Uitgerekend een Belg
Uitgerekend een Belg
Herman Van Rompuy werd de vorige weken door de nationale media bijna plat geïnterviewd. Zowat alles kwam aan bod: heden, verleden, toekomst en hiernamaals, zelfs over de gouden schoen moest hij zijn licht laten schijnen. Over zijn nieuwe job was Van Rompuy minder spraakzaam. Die discretie is niet abnormaal. In tegenstelling tot de Franse, de Congolese of de Amerikaanse president kon de Europese president zonder programma aan de slag. Teveel duidelijkheid kon het verkiezingsproces alleen verstoren, want de voorzitter van de Europese Raad hoorde een consensusfiguur te zijn. Vorige maandag, op zijn eerste officiële werkdag en 46 dagen na zijn unanieme aanduiding, lichtte Van Rompuy, met een artikel in diverse Europese kranten, een eerste tipje van zijn beleidsambities. Het werd een bezonken en gedegen werkstuk, vol goede en weinig verrassende intentieverklaringen. Wel stonden er twee handtekeningen onder het document, dat van Van Rompuy en de Spaanse premier José Luis Zapatero. Misschien is die dubbele handtekening wel het meest opmerkelijke aan het artikel. Het onthult veel over het voorzitterschap van de Europese Raad en de beperkte manoeuvreerruimte van de titularis. Van Rompuy zal veel in de achteruitkijkspiegel moet kijken en dat is nooit zonder risico. Om van het voorzitterschap een succes te maken, is een stevige rugdekking van Berlijn en Parijs, de hoofdsteden die Van Rompuy als eersten op het schild tilden, een absolute noodzaak. Al even belangrijk is de goede verstandhouding met de Commissievoorzitter, de Hoge Vertegenwoordiger en de belangrijkste lidstaten. In eerste instantie met het land dat het zesmaandelijks voorzitterschap uitoefent. Zeker als het om een groot land gaat, is het verstandig om de mediazon te delen. Vandaar de dubbele handtekening en het co-auteurschap over het krantenartikel. GEKORTWIEKT Het samengaan van het permanente en het roterende voorzitterschap is één van de anomalieën van het verdrag van Lissabon. Was het niet de bedoeling dat de nieuwe topjob een einde aan de nationale fantasietjes en 'spielereien' van de zesmaandelijkse voorzitterschappen zou maken? Dat was alleszins de opzet van de uitvinder van de nieuwe functie, Valéry Giscard d'Estaing, en zo hadden de meeste burgers het allicht ook begrepen. Ze ontdekken nu dat het verdrag van Lissabon het bestuur van de Europese Unie niet eenvoudiger, wel complexer maakt. De lidstaten behouden immers het voorzitterschap van de vakraden, zoals financiën, energie, milieu, landbouw en transport en zullen daar proberen de eigen accenten door te duwen. Het enige verschil met vroeger is dat ze het voorzitterschap van de raad Buitenlandse zaken en van het hoogste echelon - de Europese Raad - kwijt zijn. Dat betekent minder hefbomen voor de nationale voorzitters. De Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton runt nu de buitenlandse winkel, terwijl Van Rompuy de Europese Raad zal sturen. Hij zit de vergaderingen voor, stelt de agenda samen en beslist over de spreektijd en de manoeuvres rond de vergadertafel. Daar kan hij ingrijpen als het roterend voorzitterschap buiten de lijnen kleurt. Op de ministeriële vakraden daarentegen zijn Van Rompuy en zijn staf hooguit toeschouwer. In tegenstelling tot de Europese Commissie van José Manuel Barroso heeft Van Rompuy er niet eens recht van spreken. Tot voor kort was het zelfs niet duidelijk of hij als waarnemer de vergadering binnen mocht. Voor iemand die het Europees beleid moet stroomlijnen en Europa met één stem doen spreken, is het een behoorlijk absurde situatie. Of dat werkbaar is, weet niemand. Het was ook niet de eerste zorg van de auteurs van het