Helft leerlingen kan geen kaart lezen
Helft leerlingen kan geen kaart lezen
BRUSSEL - Tabellen, grafieken, kaarten... Eén op de twee 14-jarigen heeft grote moeite om die te begrijpen. ‘Een probleem, want die vaardigheid hebben ze nodig voor meerdere vakken.' Geef 14-jarigen de inhoudsopgave van een historische atlas, vraag hen op welke pagina ze een kaart kunnen vinden over de ontwikkeling van het Nederlands, en een kwart staat met zijn mond vol tanden. ‘Dat is dan nog een relatief goed resultaat', zegt dr. Daniël Van Nijlen. Onder begeleiding van Rianne Janssen van de KULeuven onderzocht hij aan het einde van vorig schooljaar de vaardigheden rond informatieverwerving en -verwerking bij drieduizend 14-jarigen. ‘Bij tabellen en grafieken ligt de score nog lager dan bij de atlas. Daar scoort iets minder dan de helft het niveau dat ze moeten halen op het einde van de eerste graad. Bovendien gaat de beheersing lichtjes achteruit ten opzichte van eenzelfde onderzoek zeven jaar geleden. Toen haalde de helft nog de doelstellingen voor het lezen van tabellen en grafieken, nu is dat teruggevallen naar 45 procent.' Bij kaarten en plannen is het nog problematischer: daar is er een daling van 57 naar 46 procent. Op een overzichtelijk plan voor de installatie van een keukenkraan kon slechts de helft van de leerlingen aanduiden hoe groot het gat in het aanrecht moet zijn. Nochtans staat de diameter letterlijk op het schema. Alleen voor het aspect ‘structureren van verbale informatie' (zoals twee elementen uit een tekst met elkaar verbinden) gaat de score lichtjes omhoog. Daar haalt zestig procent het gewenste niveau. Presteren onder hun niveau De cijfers zijn alarmerend omdat vaardigheden zoals kaartlezen of het interpreteren van een grafiek nodig zijn voor verschillende vakken. ‘Dat komt terug in wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis, technische vakken... In de Nederlandse les moeten leerlingen al eens een krantenartikel lezen, maar ze kunnen er te weinig aan uit. Als er in een historische atlas een kaart staat met de titel “West-Europese talen”, hebben velen het moeilijk om daaruit af te leiden dat ze daar de ontwikkeling van het Nederlands kunnen terugvinden.' Van Nijlen merkte tijdens zijn onderzoek dat er grote verschillen zijn in de prestaties van de leerlingen uit de verschillende basisopties. De leerlingen uit de richtingen met Latijn of Grieks scoren duidelijk hoger dan zij die een technische richting volgen. Binnen die technische basisopties laten leerlingen uit industriële wetenschappen, techniek-wetenschappen en artistieke vorming ook goede prestaties optekenen. ‘Dat ligt uiteraard in de lijn van de verwachtingen', zegt Van Nijlen. ‘Maar er blijven wel verschillen tussen individuele leerlingen en complete klassen. De scholieren leggen de norm voor zichzelf anders naargelang van hun richting. Daar spelen veel groepseffecten. Het is bijvoorbeeld ook mogelijk dat in bepaalde groepen meer leerlingen zich minder inzetten. Daardoor is het mogelijk dat ze lager presteren dan wat ze eigenlijk in hun mars hebben.' De Vlaamse minister van Onderwijs, Pascal Smet (SP.A), vindt in deze resultaten een extra argument voor de hervorming van het secundair onderwijs, die op stapel staat. Tegen het einde van deze regeerperiode moet daarover een akkoord bestaan. DS, 24-04-2012 (Tom Ysebaert) |
Ik denk dat Daniël Van Nijlen hier de grootste oorzaak van deze achteruitgang aanhaalt. Leerlingen laten niet steeds alles zien wat ze in hun mars hebben, ze zetten zich niet in naargelang hun competenties. Kijk maar naar het installatieplan van de keukenkraan, daarbij wist slechts de helft van de leerlingen de (letterlijk op het schema aanwezige) diameter van de keukenkraan aan te duiden. Daar hoef je heus niet hoogbegaafd voor te zijn, maar je moet je wel inzetten om het plan eens even met aandacht te bekijken. Misschien zie je het niet op het eerste zicht en daar heb je doorzettingsvermogen voor nodig om nog aandachtiger het plan te bestuderen.
Ik heb ondertussen vier uur les gegeven en dit verschijnsel valt mij enorm hard op tijdens de les. Leerlingen weten en kunnen veel meer dan ze zelf denken. Je moet hen vaak alleen het nodige duwtje in de rug geven of de nodige motivatie om een bepaalde opdracht tot een goed einde te brengen. Daarbij is het als leerkracht natuurlijk moeilijk dat je niet steeds bij elke leerling ernaast kan gaan zitten. Maar in een klas heeft niet iedereen even veel nood aan die begeleiding, ik denk dat het wel belangrijk is om ze te kunnen geven indien je merkt dat de leerlingen hier nood aan hebben. Ook het stimuleren van zelfvertrouwen is hierbij een belangrijke factor. |
Omtrent dit artikel volg ik de mening van Veronique. Zoals wij geleerd hebben is het belangrijk dat we de leerlingen in hun zone van naasteontwikkeling brengen. Dit gaat echter niet zomaar en daar zit volgens mij een deel van het probleem. Het is belangrijk dat wij als toekomstig leerkracht de leerlingen laten inzien waarom ze dingen moeten leren. Waarom is het aflezen van een grafiek zo belangrijk? Waarom moet ik een topografische kaart kunnen interpreteren? ... Hierbij is het extra van belang dat we nadenken over de verschillen van de leerlingen. Hoe kan ik leerling x gemotiveerd krijgen? Hoe kan ik leerling y gemotiveerd krijgen?
