Beslissen media verkiezingen?
Beslissen media verkiezingen?
Jonas Lefevere , Stefaan Walgrave en Michiel Nuytemans blikken elke week vooruit op de Europese en regionale verkiezingen van 7 juni. In de tweede aflevering zoomen ze in op de rol van de media in de campagne. 'Slechts een kleine groep kiezers laat zijn stem echt beïnvloeden door de media.' Een paar weken geleden beleefde LDD haar 'semana horribilis'. Ze had een akkefietje met een privédetective, er verscheen een onaangenaam boek over de frontman, de lijstensamenstelling was geen sinecure met interne discussies en afhakende kandidaten… Al die dingen werden groot gespeeld in de media en de partij kreeg kletsen langs alle kanten. Het leek wel op een mediatieke lynchpartij. Even later zat, met de affaire-Vijnck, Open VLD in de hoek waar de klappen vielen. De problemen van LDD en Open VLD in de media zijn geen uitzondering. Regelmatig komen partijen en politici in een mediamaalstroom terecht waarbij ze de controle verliezen en helemaal ten onder gaan. Andere politici kunnen in de ogen van de media dan soms weer niets fouts doen. Ze lopen op wolkjes, wat ze ook doen (aan die staat van gratie komt meestal snel een einde). Het is dan ook geen riskante voorspelling dat nogal wat journalisten en politici na de verkiezingen zullen benadrukken dat de campagne in 2009 meer dan ooit door de massamedia werd beslecht. Vooral de verliezers zullen uitpakken met verhalen hoe ze in de media geen echte kans hebben gekregen. Het lijkt evident dat de massamedia een belangrijke rol spelen in de campagne. De banden tussen kiezers en partijen zijn verzwakt, partijen hebben ook voor een stuk hun directe zichtbaarheid in de samenleving verloren. Gevolg is dat burgers de politiek alleen maar kunnen waarnemen via de massamedia; ze hebben nauwelijks een ander kanaal waarlangs ze zich rechtstreeks over het politieke bedrijf en de politieke besluitvorming kunnen informeren. Een recente bevraging bij een representatief staal van de Vlaamse bevolking geeft aan dat meer dan de helft van de Vlamingen dagelijks het nieuws op tv bekijkt; een derde leest dagelijks de krant. Voor veel mensen zijn de massamedia veruit het belangrijkste kanaal om zich te informeren over politiek. De massamedia zijn een monopolist. En monopolisten moet je in het oog houden. Maar daaruit het besluit trekken dat de massamedia ook echt het stemgedrag van mensen bepalen, is wat kort door de bocht. Mensen zijn selectief in wat ze waarnemen en nog meer selectief in wat ze meenemen en onthouden (en dus mogelijk meepakken in hun stem). De meeste mediaboodschappen gaan gewoon binnen maar blijven niet plakken. En wat wel blijft plakken, houdt heel vaak een bevestiging in van een bestaande mening en leidt dus niet tot een verandering van mening, laat staan tot een wijziging van het stemgedrag. Door die selectieve waarneming zijn heel wat mensen immuun voor politieke effecten van mediaboodschappen. Slechts een kleine groep kiezers laat zijn stem echt beïnvloeden door de media. De zeer sterk politiek geïnteresseerden die heel veel politieke informatie via de media consumeren (zeg maar: de typische De Standaard-lezer) hebben meestal een zeer uitgesproken politieke opinie. Ze krijgen veel 'binnen' maar denken er het hunne van en veranderen niet. De zeer weinig politiek geïnteresseerden vermijden mediaboodschappen over de politiek. Ze krijgen nauwelijks iets binnen en vallen dus buiten het bereik. De invloed van de media gaat vrijwel alleen over een relatief kleine middengroep van matig geïnteresseerden die geen sterke opinies noch partijvoorkeur hebben en af en toe een politieke mediaboodschap tot zich neemt. In campagnes gaan de massamedia ook nog eens helemaal anders om met de politiek dan daarbuiten. Zich bewust van hun democratische taak zijn de meeste tv-zenders en kranten voorzichtiger in verkiezingstijden. Ze proberen bewust niet steeds dezelfde politicus op te voeren maar alle partijen aan bod te laten komen; ze leggen niet teveel nadruk op één bepaald thema dat sterk met een bepaalde partij geassocieerd wordt, maar spreiden hun aandacht voor thema's. Het belangrijkste is wellicht dat de media in verkiezingstijden hun poorten wijd open zetten voor heel veel politiek nieuws en dus ook voor veel partijen en politici. Gevolg is dat de diversiteit aan politici en partijen in de media vooral in verkiezingstijden erg groot wordt. En dus is de kans dat bepaalde partijen/politici door media-aandacht worden opgestuwd heel wat kleiner. Als de media tijdens de campagne invloed hebben op de kiezers dan heeft dat vooral te maken met hun impact op de populariteit van politici en veel minder met hun impact op het succes van politieke partijen. Onderzoek geeft aan dat veel in de media komen een onmiskenbaar effect heeft op het aantal voorkeurstemmen van een individuele politicus. Dus als je de media frequenteert dan is de kans groter dat je ook zelf een goede persoonlijke score zult halen (even abstractie makend van het feit dat populaire politici natuurlijk ook meer in de media komen). Maar die goede persoonlijke score door de mediawind die in de rug blaast, heeft niet noodzakelijk, en zelfs meestal geen, effect op de score van de partij. De gemediatiseerde politicus trekt vooral stemmen van de andere kandidaten van dezelfde partij weg. Eigenlijk is media-aandacht dus vooral belangrijk voor de strijd binnen de partij, voor de pikorde en de 'ministerabiliteit' van politici, en minder voor de krachtsverhoudingen tussen de partijen. De grootste concurrenten voor media-aandacht zijn dus niet de politici van de andere partijen maar de 'vrienden' van de eigen partij. Waar komt de perceptie van de almacht van de media vandaan? Dat heeft veel te maken met het feit dat de meeste politici aan een enorme mediaverslaving lijden. Er zijn weinig bevolkingsgroepen die meer naar tv-nieuws kijken en meer kranten lezen dan de politici zelf (of het moesten de journalisten zijn). Uit een bevraging van de Vlaamse parlementsleden in 2006 blijkt dat de ze gemiddeld bijna 3 kranten per dag lezen en een grote meerderheid minstens één journaal (en vaak ook programma's zoals Terzake) bekijken. Het gemiddelde parlementslid besteedt 3,5 uur per dag aan het nieuws via allerlei mogelijke kanalen. En als je iets veel doet, dan begin je dat ook belangrijk te vinden (of omgekeerd). Uit dezelfde bevraging bleek ook dat meer dan twee op de drie politici vinden dat een politieke journalist meer politieke macht heeft dan een parlementslid. Politici zijn dus min of meer geobsedeerd door de massamedia. Daarbij komt nog dat velen ook persoonlijk omgaan met journalisten en dag in dag uit met hen over politiek en over de media praten. Samen zitten politici en journalisten onder de Brusselse stolp en vinden ze elkaar heel belangrijk. Maar voor vele kiezers is dat niet altijd het geval. Jonas Lefevere en Stefaan Walgrave zijn onderzoekers aan de universiteit Antwerpen, Michiel Nuytemans bij Indigov. DS, 15-05-2009 |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 14:16. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.