Kerstessay: Tot de vierde macht (3)
1 Attachment(en)
Tot de vierde macht (3): Een dodelijk schimmenspel
In het voorlaatste deel van zijn essay stelt GEERT BUELENS het cynisme in de hedendaagse journalistiek aan de kaak. Dat zorgt er niet alleen voor dat bijwijlen de nuancering verdwijnt, maar ook de kern van de zaak. ‘Pfioew' in vijf bedrijven. ‘The Journalists are now the true Kings and Clergy' legde Thomas Carlyle begin negentiende eeuw een personage in de mond. Klachten over de te grote macht van de media zijn niet nieuw. De veranderde constellatie maakt ze vandaag echter extra prangend. De broodnodige kritiek op heersers is gaandeweg geëvolueerd tot een soort cynische voetbalverslaggeving waarbij tackles en de buitenspelval meer aandacht krijgen dan doelpunten. Twee derde van de Nederlandse politieke journalisten vindt dat ze te veel aandacht hebben voor incidenten, de helft betreurt dat er zo weinig wordt ingegaan op inhoudelijke kwesties. Zouden de Vlaamse journalisten dat echt anders inschatten? Geen inhoud, please! Mocht een vertegenwoordiger van een andere planeet ons politieke systeem willen doorgronden aan de hand van interviews met de protagonisten, hij zou welhaast zeker tot de conclusie komen dat de democratie een spel is waarbij enkel tactiek, anekdotiek en emoties een rol spelen. Twee typerende voorbeelden. Op 11 december was premier Leterme te gast in De keien van de Wetstraat. Dit programma gaat bewust op zoek naar de ‘mens achter de politicus', maar tegelijk profileert het zich als een duidingsprogramma waarin de gast ‘ruimschoots de tijd [krijgt] om zijn argumenten te staven zonder om de haverklap onderbroken te worden' (website Canvas). Dat laatste is niet overdreven — Leterme werd slechts een keer of vijf onderbroken — maar inhoudelijke argumenten waren er nauwelijks te horen. Maar liefst 54 vragen werden er gesteld aan de premier, waarvan er hoop en al zes peilden naar inhoudelijke kwesties (over asiel & migratie en klimaat). Het was weliswaar geen sabotage-interview waarin de politicus als een draaikont werd neergezet, maar aan politiek als een clash van ideeën appelleerden de vragen bepaald niet (‘Fluit u nu uw staatssecretaris terug?', ‘Deelt u nu een prikje uit aan N-VA?', ‘Werkte Van Rompuy als premier niet in een état de grâce?', ‘Kan u lachen met Geert Hoste?') Eenendertig minuten worden er uitgetrokken voor zo'n gesprek, maar wat de plannen en ambities van de eerste minister zijn voor 2010 kwamen we niet te weten. In het VLD-voorzittersdebat van Terzake mochten op 27 november de drie kandidaten zichzelf tien minuten lang aan de kijker presenteren. Nieuwkomer Gwendolyn Rutten riep er op om vooral opnieuw inhoudelijk te gaan debatteren en duidelijk te communiceren over onderwerpen als energie, kinderopvang en ouderzorg die niet automatisch met de liberale partij geassocieerd worden. Wat haar standpunten op die terreinen waren, kwamen we niet te weten. De presentator wilde immers snel overschakelen op een filmpje waarin Karel De Gucht stelde dat zijn partij eigenlijk helemaal niet in de problemen zit, waarna het debat in de studio automatisch uitdraaide op een steekspel over de macht van ‘oude' en ‘jonge trio's' in de Open VLD. Eens te meer werd politiek gereduceerd tot politique politicienne. Cynische klootzakken In What the media are doing to our politics maakt Financial Times-journalist John Lloyd een ontluisterende analyse van het beeld dat in de journalistiek van de politiek wordt geschetst. Niet langer functioneert de media als een waakhond van de politiek, in al te veel gevallen is het een pitbull geworden. In Vlaanderen is het niet anders. Wat in de jaren negentig nog een welgekomen vernieuwing vormde na decennia van soms tandenloze verzuilingsjournalistiek, is verworden tot een karikatuur waarin het botweg onderbreken van gasten is gaan gelden als een kwaliteitskenmerk. Niet alleen de beruchte Harde Interviews geven blijk van deze mentaliteit. De cynische benaderingswijze van politici zit overal. Opnieuw twee willekeurige voorbeelden. Het eerste betreft in wezen een detail, maar het is tegelijk volstrekt symptomatisch. In de triviarubriek ‘Onverwijld' wijdde De Morgen laatst enkele