narren. Sommigen zijn blijkbaar bereid om constant in de media op te draven en het gewone volk te sturen met hun zogenaamde expertswijsheid. Ze hebben het op televisie en in kranten niet alleen over hun vakgebied, maar ook over pakweg ecologie of de bevolkingsexplosie. Daar doe ik dus niet aan mee. Over cultuur en religie, ja, daar heb ik wel iets zinnigs over te zeggen nadat ik er een half leven mee bezig ben geweest. En ik wil ook wel iets vertellen over de manier waarop kinderen uit de hele wereld vanuit verschillende culturele achtergronden tot formeel denken komen, maar dat betekent nog niet dat ik ook uitspraken wil doen over de wiskunde. Als je daarmee begint, word je binnen de kortste keren een nar. Is dat de reden waarom u ook amper commentaar wou geven op de Mayavoorspelling dat de wereld op 21 december 2012 zou vergaan? Pinxten: (zucht) Inderdaad. Ik ben uiteindelijk maar op twee uitnodigingen ingegaan om daar in de media iets over te zeggen. De stelling die ik in het debat wou brengen, is dat wij de neiging hebben om alles vanuit onze eigen culturele traditie in te vullen. Uit het christendom kennen we het idee van het einde van de wereld, en dus gaan we er maar van uit dat de Maya’s er ook zo over hebben gedacht. Over die koloniale redenering wil ik wél praten, maar ik heb geen enkele zin om op televisie te gaan antwoorden op de vraag of de wereld zal vergaan. Pure nonsens. Je bent ook maar één mens met één leven, en dus moet je wel even nadenken hoe je je tijd het zinvolst kunt besteden. Waarom doen zo veel van uw collega’s dan wel aan al die infotainmentprogramma’s mee? Pinxten: Onder meer omdat de universiteit hen daartoe aanmoedigt. Allemaal op televisie! Allemaal het Glazen Huis in! (lacht) De universiteit heeft tegenwoordig zelfs een pr-dienst, die geregeld vragen van kinderen uit de middelbare school naar professoren doorstuurt. Meestal slaan die pubervragen nergens op, maar je wordt dus wel geacht er je tijd in te steken. Alsof een professor een vergaarbak van antwoorden op quizvragen is. Maar goed, sommigen hebben daar blijkbaar geen enkele moeite mee en gaan zo ver in het managen van hun eigen populariteit dat ze zelfs in quizprogramma’s optreden. En de universiteit is daar nog heel blij mee ook. Omdat ze daardoor meer studenten aantrekt? Pinxten: (onverstoorbaar) Het is in elk geval niet zinvol. En ik snap ook niet dat sommigen zich daar goed bij voelen, want je wordt keer op keer in een hokje gestopt. Zelf heb ik dat meegemaakt toen ik een paar jaar geleden werd gebeld door de redactie van De zevende dag. Het was ten tijde van de actie Red de Solidariteit, die gericht was tegen een overdreven neoliberale maatschappijvisie. Als voorzitter van de Humanistische Vrijzinnige Vereniging van Vlaanderen had ik laten weten dat initiatief van de vakbonden te steunen. Bij de televisie waren ze blij, want ze dachten eindelijk een BV gevonden te hebben die openlijk belgicistisch was. Maar ik ben helemaal geen belgicist! Wat mij betreft mag België blijven bestaan of niet – ik ben geen specialist ter zake. Maar dat begrepen ze dus niet bij de televisie. ‘Je bent toch geen flamingant?’ vroeg die redacteur. ‘Dan ben je dus een belgicist.’ Uiteindelijk hebben ze iemand anders gevraagd. (lacht) De neiging tot solidariteit is er in Vlaanderen ondertussen niet groter op geworden. Pinxten: Dat geldt niet alleen voor Vlaanderen. Nochtans is het hele Westen al terrein aan het verliezen sinds de ICT-revolutie van de jaren tachtig. In de eerste plaats politiek en economisch, maar bijvoorbeeld ook op militair vlak. De oorlog in Somalië was halfweg de jaren tachtig de eerste die het Westen niet wist te winnen, en sindsdien heeft het geen enkel conflict meer in zijn voordeel kunnen oplossen. Ondertussen zien we ook de BRIC-landen opkomen, die een deel van onze