compromis. De enen wilden het principe van de permanente voorzitter absoluut overeind houden, de anderen, onder meer de Belgische diplomatie, wilden vooral zijn vleugeltjes zo kort mogelijk houden. De vraag of zo'n constructie kon draaien, kwam nauwelijks aan bod. De bekende Belgische oneliner dat 'je de problemen pas moet oplossen als ze zich echt stellen' maakte toen ook in Europese kringen furore. De kwestie lag zo gevoelig dat de Conventie er niet volledig uit geraakte en de hete aardappel naar de regeringsleiders doorspeelde. Met alle gevolgen van dien. Als heuse tovenaars oordeelden de chefs dat water en vuur wel verzoenbaar zijn. Ze kozen uiteindelijk voor de 'cohabitation'. De permanente voorzitter kwam er, maar ook het roterend voorzitterschap bleef overeind. Daarmee zit er een dikke pad in de korf van de permanente president. Zelfs voor een Jean-Luc Dehaene, die er voor veel tussen zit dat de vleugels van de president geknipt werden, is dat een miskleun. 'Het systeem van zesmaandelijkse nationale voorzitterschappen van alle raden, zo schrijft hij in De Europese uitdaging (2004), was immers uitgegroeid tot een autonome instelling die de agenda van de Unie bepaalde, en dit meestal met het oog op het verwezenlijken van de nationale prioriteiten.' Omwille van de lieve vrede in de Europese Raad beslisten de chefs er anders over. Van Rompuy moet nu op zoek naar een 'modus vivendi' en dat zal veel creativiteit, telefoons, vliegtuigreizen en nog meer geschipper vereisen. Over het eindresultaat bestaat echter geen twijfel. Indien de lijn van de vorige decennia wordt doorgetrokken, zal de Europese Raad er versterkt uitkomen. Zoals Duitsland altijd in het voetbal wint, zo wint de Europese Raad altijd in Europa, ongeacht de opstelling en de prestaties van de Belgen. KOELE MINNAAR Ook de Europese geschiedenis kan ironisch zijn. Uitgerekend een vertegenwoordiger van een lidstaat die het geïntegreerde Europa het gunstigste gezind is en altijd een koele minnaar van de Europese Raad was, moet de instelling nu een stem, een gezicht en nog meer body geven. Bij de promotoren van het supranationale Europa was de Europese Raad altijd omstreden, want een hefboom om de ruwe spelletjes tussen staten uit een vorige eeuw weer op te voeren. Het was geen toeval en nog minder een vergetelheid dat het verdrag van Rome geen melding van een vergadering van staats- en regeringsleiders maakte. De bedenkers van het stichtingsverdrag leefden in een overzichtelijke en glasheldere wereld van verordeningen, richtlijnen, besluiten en Hofuitspraken. Het was de wereld van het recht, niet die van de gediscrediteerde, onvoorspelbare en duistere machtspolitiek. Als De Gaulle in 1961 zijn Europese staatsgreep, een politieke Unie van staten (l'Europe des patries) moest afblazen, was dat onder meer aan een Belg te danken. Paul-Henri Spaak en met hem de hele Benelux zeiden nee tegen een vergadering, waar de staats- en regeringsleiders zowat alle Europese touwtjes in handen zouden nemen. Volgens Spaak & co, zou dit het einde van het communautaire Europa betekenen. Wat De Gaulle niet voor elkaar kreeg, klaarde Giscard d'Estaing in 1974 met een light-versie. Op een top in Parijs kreeg hij de Negen zover dat ze zich akkoord verklaarden om drie keer per jaar bijeen te komen. Eén van de redenen waarom Giscard wel slaagde, waar De Gaulle mislukte, was Jean Monnet. Na de lege Franse stoel en het omstreden compromis van Luxemburg maakte hij een institutionele U-turn. Alleen de staats- en regeringsleiders konden Europa uit de stilstand halen en een gemeenschappelijk antwoord op de olie- en dollarcrisis formuleren. 