centimeters aan het werk van regeringscommissaris Guido De Padt. Hij had ‘in het parlement zijn beleidsnota neergelegd. Voor zover bekend nam geen enkel parlementslid de tijd die ook te lezen, maar De Padt gelooft ten volle in het belang van zijn missie'. (5 december 2009) Uiteraard heeft de journalist — het artikel is niet ondertekend — niet alle federale parlementsleden opgebeld om te controleren of ze De Padts tekst hebben gelezen. Letterlijk moeten we deze zin niet nemen. Hij behoort tot het in de journalistiek met verve beoefende genre van de Hyperbolische Sneer. De impliciete boodschap van de tekst is niettemin duidelijk: waar houdt die saaie politicus zich eigenlijk mee bezig? En kijk, laat dat nu ook precies het standpunt zijn van N-VA-parlementslid Ben Weyts die in het belendende stukje in de rubriek aan het woord komt. Blijkbaar bestaan er dus toch parlementsleden die De Padts werkstuk hebben gelezen. De vragen die Weyts stelt zijn volstrekt legitiem, ze horen bij het werk van een volksvertegenwoordiger die moet nagaan of het belastinggeld op een correcte en relevante wijze wordt ingezet. De manier waarop de krant dit aankaart, deugt echter voor geen meter, lichtvoetige fait-divers-rubriek of niet. Dat De Padt, behalve met een felicitatiebrief aan een dorpsgenote die kandidaat Miss België is en een werkbezoek aan Nederland, niet in het nieuws kwam de afgelopen maanden, zegt immers vooral iets over de criteria die de krant hanteerde om het nieuws te selecteren. Toen de man nog parlementslid was, werd hij geprezen als harde werker. Zou hij plots lui zijn geworden? Veel waarschijnlijker lijkt het dat hij in de schaduw aan het werken is, zoals zovele andere politici die zich niet tot het selecte kringetje mogen rekenen waarvan elke scheet gerapporteerd wordt. Problematischer is de inhoudelijke implicatie van dit non-verhaaltje. De Padt probeert als regeringscommissaris Interne Audit 22 overheidsinstellingen te moderniseren. Vindt een krant die voorts geen gelegenheid voorbij laat gaan om het niet-functioneren van overheidsdiensten aan te klagen dit dan per definitie onbelangrijk? Of deugt de beleidsnota van De Padt niet? Dat laatste zou vanzelfsprekend relevant nieuws zijn. Behalve met deze sneer kwam De Padt de afgelopen maand echter niet in de krant. Zijn initiatief om de betalingsachterstand van de federale diensten aan te pakken haalde De Morgen niet. Deze vorm van hypocrisie doet zich vaker voor. Op zeer hoge poten en met trillende lippen van morele verontwaardiging reageerden commentaarschrijvers op de uitgelekte e-mails waarin een vertrouweling van SP.A-voorzitster Gennez enkele partijgenoten schoffeerde. Onder meer de kwalificatie die Vlaams parlementslid Bart Martens daar meekreeg (‘Pfioew') was weinig vleiend. Onprettig voor Martens. Gelukkig kon hij moed scheppen uit de bijzonder lovende rapporten die hij korte tijd voordien van de Vlaamse media kreeg toen zij het vorige Vlaams Parlement doorlichtten. Het beste parlementslid van zijn partij, deze Martens, aldus De Standaard. Wat de politieke journalisten van deze krant er echter niet van weerhield om bij latere vermeldingen van Martens, in een geheel andere context, het denigrerende ‘Pfioew' als epitheton bij te voegen (DS 17 oktober en 3 december 2009). Het zou best kunnen dat Martens — net als De Padt, overigens — een uitstekend parlementslid is dat minder geschikt is om minister te worden (daarover ging het in de uitgelekte e-mail). Waarom dan net die beledigende toevoeging herhalen die je bij een eerdere gelegenheid zelf als ‘weinig flatterend' had gekarakteriseerd (DS 16 oktober 2009)? Het antwoord is, zo valt te vrezen, eenvoudig: omdat het cool is. De verleiding van het cynisme weegt heel vaak het zwaarst. De doodzonde genaamd nuance Nagenoeg alles wat van belang is in het maatschappelijke leven laat zich eigenlijk alleen maar in genuanceerde termen beschrijven. Politici, zakenlieden en andere bestuurders moeten doorlopend laveren, rekening houden met heel verschillende belangen en invalshoeken. Voor die grijstinten hebben de media veelal geen aandacht. Dat kan hun niet eens zwaar worden aangerekend, want lezers zijn nu eenmaal minder