Ik geef volgend voorbeeld bij een aardrijkskundeles. Doelstelling:Het leren lezen van een topografische kaart. - Leerlingen die graag voetballen zoeken alle voetbalvelden in de streek. - Leerlingen die graag tennissen zoeken alle tennisvelden. - … Dit is maar een kort voorbeeldje, maar ik denk dat op die manier van werken iedereen extra gemotiveerd is. Vervolgens kan je eventueel toch nog een duwtje in de rug geven als het echt nodig zou zijn. Omtrent de grafieken… In de tweede graad is volgens het leerplan fysica het belangrijk dat de leerlingen voor de richtingen wetenschappen/sportwetenschappen/technische wetenschappen/industriële wetenschappen/elektromechanica/…, goed een grafiek kunnen tekenen en interpreteren. Jammer genoeg komen deze doelstellingen al vrij vroeg in het derde jaar aan bod. Leerlingen leren een grafiek tekenen in het vak wiskunde. Daar wordt pas aandacht aan besteed rond januari. Ik hoop dat in de toekomst de leerplannen nog beter overeenstemmen om dergelijke problemen te vermijden… |
Voor de kaarten heb ik een verklaring van drie letters: GPS. Als we heel eerlijk zijn, zijn kaarten een beetje verouderd. De laatste keer dat ik nog een wegenkaart vast had, is al weer een tijdje geleden. Niemand gebruikt kaarten nog om te navigeren (grootste toepassing van kaarten in het dagelijks leven). Het is dan ook niet meer dan logisch dat het slechter gesteld is met onze kaartcompetenties. Ik vraag me ook af hoe snel leerlingen een nummer uit een telefoonboek zouden kunnen plukken (ook verouderd). Ik denk niet dat je deze tendens nog kan stoppen, misschien moeten we in het onderwijs proberen om de nieuwe technologie te verzoenen met de oude.
De grafiek is inderdaad een groot probleem, vraag het maar aan elke leerkracht fysica. Wat al wel zou kunnen helpen is communicatie. Als je in het derde jaar een grafiek laat tekenen, doet bijna elke leerling dit op een andere manier. Elke leerkracht legt het anders uit en als je in een 6-jarige schoolcarričre 6 keer een verschillende uitleg krijgt, dan haal je alles door elkaar. Duidelijke afspraken in een school (en stop het misschien duidelijk in het leerplan) zouden al veel verwarring uit de wereld helpen. Het "lavaboprobleem" valt volgens mij dan weer te verklaren door de grote verschuiving van handenarbeid naar computerarbeid. Mijn vader is arbeider en handige harry. Ik heb al vaak dingen in elkaar gestoken met hem en dan leer je een plannetje lezen. Ik kan mij voorstellen dat er kinderen zijn die dit soort activiteiten niet doen met hun ouders. Als je nog nooit een plan hebt gezien, dan kan het natuurlijk wel eens verwarrend zijn om te lezen. |
Persoonlijk verbaast dit resultaat mij niet. Met de komst van de GPS is kaartlezen nog optioneel. Als ik dit bekijk in mijn vriendenkring moet ik zeggen dat ook minder dan de helft van de mensen (perfect) kan kaartlezen. Zo ook bijvoorbeeld het hoofdrekenen. In het secundair onderwijs worden rekenmachines meer en meer toegestaan. Leerlingen ontwikkelen op deze manier een soort van 'gemakzucht' en gaan de rekenmachines gebruiken voor de makkelijkste bewerkingen. Technologie is een mooi ding en op vooruitgang heb ik niets op tegen, maar dit mag niet betekenen dat de mensen met de jaren, laat ons zeggen, 'dommer' worden.
|
Ik deel de mening van Valerie. Waarom zou je je moe moeten maken als technologie het denkwerk overneemt? Even een adres intoetsen en de gps maakt wegenkaarten overbodig, een eenvoudige druk op de toetsen van de rekenmachine verbant hoofdrekenen naar de prehistorie, waarom zou je nog een woordenboek raadplegen als spellingcontrole op je pc het werk voor je doet?
Het is goed dat jongeren gebruik kunnen maken van deze technologie, maar ze zien zich hopeloos verloren wanneer ze op zichzelf aangewezen zijn zonder deze hulpmiddelen. Vorige vrijdag sprak ik met een leerkracht wiskunde die er bewust voor koos om leerlingen veel zelf te laten schrijven. In het begin mopperen ze wel, want ze zijn het gewoon om alles voorgedrukt voorgeschoteld te krijgen. De leerkracht vertelde dat hij leerlingen zelf liet cijferen en hoofdrekenen. Leerlingen gebruiken geen rekenmachine. Voor alle duidelijkheid: het gaat hier over een jonge leerkracht. Persoonlijk vind ik het bewonderenswaardig, want hij zal waarschijnlijk de enige op school zijn die dit aandurft. Leerlingen schijnen langzaam maar zeker bepaalde vaardigheden te verliezen, meer bepaald lezen, rekenen en schrijven. Tijd dus om op de rem te gaan staan. |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 05:30. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.