"We hebben onze moraal geoutsourcet"
"We hebben onze moraal geoutsourcet"
De verontwaardiging over de dood van de MIVB-medewerker Iliaz Tahiraj is groot. Meteen werden er grote beloftes gedaan over meer blauw op straat. Maar haalt dat iets uit, als het tanende respect voor uniformen mee aan de basis van het voorval ligt? Een gesprek met cultuursocioloog Walter Weyns (UA), over hoe mijnheer pastoor werd vervangen door een piepende autogordel. 'Of je iets doet, hangt nu af van of je het technisch kunt, niet van of je het moreel mag.' Geen grootvader die het niet tegen zijn kleinkind op schoot heeft gezegd: vroeger hadden de mensen nog respect. Voor de onderwijzer in zijn stofjas - die wist alles. Voor de wijkagent - want die was, nou ja, wijkagent. En voor de treinconducteur - néé, je legt je voeten niet op de stoel voor je. Respect voor uniformen. Toen je de deur uitging, riep opa je nog na: 'Dat ik geen klachten hoor, hè.' De tijden veranderen. Op zaterdag 7 april, vroeg in de ochtend, kwam Iliaz Tahiraj om het leven. De 56-jarige MIVB-controleur werd na een banaal verkeersongeluk doodgeslagen. Hij had met het ongeval zelf niet eens iets te maken: als supervisor kwam hij alleen de schade opnemen. Ook de dader, een twintiger uit Laken, was niet rechtstreeks betrokken bij het ongeval. Collega's protesteerden luidkeels tegen de toenemende agressie. Procureurs spraken over gratuit geweld. Ministers beloofden extra mankracht en meer blauw op straat. Als is het maar de vraag of zoiets de dood van Tahiraj had kunnen voorkomen. Toch is wat gebeurde een logisch gevolg van een maatschappelijke evolutie, vindt cultuursocioloog Walter Weyns (Universiteit Antwerpen). 'Gezagsposities zijn niet langer evident. Mensen accepteren niet langer wat gezagsfiguren van hen vragen. Er moeten redenen zijn om te gehoorzamen: mensen moeten gedwongen worden, of voordeel halen uit hun gehoorzaamheid.' Hoe kom dat? Walter Weyns: Eigenlijk is de mens een instinctarm wezen, met een redelijk ongespecialiseerde anatomische instelling. Volgens Jean-Jacques Rousseau zijn wij zieke dieren: wanneer we geboren worden, staan we perplex omdat we niet uit onszelf weten wat te doen. Daarom creëren wij instituties. Dat zijn eigenlijk 'correcties' op onze gebrekkige natuur. Het zijn zekerheden die problemen oplossen voor ze zich voordoen. Sociologen hebben het tegenwoordig vaak over de-institutionalisering. Vroeger had de maatschappij vaste rolpatronen. Je hoefde niet na te denken hoe je een gezin moest inrichten. De generaties voor je deden dat op een bepaalde manier, en die volgde je dan maar. Daar stelde je je geen vragen bij. Vandaag bestaan zulke gedragspatronen nog wel, maar ze zijn niet langer boven de tijd verheven. De aloude overgeleverde gedragspatronen vervagen, en dat zorgt voor onzekerheid. Daardoor kunnen we niet meer terugvallen op vanzelfsprekendheden. Precies daarom hebben mensen geen respect meer voor uniformen. Een uniform is misschien ooit institutioneel verankerd geweest, maar dat is nu niet meer zo. Bovendien zijn er goede redenen om uniformen te wantrouwen, want in het verleden is al te vaak gebleken dat uniformdragers gevaarlijke mensen kunnen zijn. De betekenis van een uniform is niet langer duidelijk. Waar komt die de-institutionalisering vandaan? Weyns: Onze leefcultuur verandert gewoon te snel. Daardoor zijn die instituties niet meer solide, waardoor we eigenlijk niet goed meer weten wat we moeten doen. Dan val je terug op de zogenaamde oertoestand, waarbij we door impulsen gedreven van hier naar ginder lopen en in een soort permanente onzekerheid leven. Eigenlijk is democratie één groot experiment van de-institutionalisering: om