economische macht claimen. En hoe reageren we daar allemaal op? We verkrampen in een soort cocoonhouding en blijven geloven dat onze beschaving superieur is. De enige reden waarom het vandaag niet goed gaat, is dan zogezegd omdat we onderweg te veel van onze waarden hebben verloren. Vandaar de opmars van het populisme in Europa, dat ervan uitgaat dat onze cultuur zuiver is en dat het vroeger beter was. Wie zo denkt, verliest natuurlijk kostbare tijd. Zien ook politici de ernst van de situatie dan niet in? Pinxten: Het probleem is dat die allemaal beheerders zijn geworden. Ook de linkse partijen. Ook de socialisten. Hun ambitie is om te behouden wat er is, en dat kun je natuurlijk moeilijk een visie noemen. Op zich is het goed dat we onze bollenwinkel een beetje bij elkaar proberen te houden, maar we moeten ook onder ogen willen zien dat die in de toekomst onvermijdelijk kleiner zal worden. We leven nu eenmaal boven onze stand, en dat valt op termijn niet vol te houden. In de toekomst zullen we compromissen moeten leren zoeken tussen zes, zeven machten in de wereld. Anno 2013 is het onmogelijk geworden om alle problemen lokaal aan te pakken. Vervuiling, de uitputting van onze grondstoffen, over zulke dingen moeten mondiale afspraken worden gemaakt – zelfs Europees overleg volstaat niet meer. De VN-conferenties zijn de eerste instrumenten die een beetje in die richting gaan. Ze zijn niet ideaal, maar het is toch al iets. Gaat de mondiale solidariteit die u predikt niet frontaal tegen de tijdgeest in? Pinxten: Misschien wel. Maar bij jongeren is toch het bewustzijn aan het groeien dat we allemaal samen op de aarde zitten en dus op een aantal vlakken interdependent zijn. In de jaren zestig, ten tijde van John F. Kennedy en de Spoetniks, geloofden de mensen nog dat we binnen de kortste keren Mars zouden kunnen koloniseren. Ging het uiteindelijk mis met de aarde, dan konden we hier dus weg. Maar daar geloven we tegenwoordig niet meer in. Nu weten we: als we het op aarde verknoeien, dan verknoeien we alles voor iedereen. Als de oceanen op grote schaal worden vervuild, kunnen we niet meer zeggen: ‘Geen probleem, dan gaan we wel elders vissen.’ Nee, als we zo voortdoen, helpen we de héle zaak naar de verdommenis. We hebben dus geen andere keuze dan bindende en prioritaire afspraken te maken. Het is van moetens. Ziet u dan geen enkel alternatief? Pinxten: Jawel. Volgens wetenschappers als Dennis Meadows zullen er de komende twintig jaar zo’n 2 miljard mensen van de aarde verdwijnen, onder meer door verdrinking. Maar willen we die prijs echt betalen? Dat denk ik niet, hè. En u gelooft dat mensen daarom bereid zullen zijn om hun belangen en privileges vrijwillig op te geven? Pinxten: Wel als we ze duidelijk maken dat we er op deze manier echt niet komen. Bewegingen als de Tea Party, de Nieuwe Finnen en ook sommige partijen bij ons willen ons laten geloven dat we nog altijd op een eiland kunnen wonen, met onze eigen belangen en voorrechten. Dat is pure fictie, maar toch blijft iedereen zwijgen. Zeker in Vlaanderen. In Wallonië zie ik wél een paar politici die ervoor durven te gaan. De nieuwe PS-voorzitter Paul Magnette, bijvoorbeeld, is een serieuze mens die zich niet alleen met zijn eigen parochie bezighoudt. Vlamingen zijn kortzichtiger? Pinxten: Hier zie ik alleen visie in Gent. Het stadsbestuur heeft zelfs een afdeling opgericht die naar klimaatneutraliteit moet streven tegen 2050. Voor zover ik weet, is Gent de enige Vlaamse stad die echt op zoek gaat naar manieren om zelfredzamer te worden. Dat getuigt natuurlijk van realiteitszin. In de westerse wereld is onze hele bevoorrading afhankelijk van fossiele brandstoffen, die uitgeput raken en onbetaalbaar worden. Als we niet ingrijpen, zullen we de bevolking in verstedelijkte gebieden over een jaar of veertig niet meer kunnen