![]() |
Doe 's normaal, man
Doe 's normaal, man
Voetbalminnend Nederland ging zondagavond in een dodelijk tempo van euforie naar wanhoop. MARC REUGEBRINK legt uit wat het voetbal ons leert over het Hollandse natiegevoel: 'Het had soms iets van een kruistocht'. Misschien is het de schuld van het Nederlands volkslied, die verloren finales. In dat lied, het Wilhelmus, staat immers dat de Nederlander 'van Duitschen bloed' is en dat hij 'de Koning van Hispanje' altijd heeft geëerd. De drie finales werden verloren tegen Duitsers (1974), Spaanstalige Argentijnen (1978) en nu tegen Spanje zelf. In dat lied wordt nergens gekweeld dat de fiere Dietsche leeuw zich niet zal laten temmen. Of dat hij zal klauwen. Of zelfs maar tanden heeft. Het Nederlandse volkslied is een en al respect voor overheersers, stamvaders en natuurlijk God. Niet iets waarmee je ten strijde trekt. De melodie is weemoedig, bijna melancholisch. Het moet de reden zijn waarom supporters van Oranje dan maar het befaamde 'hup Holland hup' hebben verzonnen, met de overigens ook meteen weinig heroïsch klinkende aanmoediging: 'laat de leeuw niet in zijn hempie staan'. We zijn hier nog steeds heel ver verwijderd van de bravoure van meer klassiek-nationalistisch georiënteerde volkeren als - mag ik het zeggen? - de Vlamingen. Of dan toch in ieder geval de Fransen. Of de Engelsen, die ten minste aan God vragen hun eigen 'Queen' te redden, en niet die van een andere natie. Het lijkt onwaarschijnlijk dat een Nederlander zich niet op zijn Nederlanderschap laat voorstaan, zeker in het licht van de Oranjegekte die de rest van de wereld weer heeft moeten ondergaan de afgelopen weken. Maar die Oranjegekte is zo op het oog onschuldig en wordt ook niet werkelijk begrepen als een uiting van eng-nationalistische gevoelens. In Nederland was nationale identiteit altijd iets vanzelfsprekends, zo vanzelfsprekend dat men er meestal niet over nadacht. Het wordt samengevat in het woordje: 'normaal'. Cabaretier Theo Maassen suggereerde ooit al dat de Nederlandse wapenspreuk niet 'Je maintiendrai' (ik zal handhaven) zou moeten luiden, maar 'Doe 's normaal, man!' Consensusland Het is op die normaliteit dat de Nederlander zich gewoonlijk richt. En dat is een andere manier om te zeggen dat Nederland bij uitstek een consensusland is. Een land van tamelijk brave volgers en meelopers (van… handhavers, misschien dan toch). Dat stemt alweer niet overeen met het wat rebelse imago van dit land. Maar dat rebelse imago is enkel te danken (te wijten, zou men nu zeggen) aan het succes van het progressieve gedachtegoed in de jaren zeventig (dat wat nu bitter en bits 'de linkse kerk' wordt genoemd), gedachtegoed waarmee natuurlijk ook iedereen geacht werd in te stemmen (zoals nu weer met het tegendeel). Met het wérkelijk dissidente heeft Nederland nooit erg goed overweg gekund. Een voetbalfeest is een eenvoudige context om dat gevoel van normaliteit te bewerkstelligen - net als een camping dat is, een kermis of zoiets als Koninginnedag. Het creëert op slag dat voor elke rechtgeaarde Vlaming zo bevreemdende 'onder mekaar'-gevoel, dat 'wat is het toch gezellig'-idee, en vooral: die overtuiging dat men 'hartstikke goed' bezig is. De blik richt zich naar binnen, zoals dat op vrijwel elk gebied van het openbare leven in Nederland steeds het geval is: cultureel, politiek en anderszins. De hele wereld wordt Nederland, op zo'n moment, en zo wordt er ook over bericht. Als je de Nederlandse pers mag geloven is de hele wereld blij wanneer ze zo'n stelletje in oranje uitgedoste idioten over de vloer krijgt. Iederéén vindt dat 'gezellig'. Ja toch? Niet dan? Dat die wereld zo haar reserves heeft, dringt niet door. Melancholisch verlangen Dat drong ook nooit door als het om andere dan voetbalzaken ging. 'Nederland gidsland' is een uitvinding van vooral Nederlanders. Het gaat uiteindelijk terug op de calvinistische predestinatieleer, dat gevoel van uitverkorenheid door God. Dat verdraagt geen kanttekeningen en geen twijfel. Men heeft het 'gewoon' bij het rechte eind. Iets anders zou heel raar zijn. Het zou bij een Nederlander ook niet opkomen om het typisch Nederlands te noemen. Het is gewoon zoals het is. Overal. Altijd. Voor iedereen. Ja toch? Niet dan? Hoe broos een en ander is hebben we de afgelopen jaren kunnen zien: een politieke moord, een racistische partij met veel aanhang, vertwijfeling in bijna alle geledingen van de samenleving. Het voetbalfeest kwam in die zin als geroepen. Het wiste het beeld van een allengs minder eensgezind Nederland even uit, herstelde weer even die illusie van doodeenvoudige 'normaliteit', verenigde een volk dat zich met wérkelijke verdeeldheid vanwege haar protestantse inborst niet werkelijk raad weet. Voor het eerst werd zelfs het laatste restje trots van de steeds verliezende finalist - het verzorgde, aantrekkelijke, spreekwoordelijk Hollandse voetbal - opgeofferd aan die illusie. Als ze maar wonnen. Het had soms iets van een kruistocht, waarbij het geloof meer gewicht in de schaal legde dan de daadwerkelijke slagkracht. Een metafysische behoefte om ondanks talloze bewijzen van het tegendeel van elke twijfel te worden verlost. Je zag het bij de spelers. Je zag het bij de supporters. Hoe noemde de bondscoach dat? Een missie. Maar misschien was het vooral melancholisch verlangen. Luister maar naar het Wilhelmus. Marc Reugebrink, Nederlands schrijver, winnaar van de Gouden Uil DS, 13-07-2010 |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 17:18. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.