geneigd stukken te lezen vol ‘enerzijds/anderzijds'-redeneringen. Het structureel miskennen van de complexiteit van het beslissingsproces draagt echter wel bij aan het klimaat waarin reëel, verantwoordelijk besturen gelijk is komen te staan aan ‘schipperen'. Uit internationaal onderzoek is gebleken dat westerse media meer en meer ten prooi vallen aan wat wordt genoemd ‘adjectival degradation' en talige ‘overkill'. Rapporten krijgen steevast de kwalificatie ‘vernietigend', inschattingen zijn ‘dramatisch' en gebeurtenissen worden zo vaak ‘historisch' genoemd dat je alleen maar medelijden kunt krijgen met de historici die over honderd jaar chocola moeten maken van al die ongekende gebeurtenissen die ons overvallen zijn aan het begin van de 21ste eeuw. Elke journalist probeert de aandacht van de lezer te trekken. Maar om daartoe de waarheid geweld te doen… De eergisteren geciteerde kop ‘Justitie in nooit geziene crisis' stond groot op de eerste pagina van deze krant, boven een artikel waarin Guy Delvoie, korpschef van het hof van beroep in Brussel, de volgende uitspraak deed: ‘Als zou blijken dat rechters bewust hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid aan de wilgen hangen, bevindt de rechterlijke macht zich in een nooit geziene crisis, die het uiterste zal vergen van haar zelfreinigend vermogen.' De belangrijkste woorden in deze zin zijn ‘als' en ‘zou'. De belangrijkste woorden volgens de koppenbedenker van deze krant waren echter ‘nooit geziene crisis'. Zo stond het ook in de kop op de eerste bladzijde van De Morgen: ‘Magistratuur erkent “crisis zonder voorgaande”‘. (DM 2 september 2009). Stemmingmakerij en eenheidsdenken De informele toon die ook kwaliteitsmedia hanteren, suggereert dat ‘we' het eigenlijk allemaal eens zijn over een en ander. Wie is er in (Van Rompuy, De Wever, Verhofstadt), wie is er out (Leterme, Gennez, Valkeniers)? Wat is het juiste, wat is het verkeerde denken? Een typerend voorbeeld komt voor een keertje niet uit de politieke berichtgeving, maar uit de sociale sector. Uiteraard zijn er op dit gebied uitstekende journalisten actief — werkgevers en vakbonden moeten snel maar eens een prijs bedenken voor VRT-journalist Chris De Nijs — maar het geschetste syndroom doet zich ook hier voor. Wanneer wordt bericht over een treinstaking geeft het late Journaal van 5 november een lang item waarin vooral gefrustreerde reizigers aan het woord komen en vakbonden die zich verdedigen tegen de kritiek van de reizigers. De NMBS-directie krijgt geen spreektijd en de directe aanleiding voor de staking wordt niet toegelicht. Staken is reizigers gijzelen, is de boodschap. De werknemers van Opel Antwerpen worden op een geheel andere manier in beeld gebracht. Zij zijn de tragische helden van de globalisering, de speelballen van cynische managers. Zowel bij Opel als bij de NMBS valt voor deze interpretatie iets te zeggen, maar in een nieuwsuitzending hoort ze niet thuis; inzicht in waar het echt om draait wordt niet geboden. Beide voorbeelden illustreren perfect wat Edward S. Herman en Noam Chomsky twintig jaar geleden betoogden in Manufacturing consent: de media beslissen wie een waardig slachtoffer is en wie niet. Schijnvertoning Het is een algemene wet in de media: conflicten doen verkopen. De democratie is per definitie conflictueus. Zo beschouwd vormen media en politiek een droompaar. In de praktijk gaat het echter heel anders. Het conflict dat de kijkers te zien krijgen, gaat zelden of nooit over inhoudelijke keuzes die gemaakt moeten worden. Politici die mediatraining kregen, proberen tijdens interviews te ontsnappen aan de valkuilvragen van journalisten (die soms zelf die mediatraining gaven). Het is een illusie te denken dat kiezers hierdoor interesse zouden kweken voor het politieke proces. Met een echt gesprek, het overbrengen van kennis en het vergroten van begrip voor de complexiteit van het democratische bestel heeft deze schijnvertoning weinig of niets te maken. Geert Buelens is schrijver, DS-columnist en hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht. DS, 30-12-2009 |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 09:53. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.