Een wereld in kameeltempo
Een wereld in kameeltempo
De stilte in de lucht van de laatste dagen roept weldadige herinneringen op aan een wereld waarin reizen nog een trage ervaring was, schrijft filosoof ALAIN DE BOTTON. In een toekomstige wereld zonder luchtvaart zouden kinderen zich vlijen aan de voeten van oude mannen en naar bijzondere verhalen luisteren over een mythische tijd, waarin grote, ingewikkelde machines zo groot als flatgebouwen de lucht in gingen en hoog boven de Himalaya en de Tasmaanse Zee vlogen. De wijze, oude mannen zouden uitleggen dat de passagiers in het vliegtuig, die voor het voorrecht om ermee te mogen reizen de prijs van een paar boeken hadden betaald, ongeduldig en ondankbaar het schermpje voor hun raam zouden sluiten, stilzwijgend naast vreemdelingen zouden zitten, naar films over liefde en vriendschap zouden kijken — en zouden klagen dat het voedsel in de kleine plastic bakjes voor hun neus niet net zo lekker was als wat ze in hun eigen keuken konden bereiden. De oude mannen zouden eraan toevoegen dat de lucht, die nu slechts door de kronkelvluchten van bijen en spreeuwen wordt verstoord, ooit had getrild door het lawaai van de vliegende zwaargewichten, en dat hele reeksen Britse steden door dat lawaai werden overspoeld. En dat gevoelige mensen in de oude Londense voorstad Fulham vrijwel nooit langer dan tot zes uur in de ochtend hadden kunnen slapen, door het onophoudelijk geraas van binnenkomende aluminiumbuizen uit Canada en het oosten van de Verenigde Staten. Alles zou natuurlijk heel langzaam gaan. Het zou twee dagen duren om in Rome te komen, en een maand voordat je eindelijk opgetogen de haven van Sydney zou kunnen binnenvaren. En toch zouden er voordelen kleven aan al deze traagheid. Zij die het vliegtuigtijdperk hadden gekend, zouden zich de verwarring herinneren die zij hadden gevoeld na aankomst in Mumbai of Rio, Auckland of Montego Bay, slechts een paar uur na het verlaten van hun huis, hun vage gevoel van misselijkheid en verwondering, waardoor het oude Arabische gezegde aan geloofwaardigheid won dat de ziel onveranderlijk met de snelheid van een kameel reist. Dat nieuwe, wijdverbreide ‘kameeltempo' zou reizigers wederom met een wijsheid begiftigen die hun middeleeuwse pelgrimvoorvaderen maar al te goed hadden gekend. Deze pelgrims hadden hun uiterste best gedaan om zo langzaam mogelijk te reizen – ze vermeden zelfs het gebruik van boten en paarden ten faveure van hun eigen voeten. Dat had niets met perversiteit te maken en alles met het inzicht dat als een van onze voornaamste redenen om te reizen het achter ons laten van het verleden is, we vaak behoefte hebben aan iets heel groots en tijdrovends — zoals een reis van een maand over de oceaan, of een trektocht over een bergketen — om een toereikend gevoel van afstand te creëren. Wat de voordelen van overvloedig en comfortabel luchtreizen ook mogen zijn, we mogen het soms vervloeken omdat het té makkelijk is en té ongemerkt gaat, waardoor onze pogingen worden ondermijnd onszelf te veranderen door te reizen. Wat zouden we vliegtuigen bewonderen als ze er niet langer zouden zijn om ons schrik aan te jagen of te vervelen. We zouden hun stalen dolfijnachtige lichamen strelen in musea en ze eren als symbolen van een intimiderende technische intelligentie en uitzonderlijke rijkdom. Ondanks alle chaos en ongemak van onze verstoorde vluchtschema's zouden we de IJslandse vulkaan dankbaar moeten zijn, omdat hij ons kort heeft laten voelen hoe een toekomst zonder luchtvaart ons zowel met geluk als met spijt zou vervullen. © Alain de Botton DS, 21-04-2010 |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 10:59. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.