de zoveel jaar kun je je leiders wegstemmen. Ook het kapitalisme is eigenlijk een radicale manier om een eind te maken aan zekerheden. In het kapitalisme streef je maar één ding na: de vermeerdering van kapitaal. De manier waarop je daaraan komt doet er niet toe, zolang het maar iets opbrengt. Is het toenemende geweld een grootstadprobleem? Weyns: De onzekerheden nemen toe wanneer een bevolking meer heterogeen is. Enerzijds is een grootstad prikkelend: er gebeurt altijd wel iets, het is alsof je voortdurend op reis bent in je eigen stad. Anderzijds doet het permanente gevoel een vreemdeling te zijn de onzekerheid toenemen. Je weet niet altijd welke taal de mensen rondom je spreken. Je weet niet wat hun achtergrond is, wat hun overtuigingen zijn, of ze een gewelddadig verleden hebben... Er hangt een permanent parfum van wantrouwen over een grootstad. Nodigt die onzekerheid dan uit tot agressie? Weyns: Niet noodzakelijk. Het gebrek aan rollen en instituties zorgt voor wederzijdse onzekerheid: ik weet niet wat de andere zal doen, en de andere weet niet wat ik zal doen. Dat veroorzaakt een zeker ongemak, waardoor we elkaar niet altijd vertrouwen. In sommige gevallen kan dat leiden tot impulsief geweld: als ik niet weet wat de andere mij zal aandoen, zal ik proberen de andere eerst te slaan, dan weet ik tenminste waar ik aan toe ben. Maakt die onzekerheid ons impulsiever? Weyns: Het is zeker zo dat onze impulsremmers verdwijnen. Nochtans hebben we de voorbije 700 jaar juist het omgekeerde achter de rug. De gemiddelde negentiende-eeuwer was bijvoorbeeld stukken geciviliseerder dan de gemiddelde middeleeuwer. In de negentiende eeuw spraken kinderen hun vader aan met 'mijnheer'. Daaruit spreekt ingetogenheid, een zekere afstand. Volgens veel sociologen is dat proces nu in de omgekeerde richting aan het evolueren. Leerkrachten of bazen worden met de voornaam aangesproken, kinderen mogen al eens rondlopen in de klas. De impulsen worden vrijer gelaten. Is het wegvallen van instituties ook niet positief? Weyns: Dat is zeker zo, en daarom is het ook zo moeilijk om autoriteit te blijven handhaven. De hele twintigste eeuw is een schrijnend voorbeeld van machtsmisbruik: leerkrachten, priesters, militairen, politieagenten. We weten nu dat de leerkracht of 'mijnheer pastoor' niet altijd gelijk heeft, en dat is maar goed ook. Alleen wordt er nu zodanig veralgemeend dat het lijkt alsof de leerkracht en de vader nooit gelijk hebben. Er hangt een vermoeden van schuld rond autoriteit. Dat is een probleem in gezagsrelaties, en zet zich door in de opvoeding. Kunnen we echt spreken van moreel verval? Weyns: In zekere zin wel. Ik ben gecharmeerd door de theorie van de Franse socioloog Bruno Latour, die de oorzaak van het verval legt bij de vertechnisering van de maatschappij. Wanneer we een probleem denken te hebben, zien we dat doorgaans als een technisch probleem. Voor veel dingen is dat evident: als je auto niet werkt, moet je hem laten repareren. Maar we doen dat steeds vaker ook bij morele kwesties. Dat komt omdat mensen eigenlijk niet betrouwbaar zijn. Het verkeersreglement is daar een mooi voorbeeld van. Behalve van zo'n reglement maken we ook gebruik van hulpmiddelen, zoals stoplichten, verkeersborden en zebrapaden. Die hulpmiddelen veronderstellen een moralisering bij de mensen: een stoplicht werkt alleen omdat mensen ervoor willen stoppen. Maar op het vlak van snelheid, gordeldracht of roekeloos rijgedrag zien we echter dat die moralisering niet echt werkt. Hoe los je dat op? Oplossing één: je blijft hameren op moreel gedrag, in de hoop dat jongeren hun rijgedrag aanpassen. Oplossing twee: je legt verkeersdrempels aan, zodat je