'We moeten terug, zo schreef Monnet in zijn Mémoires, naar de bronnen van de macht.' Monnet zat er voor veel tussen dat de Benelux met toenmalig premier Leo Tindemans, zich nu wel lieten overtuigen. 'Principieel, aldus Tindemans 36 jaar later, was België tegen zo'n Europese Raad, maar Monnet heeft ons over de brug getrokken. We hadden een blindelings vertrouwen in hem.' Als compensatie kregen de twijfelaars wel de rechtstreekse verkiezing van het Europees parlement cadeau en de plechtige toezegging dat het nieuwe forum zich strikt aan de Europese verdragen zou houden. Geen Europese staatsgreep dus, wel een doortastende machtsgreep. Voor Tindemans was er nog een extraatje. Brussel zou een vaste vergaderplek van de Europese Raad worden. HYPOCRISIE WEGGEWERKT Ruim dertien jaar functioneerde de Europese Raad op basis van een weinig zorgvuldig communiqué dat tijdens de Parijse top van 1974 op papier was gezet. Volgens die mededeling maakte de voorzitter van de Europese Commissie er niet eens deel vanuit. Pas in 1987, met de Eenheidsakte, kreeg de Europese Raad een eerste vermelding in een Europees verdrag. Nog eens vijf jaar later (Maastricht) kwamen de taken van de Raad in het verdrag. Hij moest 'de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie' geven en de 'algemene beleidslijnen' vastleggen. Innoverend? Helemaal niet, wel de formalisering van een feitelijke toestand. Op dat ogenblik was de Europese Raad reeds de krachtcentrale van de Unie en had hij de ministers van Buitenlandse Zaken als coördinatoren van het Europees beleid al compleet overvleugeld. Met het verdrag van Lissabon wordt de Europese Raad verder opgetuigd. Er is de permanente voorzitter, alsook de late erkenning dat de vergadertafel van staats- en regeringsleiders nu een volwaardige Europese instelling is, zoals Commissie, Parlement en Hof van Justitie. Daarmee wordt alvast een stuk institutionele hypocrisie weggewerkt. Al jaren zette de Europese Raad de grote lijnen van de Europese politiek uit, maar uit schroom voor het stichtingsverdrag en uit respect voor de supranationale inspiratie van de vaders van Europa, werd ze niet tot Europese instelling opgetild. Daar maakt Lissabon nu komaf mee en meteen is een belangrijke hypotheek gelicht om de opmars van de Europese Raad als dominant Europees machtscentrum nog te versnellen. Het toeval besliste erover dat uitgerekend een Belg het gezicht van de instelling wordt die altijd de argwaan en achterdocht van de Belgische diplomatie opwekte. Nu eens werd de Europese Raad 'een koekoeksjong in het Gemeenschapsnest' genoemd, dan weer een 'doodgraver van het communautaire Europa'. Of Van Rompuy er ooit zo over dacht, is niet bekend en ook niet langer relevant. 'Mijn persoonlijke opinie, zo verklaarde hij op de dag van zijn aanduiding, doet er niet toe. Van nu af zal ik de consensus van de lidstaten formuleren.' Bijgevolg zal Van Rompuy de Europese Raad verder als het belangrijkste vehikel in de Europese besluitvorming uitbouwen. Hij zal er geen traan voor laten dat dit een definitief adieu aan de klassieke Europese doctrine van België en de Vlaamse christendemocratie betekent. De keuze van enkele van zijn medewerkers bewijst overigens dat er geen twijfel over de marsrichting bestaat. Er is topdiplomaat en superpragmaticus Frans van Daele, een man die onderhand weet dat de macht het meestal van de overtuiging haalt. Daarnaast is er de briljante Nederlandse publicist Luuk van Middelaar, een bewonderaar van 'de harde en heldere denkers van kristal', zoals Niccolo Machiavelli, die 500 jaar terug het nog altijd actuele 'De heerser' schreef. DS, 09-01-2010 (Paul Goossens) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 05:32. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.