’Geef me alstublieft toch een tent!’
’Geef me alstublieft toch een tent!’ - Ook de soldaten worden doornat
Zware regenval hindert de hulpacties voor de slachtoffers van de aardbeving in Pakistan. De daklozen vragen wanhopig om bescherming tegen het ijskoude water. Zaterdagmorgen begint dreigend. De nog donkere ochtendlucht is plotseling fel verlicht. Enkele seconden later volgt een geweldige donderslag. Vluchtelingen in één van de kampen in Balakot kijken verschrikt omhoog. Ze hebben geen tenten en er staat geen huis meer overeind waar zij kunnen schuilen. Weer is de hemel verlicht, de donder volgt nu sneller. Dan begint het te regenen. Voor de onbeschermde vluchtelingen – moeders met kinderen, gewonden, bejaarden – is het een verschrikking. Een vrouw staat met geheven armen voor de ingang van een tent van het Poolse reddingsteam. Met tranen in haar ogen smeekt zij hen om hulp. „Mijn kinderen zitten buiten in de regen. Ze zullen doodgaan. Geeft u me alstublieft toch een tent.” Zij herhaalt haar woorden steeds weer, maar de Poolse reddingswerkers kunnen haar niet helpen. Zij hebben geen extra tenten om weg te geven. Met lede ogen sturen ze haar naar het kamp van het Pakistaanse leger, wetend dat die ook geen tenten hebben. De mensen kunnen geen kant op. De meesten laten de ijskoude regen gelaten over zich heen stromen. Een moeder zit met haar twee kleine kinderen op een grote rots. Zonder tent. Zonder regenkleding. Zonder zelfs een eenvoudige plastic vuilniszak. De ogen van de twee kinderen spreken boekdelen. Hun katoenen kleding is doornat. Regenwater druppelt uit hun kletsnatte haar over hun gezicht. Sommige vluchtelingen boffen en hebben een paraplu weten te bemachtigen. In kleine groepjes van drie of vier schuilen zij her en der onder hun enige bescherming tegen de stromende regen. De echte gelukkigen schuilen in een tent, of onder een groot zeil van één van de hulporganisaties. Maar zij zijn de uitzonderingen. De meesten zijn totaal blootgesteld aan de neerstromende regen en de nu bijtende koude. Wanhoop spreekt uit hun ogen. De Polen hebben het zelf ook moeilijk. Een steeds sterkere wind waait hun tenten vrijwel van de berghelling af. Het merendeel van het team rent rond om de onderflap van hun tent te verzwaren met stenen die hier overal verspreid liggen. Als de regen even stopt voor een korte periode rent een klein meisje in een rood gewaad een tent uit naar een stapel kleren, enkele dagen eerder neergegooid door vrijwilligers. Verkleumd, met de handen in kleine vuistjes samengeknepen, staart zij met wilde ogen naar de kleding onder haar voetjes. Ze zoekt verwoed naar iets warms. Een trui, of een jas misschien. Steeds weer grijpt ze in de hoop kleding, steeds weer laat ze het gelaten uit haar handen vallen. Uiteindelijk geeft ze het op en rent weg. Zelfs de Pakistaanse soldaten hebben het zwaar. De meesten van hen zijn totaal niet voorbereid op dit weer. Ze dragen enkel hun uniform, geen truien, geen regenjassen. De meeste improviseren door zichzelf te wikkelen in een deken, of een stuk plastic. Anderen schuilen onder zeildoek dat over hulpgoederen is gespannen. Maar veel van de hulpgoederen, zelfs matrassen, liggen open en bloot. Langzaam maar zeker worden ze doornat. Een officier zegt dat er onvoldoende materiaal is. „We zenden de tenten naar vooruitgelegen posities, dorpen in de bergen waar ze tenten het meeste nodig hebben. Daar gebruiken we de muilezels voor, omdat de wegen niet meer begaanbaar zijn voor auto’s.” In Bakalot komen er geen tenten legt hij uit. „We hebben ze gegeven, maar de mensen verkochten ze aan mensen uit de dorpen.” Het is onmogelijk om zijn woorden na te gaan. Maar de mensen die hier om tenten smeken, zien er niet bepaald uit alsof ze tenten verkocht hebben. De soldaten hier doen duidelijk hun uiterste best. Dag en nacht werken zij keihard om de overlevenden te helpen. Maar ze hebben onvoldoende voorraden, onvoldoende personeel en er is gebrek aan coördinatie. Zelf zijn zij net zo blootgesteld aan het weer als de mensen die zij helpen. „Het rampgebied is gewoonweg te groot voor ons,” zegt de officier. „Er woonden tegen de drie miljoen mensen in de regio getroffen door de aardbeving.” Hoogstwaarschijnlijk is het gros van hen nu dakloos en blootgesteld aan het weer. Narah Nassar, een 42-jarige winkelier, staat gelaten te wachten naast een distributieplek van het leger. De goederen liggen ook hier open en bloot. Er is geen tent te zien. Zijn winkel en huis liggen plat. Zijn zesjarige zoon is dood. Samen met zijn vrouw en acht kinderen schuilt hij onder een stuk beton van een ingestort gebouw verteld hij. Maar het biedt hen maar weinig bescherming. „We hebben wat voedsel van vrijwillige organisaties, maar wat we het meeste nodig hebben, is tenten. Vrouwen en kinderen zitten open en bloot in de regen. Zoals u ziet, regent het al sinds vanmorgen, en het is heel koud.” Hij rilt heftig als hij zijn smeekbede uitspreekt. „Er zijn geen tenten. Er zijn geen daken. Vertel de wereld wat wij nodig hebben. Geef ons tenten.” Trouw, 17-10-2005 |
Inmiddels 100.000-en daklozen...
