De kamers van de melancholie
De kamers van de melancholie
Karen Johannisson, De kamers van de melancholie. Vertaald door Elina van der Heijden en Wiveca Jongeneel, Ambo, 352 blz. De melancholie is, na de liefde, wellicht het meest beschreven gevoel in de westerse cultuur. Karin Johannisson schreef er de boeiende geschiedenis van. Een historiek in drie kleuren: van ‘zelfmoordzwart' naar ‘depressiegrijs' en ‘leegtewit'. ‘Zijn ziel woont in zijn lichaam zoals een mol in de grond... Hij denkt van glas te zijn en vreest dat alles in de buurt hem zal breken. Wat zijn gedachten ook maar binnendringt, het draait zich vast als een schroef en hoe meer hij wrikt en wringt, des te dieper graaft hij zich in.' Nee, dit is niet het ziekteverslag van een hedendaagse burn-out, zo beschreef Samuel Butler zichzelf anno 1659 in A melancholy man, een trendsettend handboek van de zwartgalligheid. Melancholie is van alle tijden, na liefde en verliefdheid is het wellicht het meest beschreven gevoel in de westerse cultuur. Ze komt in de meest verscheiden vormen: van Het lijden van de jonge Werther over de ennui van Baudelaire en de ‘hongerkunsten' van Franz Kafka tot de chronische vermoeidheid van vandaag. En als we Karin Johannisson mogen geloven, wisselt ze in de loop der tijd zelfs van kleur: van ‘zelfmoordzwart' naar ‘depressiegrijs' en ‘leegtewit'. Johannisson is hoogleraar ideeën- en wetenschapsgeschiedenis aan de universiteit van Uppsala. Met De kamers van de melancholie heeft de Zweedse een opmerkelijk invoelende historiek van de treurnis om gebrek en verlies in de westerse cultuur geschreven. Gevoelens mogen nog zo individueel lijken, ze hebben ook hun modes en stijlen, vormgegeven door het paradigma van de tijdgeest, zo blijkt. De romantische melancholie rond 1800, de opstoot van hypernervositeit bij de intelligentsia rond 1900 en de stresscultuur in het bedrijfsleven vandaag: ze weerspiegelen diepgaande veranderingen in de samenleving en het cultureel zelfbeeld. Ziekteverslagen en romans nemen de emotionele temperatuur op van hun tijd. Zelfmoordzwart Depressie is vandaag, dankzij de alomtegenwoordigheid van antidepressiva, een bij uitstek stomme klacht geworden. Wat een verschil met de zwarte melancholie die zich in de zeventiende eeuw als een mal du sičcle over het door oorlogen en catastrofes geteisterde Europa verspreidde. De melancholicus van die dagen wisselde hypochondrie af met buien van wanhoop en razernij, een wildeman die rammelt aan de kooi van de beschaving. Intussen is de Dr Jekyll in ons allang getemd. De treurnis wordt steeds grijzer. ‘Alsof een troebele glasplaat tussen het ik en de wereld is geschoven', noteert Johannisson. De romanticus in de negentiende eeuw kon nog pochen met zijn gevoelens van vervreemding en verlies. ‘Mijn ziel is de Dode Zee, waarboven geen vogel kan vliegen', schreef de filosoof Sören Kierkegaard trots. Melancholie als waarmerk van een superieure geest en protest tegen de zielloze burgermaatschappij. Deelnemen aan de strijd om het bestaan was een zwaktebod, zeker als je van huize uit een beetje geld had. De romanticus was een doelloze flaneur of op zijn best een dandy. ‘Leven en sterven voor een spiegel', luidde de filosofie van de počte maudit Baudelaire. Van daar naar de hedendaagse helden van het existentiële ennui, zoals Kurt Cobain en Ian Curtis, is maar een stap. Zij zijn de laatste erfgenamen van de jonge Werther, die bij gebrek aan beters ‘de zelfverbranding als een ultiem levensproject zien'. En ook hun zelfmoord strekte jonge volgelingen wereldwijd tot voorbeeld. Ook de creatieve toppers van de nieuwe industriële maatschappij rond 1900 afficheerden hun zenuwkwalen graag als een soort van sociale status terwijl ze paradeerden op de catwalk van de duurste Europese kuurhotels. Het was een tijd vol veranderingen en ontwrichting, die fijngevoelige zenuwen zwaar op de proef stelde. Het gemene volk in de fabrieken werd niet geacht daar last van te hebben, maar bij de hogere klassen waren zenuwinzinkingen aan de orde van de dag. Rudolf Diesel, de uitvinder van de dieselmotor, die zich als een ‘hogedrukmens' zag, blies uiteindelijk zichzelf op en pleegde zelfmoord. En de workaholic Max Weber, de predikant van het protestantse arbeidsethos, viel tijdens zijn carričre van de ene burn-out in de andere. Zijn nachtmerrie heette insomnia: ooit bleef hij vijf jaar aan een stuk slapeloos. Johannisson doet uitgebreid verslag van die kwelling aan de hand van de briefwisseling tussen Weber en zijn vrouw. Daaruit blijkt dat de professor niet alleen impotent was, maar in zijn halfslaap ook voortdurend werd geplaagd door seksdromen en onvrijwillige zaadlozingen. Nooit gedacht dat er in de Kulturmensch Max Weber een onvervalste Dr Jekyll zat. Depressiegrijs Met al