voeden omdat de levensmiddelen eenvoudigweg niet meer tot in de supermarkt zullen raken. Dat kun je niet oplossen door alleen maar te beheren wat we vandaag hebben. Nee, dat vergt een langetermijnvisie. Maar die hoor ik dus niet. Toch niet in het officiële discours. Waar dan wel? Pinxten: Onderaan in de samenleving, bij gewone burgers, groeien initiatieven die de juiste richting uitgaan. Zo zijn er op verschillende plekken kleine burgerverenigingen met stadslandbouw aan het experimenteren. Dat is de toekomst: de oude industriële gebouwen in onze steden tot plantages omvormen. Stadslandbouw creëert werkgelegenheid, vermindert onzinnig transport en maakt het makkelijker om de kwaliteit van ons voedsel te controleren. Wortels en bloemkolen kweken in een oude fabriek? Dat klinkt wel erg utopisch. Pinxten: Dat is het nochtans niet. De technologie bestaat al, en in Zweden is men nu zelfs met een commerciële onderneming begonnen. En zo zijn er nog veel meer interessante initiatieven van onderuit gegroeid. Ik ben er dan ook van overtuigd dat gewone burgers een grote rol kunnen spelen in de ommekeer die er onvermijdelijk zal moeten komen. Niet alleen door de discussie op te starten, maar ook door goede praktijken aan te reiken. En die zijn er vandaag dus al, ook al zijn we ons daar niet altijd van bewust. Boerenmarkten of biologische groentebedelingen wijzen bijvoorbeeld op een nieuwe manier van denken, maar ook gewone rommelmarkten. Wat er in Vlaanderen al niet geruild wordt aan kleren en speelgoed! Hallucinant gewoon. Dat is een tweede economie geworden. Stuk voor stuk zijn dat initiatieven die de zelfredzaamheid van de mensen vergroten, en dat is ontzettend belangrijk nu duidelijk wordt dat de maximale verzorgingsstaat niet in stand kan worden gehouden. Is dat geen capitulatie? Mogen we de verzorgingsstaat wel zomaar opgeven? Pinxten: Wat is de klassieke invulling van een verzorgingsstaat? Dat de staat van de wieg tot het graf voor ons zorgt. Maar dat is ondertussen – zoals iedereen wel weet – onhoudbaar geworden. Nu zorgt de staat alleen nog maar voor een beperkte groep: mensen die hard werken en het goed hebben. Wie uit de boot valt, heeft dat louter aan zichzelf te danken. Dan is de uitleg dat ze niet willen werken, dat ze de verkeerde godsdienst hebben, of dat ze culturo’s of intellectuelen zijn. Dus hoeven de hardwerkende Vlamingen ook niet voor hen op te draaien. Het komt altijd weer op hetzelfde neer: we blijven maar denken in termen van ‘wij’ en ‘zij’. Wij hebben gelijk en de anderen niet. Heel veel mensen blijven het moeilijk hebben om met verschillen te leven. En dus gaan ze hoofddoeken en regenboogtruitjes verbieden? Pinxten: Die hele neutraliteitsidee is inderdaad een soort wanhopig vasthouden aan het oude wij-zijdenken. Nochtans kan het ook anders. Neem de ontwikkeling van de vrouwenemancipatie in het Westen: in de voorbije twee generaties zijn we erin geslaagd om grote stappen in de richting van gelijkberechtiging te zetten. Maar dat betekent niet dat de verschillen tussen mannen en vrouwen uitgewist zouden zijn. U bent geen vent geworden en ik geen vrouw. Gelukkig maar. Wel heeft men die verschillen irrelevant gemaakt in cruciale domeinen, zoals politiek en economie. En dat is ook hoe we zouden moeten omgaan met verschillen op het vlak van religie, afkomst of geaardheid. Met andere woorden: islamieten of Antwerpse joden mogen zijn wie ze willen zijn en geloven wat ze willen geloven, maar ze moeten wel ons gemeenschappelijke afsprakensysteem respecteren. Als ze worden gedwongen om bepaalde symbolen, zoals de hoofddoek, af te zweren, jagen we ze alleen maar de kast op. En wie wordt daar beter van? Wij alvast niet. Knack, 06-03-2013 (Ann Peuteman) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 07:55. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.