Rode Kruis Vlaanderen vraagt hulp
Het Rode Kruis Vlaanderen heeft na telefonisch overleg met het Internationale Rode Kruis enkele actieplannen voor de slachtoffers van de aardbeving in Pakistan en India getroffen. Dat meldt Luc Humblé, coördinator van de Noodhulp Vlaanderen, zondagnamiddag. Vrijwilligers van de plaatselijke Rode Kruis-afdelingen in Pakistan en India staan de bevolking bij en verlenen hulp waar mogelijk. Het Internationale Rode Kruis brengt vanuit Afghanistan 25.000 zogenaamde shelterpaketten, bestaande uit tenten, matrassen en dekens, naar het rampgebied over. Internationale hulpteams van het Rode Kruis zijn al ter plaatse of staan vertrekkensklaar. Het Rode Kruis Vlaanderen lanceert een oproep naar de bevolking om financieel te helpen voor de aanschaf van nog eens 30.000 onderdakpaketten. Dat kan op het rekeningnummer 000-0000025-25, Noodhulp aardbeving Pakistan en India. Weblog HLN, 09/10/05 15u32 |
Aardbevingsramp in Pakistan verdient dezelfde hulp als destijds de tsunami
In Noord-Pakistan en in het Indiase deel van Kashmir is het aantal doden de afgelopen dagen bijna ongemerkt opgelopen tot boven de 50000. Ook blijft een veelvoud aan gewonden verstoken van medische hulp en zijn een paar miljoen ontheemden dakloos overgeleverd aan de invallende winter. Hier hebben de gevolgen van een aardbeving de omvang aangenomen van een ramp die alleszins vergelijkbaar is met de tsunami van vorig jaar. Het verschil is alleen dat de ernst van de situatie toen vrijwel ogenblikkelijk tot de wereld doordrong en er massaal hulp op gang kwam, waar die dit keer zeer beperkt blijft. Verbazingwekkend is dat niet helemaal. Het betreft hier een afgelegen gebied dat vrijwel niemand in het Westen ooit bezocht. Ten tijde van de tsunami werden we overstelpt met verhalen van geschokte toeristen en hun verontruste thuisfront. Ten tijde van de tsunami ook verschenen er alarmerende amateurvideo’s op de buis, luttele dagen later gevolgd door een stortvloed van professionele camerabeelden, waarmee de ramp lang het centrale onderwerp was in iedere huiskamer. Pakistan daarentegen verdween na korte tijd al buiten beeld. Daardoor hebben we echter nauwelijks in de gaten hoe immens de logistieke problemen in het getroffen gebied zijn. De regeringen van Pakistan en India doen hun best, maar hun hulp schiet tekort. Temeer daar het omstreden Kashmir voor hen ook een oorlogsgebied is, waardoor men ook nog met coördinatieproblemen te kampen heeft. In zo’n situatie zal de wereldgemeenschap royaler hulp moeten bieden. Maar juist die, zegt de baas van de Wereldgezondheidsorganisatie in Zuid-Azië, schiet ernstig tekort. Onder deze omstandigheden is het bijna een gotspe dat de Pakistaanse gemeenschap in Nederland geen gereedstaande hulpgoederen kan sturen vanwege de kostbare logistieke problemen, en dat Nederlandse helikopters in Afghanistan niet ingezet kunnen worden, omdat de strijd tegen het terrorisme daaronder zou lijden. Net als de slachtoffers van de tsunami hebben de getroffenen van deze aardbevingsramp recht op onze hulp. En als de financiële steun uitblijft omdat we de ramp niet op ons netvlies hebben, dan verdient het overweging een deel van het tsunamigeld voor dat doel te gebruiken. In Pakistan moeten hulpgoederen binnenstromen en hulpverleners massaal aan de slag kunnen gaan. Trouw, 19-10-2005 |
Pakistan
Weeral een onaangekondigde natuurramp.
Waar gaat het toch naar toe? Gaat de wereld op die manier stilaan vergaan? Zaterdag 8 oktober gebeurde de ramp,een aardbeving in Pakistan heeft ondertussen al aan meer dan 40.000 mensen het leven gekost.Het dodental stijgt nog steeds.Het grote probleem bij deze ramp is dat de hulp op vele plaatsen te laat komt!Ongeveer een half miljoen getroffen mensen hebben nog steeds geen hulp gekregen.Hierdoor zijn er nog eens duizenden levens in gevaar.De mensen hebben niet alleen voedsel nodig,maar ook dringend onderdak,dekens en medische hulp!Maar er is meer hulp op komst!De Pakistaanse legerwoordvoerder Farooq Nasir stuurt kleine helikopters naar de afgelegen bergdorpen.De Verenigde Naties sturen ook nog eens 150.000 tenten voor de getroffen gebieden.Ook de Navo beloven om vanuit Turkije honderden tonnen humanitaire hulp van de VN naar de slachtoffers te sturen. Dit zal allemaal heel vlug moeten gebeuren voor zoveel mogelijk levens te kunnen besparen. De kosten voor de wederopbouw van het gebied word geschat op zo’n 4miljard euro.Het zal minstens 10jaar duren voor alle schade is hersteld..Dit kan wel tellen. |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 22:19. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.