niet snel kúnt rijden. Je kunt de auto zodanig aanpassen dat je geen immoreel gedrag kunt vertonen: een irritant piepsignaal als je zonder gordel rijdt, een alcoholslot... We veronderstellen niet langer dat mensen een moraal hebben, maar we dwingen hen hun gedrag af te stemmen op wat technisch mogelijk is. Handelingen die voordien in de morele sfeer zaten, komen nu in de technische sfeer terecht. Of ik iets doe, hangt af van of ik het kan, niet van of ik dat moreel mag. We hebben onze moraal geoutsourcet. Moeten we terug naar vroeger? Een leraar met autoriteit voor de klas, die gewoon lesgeeft... Weyns: ... en de kennis belichaamt en zijn leerlingen even zal uitleggen hoe ze met die kennis moeten omgaan? Ik denk niet dat het zo simpel zal zijn, precies omdat kennis ook steeds minder in ons zit. De omgang met kennis en morele vraagstukken impliceert niet automatisch dat je die ook naleeft. Kunnen we dat moreel vermogen dan niet recupereren? Weyns: Ook dat gaat niet zomaar. Voor morele beslissingen ben je aangewezen op kennis. Zonder kennis kun je geen beslissingen nemen. Dan is de vraag: wat is relevante kennis? En dat wordt al lang niet meer door ons beslist, maar door computerprogramma's. Zelfs op het internet beslissen we niet zelf wat tot ons komt uit de wereld. Het echte selectiewerk gebeurt door technische actoren, zoals zoekrobots. En die zullen echt niet verdwijnen. Gelooft u in een repressieve aanpak? Weyns: Als je in een bepaalde wijk meer blauw op straat brengt, doet dat de criminaliteit niet verdwijnen: ze verplaatst zich alleen maar. Zulke maatregelen hebben een afschrikkend, maar geen opvoedkundig effect. Voor de wijk in kwestie is dat een oplossing, maar het probleem zelf wordt daarmee niet opgelost. De Brusselse procureur Bruno Bulthé wijt het geweld aan een gebrek aan opvoeding. Weyns: Natuurlijk ligt het aan de opvoeding! Alleen kan je kinderen vandaag niet meer opvoeden zoals honderd jaar geleden. Bovendien gaat opvoeding al lang niet meer over mensen alleen, het gaat steeds meer om de opvoeding en moralisering van de omgeving. Je moet een habitat creëren waar mensen in passen. Dat doet men al in metrostations, door bepaalde kleuren te gebruiken en zachte muziek te spelen. Die inrichting zorgt voor een temperend effect, zodat mensen zich aangenamer voelen en zich beter gaan gedragen. Je hebt de mensen daarmee niet opgevoed, je hebt de omgeving zodanig ingericht dat mensen hun gedrag aanpassen. Tegelijk moeten we ook niet te veel van opvoeding verwachten. Eigenlijk hoef je iemand niet op te voeden om te weten dat een dier pijn heeft als je het de keel oversnijdt. Dat is eigen aan de soort: wij weten van het lijden van anderen. Dat is geen kwestie van opvoeden: psychopaten kunnen het gewoon niet leren. Het essentiële is in grote mate aangeboren. Is de dood van Tahiraj een alleenstaand geval? Verwacht u dat dergelijke geweldplegingen vaker zullen voorkomen? Weyns: Daarover kan ik geen statistische uitspraak doen. Ik denk wel dat de media dit soort gewelddaden een prominente plaats zullen blijven geven, omdat het zo'n begrijpelijk onderwerp is. 'Man wordt doodgeslagen' of 'kind verdrinkt in vijver' is een stuk begrijpelijker dan bijvoorbeeld de eurocrisis. Je kunt er verontwaardigd over zijn: hadden ze daar dan geen hek kunnen plaatsen? Hadden ze er niet voor kunnen zorgen dat het water ondiep was? Ook dat is vertechnisering: een schuldige zoeken voor een probleem. Terwijl sommige dingen nu eenmaal gebeuren. Je kunt niet voor alles een schuldige vinden. Knack, 18-04-2012 (Jeroen Zuallaert) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 05:21. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.