zijn neuroses en burn-outs lijkt het begin van de twintigste eeuw opvallend sterk op onze eigen tijd. Al is er intussen veel veranderd. ‘De melancholie wordt gedemocratiseerd', schrijft Karin Johannisson. Eerst treft ze de middenklasse, later ook de arbeiders. Melancholie wordt depressie, een existentiële nederlaag: ‘terneergedrukt' zijn biedt geen betekenisvolle meerwaarde meer zoals in de romantische tijd. Het melancholische ik eindigt als patiënt. ‘De duisternis wordt van haar betovering ontdaan en verandert in een ziekte die net zo behandelbaar, maar ook net zo zinloos is als eczeem, diabetes of een keelontsteking', schrijft Johannisson. Psychofarmaca kunnen het bestaan normaliseren, maar wat is een leven zonder gevoelens waard? Misschien is dit nog wel het allerergste, oppert ze: ‘de melancholie zonder melancholie'. In de twintigste eeuw verandert de melancholie ook van sekse. Twee eeuwen geleden mocht een man van stand nog tranen met tuiten huilen, maar dat is helemaal voorbij. De industriële negentiende eeuw zet hoog in op zelfbeheersing. In het openbaar gevoelens tonen wordt een vrouwelijk zwaktebod en uiteindelijk zelfs een ziekte. Het hedendaagse stereotype van de depressie is een vrouw zonder naam. Vrouwen krijgen dubbel zo vaak het etiket depressief opgeplakt als mannen. Feministen zullen die diagnose vooral als een spiegel van haar sociale beperkingen zien: depressieve vrouwen zijn vrouwen die hun eigen leven niet in handen hebben. Leegtewit Er zijn verbluffende overeenkomsten tussen de zenuwziekte van 1900 en de stress van onze tijd. In beide gevallen gaat het volgens Johannisson om gevoelsmatige reacties op snelle sociale verandering, waarbij vermoeidheid het sleutelsymptoom is. Burn-out begon in de jaren 1980 in de manische bedrijfscultuur van de Verenigde Staten als een yuppieziekte en groeide vervolgens uit tot een wereldwijde epidemie. Vervolgens kwam cvs, het chronisch vermoeidheidssyndroom, dat ook al vooral de toppresteerders in de samenleving treft. De witte melancholie van onze tijd draait om uitputting, het gevoel van opgebrand zijn. ‘De vermoeidheid van zichzelf te zijn', noemt de Franse socioloog Alain Ehrenberg dat. De zoektocht naar een authentiek ik lijkt ten einde. Waar zijn de grote gevoelens van de romantische tijd gebleven? Die zitten intussen in de psychiatrie tussen de neurotici, hysterici en neurastheniekers. Franz Kafka, wiens hongerkunstenaar vast ‘omdat ik nergens eten kan vinden dat ik lekker vind', zou vandaag geen genie van de zelfkwelling maar alleen nog een banale anorexielijder zijn. Burn-out en cvs draaien om het verlies van balans tussen eisen en vermogen. Onze op hol geslagen markteconomie heeft de samenleving ontwricht. Waar horen we nog bij? Er zijn geen normen en waarden meer behalve de individuele zelfrealisatie. We willen alles en we willen het meteen. Verwachtingen zijn torenhoog zodat het leven een never-ending journey of dissatisfaction wordt. Hoe meer we hebben, hoe ontevredener we zijn. Dat is goed voor de economie, maar slecht voor de mens. De inflatie van persoonlijke verantwoordelijkheid schept steeds hogere eisen van bevestiging, waaronder hij uiteindelijk moet bezwijken. De witte melancholie is melancholie in haar meest naakte vorm: leegte, buiten mij bestaat er niets. Wat rest er nog als de marktsamenleving zich als een kooi om het ik sluit? Automutilatie, fantasieën over dood en geweld, het onderduiken in virtuele werelden. Of zonder meer de vlucht. In 2005 hield de Pianoman de wereld maandenlang in zijn ban. De onbekende was met geheugenverlies op een Engels strand aangetroffen. Uiteindelijk bleek het niet om een bizar romantisch genie, maar om een verwarde Duitse boerenjongen te gaan. De Pianoman heeft heel wat voorgangers, leren we uit De kamers van de melancholie. De beroemdste was Albert Dadas, een Franse monteur die op het einde van de negentiende eeuw opdook in zo uiteenlopende plaatsen als Wenen, Praag, Moskou, Algiers en Constantinopel. Dadas reisde rond als een bezetene, zonder te weten wie hij was en waarom hij onderweg was. Als hij te lang op dezelfde plek was, sloeg de kolder hem in de kop en ging hij aan het zwerven. Fugue was een populair verschijnsel rond 1900. Het werd afwisselend zwerfdrift, wegwee en dromomanie genoemd. Psychiaters zagen het als een onbewuste strategie om depressies af te weren. De door de beschaving geketende mens ontvlucht zijn kooi en trekt op zoek naar het ware leven. Albert Dadas was een beatnik avant-la-lettre: alleen on the road kon hij zichzelf zijn. Vandaag hebben wij gelukkig het toerisme als simpel tegengif voor de ratrace. DS, 29-01-2011 (Gilbert Roox) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 07:18. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.