Waterval van ASO, TSO en BSO verdwijnt
Waterval van ASO, TSO en BSO verdwijnt
BRUSSEL - Leerlingen gaan straks niet meer naar het ASO, het technische of het beroepsonderwijs. Ze kiezen voor belangstellingsgebieden als ‘talen' of ‘natuur en wetenschappen', die elk meerdere abstracte én concrete studierichtingen bieden. De verschuiving van de sociaal-selectieve watervalkeuze tussen ASO, TSO, BSO en KSO naar belangstellingsgebieden wordt het meest zichtbare aspect van de hervorming van het middelbaar onderwijs. Ze is ingezet onder minister Marleen Vanderpoorten (Open VLD), die de projecten Accent op Talent liet starten. Opvolger Frank Vandenbroucke (SP.A) verbreedde en verdiepte ze via de ‘proeftuinen'. De eerste visienota ‘Mensen doen schitteren' van minister Pascal Smet (SP.A) pikt zowel het gedachtegoed van Accent op Talent op als de klemtoon die Vandenbroucke legde: de sterkeren uitdagen, de zwakkeren optrekken. De kern van het verhaal is dat in de plaats van het watervalsysteem belangstellingsgebieden komen die verschillend kunnen benaderd worden: abstracter of concreter, arbeidsmarktgericht of gericht op doorstroming naar het hoger onderwijs. Dat moet ertoe leiden dat leerlingen niet meer een school kiezen op grond van hun sociale afkomst, maar op basis van hun belangstelling en talenten. De indeling in belangstellingsgebieden werd onder meer al succesvol uitgebouwd in de proeftuinen van de katholieke scholengroepen Beveren-Bazel en Maaseik en in het Leonardolyceum in Antwerpen. De nota neemt ‘competenties' en de daarop gestoelde kwalificatiestructuur VSK als kader. VSK staat voor Vlaamse kwalificatiestructuur, maar is eigenlijk de Europese kwalificatiestructuur die opleidingen indeelt in 8 niveaus, van 1 (basisgeletterdheid na het basisonderwijs) tot 8 (doctoraat). Net zoals in het hoger onderwijs, is Europa dus richtinggevend. Differentiatie wordt een sleutelwoord. Er komen doorstromings- en arbeidsmarktgerichte studies, maar ook binnen richtingen zal men systematisch moeten differentiëren. Om de zwakkere leerlingen op te trekken, en de sterkere uit te dagen. Via verdieping van de leerstof of verbreding ervan. De hervorming van het middelbaar onderwijs is het sluitstuk van een drieluik. De hervorming van het basisonderwijs werd voorbereid in de jaren tachtig (vernieuwd lager onderwijs, VLO) en negentig, en afgesloten met een decreet in 1997. De hervorming van het hoger onderwijs (2000-2010) werd op de agenda gezet door Europa met de Bologna-verklaring en de BaMa-structuur (Bachelor-Master). Die van het middelbaar onderwijs borrelde naar boven rond 2000 en zal in de periode 2010-2015 afgerond worden. Blog DS, 13-09-2010 (Guy Tegenbos) |
Ons onderwijs is uitstekend, maar ...
Ons onderwijs is uitstekend, maar ...
BRUSSEL - Het Vlaams onderwijs behoort bij het beste ter wereld. Inzake wiskunde, wetenschappen en leesvaardigheid vormt Vlaanderen de wereldtop. Dat moet behouden blijven. Maar perfect is dit onderwijs niet. Het Vlaams onderwijs vertoont zeven zwakheden, leert de visienota van minister Pascal Smet. 1. Hoge pieken, maar ook brede en diepe dalen. Vlaanderen bereikt hoge pieken in zijn onderwijs, de Pisa-onderzoeken van de Oeso bevestigen dat telkens. Maar met grote groepen (groter dan elders) bereikt het ondermaatse schoolresultaten. Vooral kinderen van laaggeschoolden en niet-actieven halen veel minder uit het onderwijs dan anderen en minder dan zou moeten. Besluit: ons onderwijs ‘reproduceert sociale ongelijkheid' in plaats van die te doorbreken. 2. De overgang van lager naar middelbaar onderwijs op delicate puberleeftijd verloopt voor nogal wat Vlaamse kinderen moeilijk. 3. Studiekeuze. De juiste richting kiezen, is al langer een groot pijnpunt. De keuze voor de ontwikkeling van de juiste talenten wordt doorkruist door het watervalsysteem. Dat zegt impliciet dat er ‘hoge' en ‘lage' studierichtingen zijn, selecteert jongeren op ‘sociale' in plaats van op talentkenmerken, en leidt naar veel mislukkingen en demotiverende studievertragingen. Studiekeuzen worden veel vroeger gemaakt dan elders (12 jaar) en er is een onoverzichtelijke waaier van 800 studierichtingen, waarvan vele nauwelijks van elkaar verschillen. 4. Het welbevinden van leerlingen is soms problematisch. Ze vinden het onderwijs saai. Dat remt het leren. In de tweede graad bereiken velen een dieptepunt van welbevinden en dus ook van de studieresultaten. Spijbelen is een probleem. Zittenblijven ook. Dat komt veel meer voor dan elders en werkt demotiverend. 5. Uitstroom. 85 procent van de jongeren haalt een eindkwalificatie (diploma SO); dat is internationaal gezien zeer hoog. Maar 15 procent haalt dat niet, behaalt niets, geen enkel diploma, geen enkele kwalificatie. En dat is hoogst problematisch op de arbeidsmarkt. 6. Opleiden tot kritische burgers. Een eerste onderzoek toont dat onze jongeren op sociaal en politiek vlak wel degelijk over kennis beschikken, maar onvoldoende goede attitudes hebben om zich al burger politiek en sociaal te engageren. 7. De nieuwe vormen van leren – digitaal en e-leren, projectwerk, werkplekleren – zijn maar matig ontwikkeld. Jongeren groeien op in een digitale en beeldcultuur, terwijl de school nog overwegend verbaal-literaire leerhefbomen hanteert. Blog DS, 13-09-2010 (Guy Tegenbos) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 18:41. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.