"Hoe heb ik Spinoza ooit kunnen vergeten?"
Hoe heb ik Spinoza ooit kunnen vergeten?
,,Ik wist dat ik hem nu wilde leren kennen.’’ Tien jaar geleden haalde stukadoor Hendrikus Keijzer de ’Etica’ van Spinoza weer uit de kast. Inmiddels kent hij de stellingen, waaruit het boek is opgebouwd, uit zijn hoofd. En geeft hij cursussen over Spinoza. ’Veertig jaar geleden, in de woelige jaren zestig, heb ik de ’Ethica’ van Spinoza gekocht. In een boekhandel in de Amsterdamse Kalverstraat. Ik zie me nog lopen, met dat ingepakte boek op weg naar huis. ’Dit is het’, dacht ik. Ik had óver de ’Ethica’ gelezen, ik had er stukjes van gelezen. Maar nu ik daar met het boek onder mijn arm liep, bonsde mijn hart in de keel. In die tijd was ik al stukadoor, dat ben ik mijn hele leven gebleven. Na mijn schoolopleiding ben ik als dertienjarige jongen naar de tweejarige dagschool gegaan, vervolgens heb ik de tweejarige avondschool doorlopen. Beide met goed gevolg. Kort daarop besloot ik naar Lapland te gaan. Ik was toen achttien. ’Ik ga naar Lapland’, zei ik tegen mijn moeder. ’Ga met God’, antwoordde zij, ’maar van mij geen dubbeltje, want ik heb niks’. Toen ik uit Zweden terugkwam was ik ongelukkig, het meisje op wie ik verschrikkelijk verliefd was, had me de bons gegeven. Ik was innerlijk op zoek naar iets wat de leegte kon vullen. Dat werd ingelost door mijn lidmaatschap van de communistische partij. Via de partij, die altijd kader probeerde op te leiden, ben ik op de avond-hbs terechtgekomen, waar ik uiteindelijk als een baksteen voor gezakt ben. De communisten gaven ook filosofielessen, vooral de marxistische filosofie, maar daarnaast kwam ik ook in aanraking met Nietzsche, wiens ’Zarathoestra’ en ’Morgenrood’ ik gelezen heb. Die boeken deden me niets. Het waren verhalen van iemand, van Nietzsche, maar het werd niet míjn verhaal. Bij Spinoza, die ik tijdens die lessen ook leerde kennen, was dat anders. Instinctmatig voelde ik aan: ’Hier moet alles inzitten’. En dat terwijl de communisten zeiden: ’Ook Spinoza verraadt zichzelf door een geestelijk iets boven ons neer te zetten.’ Nu weet ik dat dat klinkklare nonsens is; destijds had ik daar de kennis niet voor. Ik had wel moeite met de ’Ethica’. De stellingen waarin Spinoza zijn ideeën gegoten heeft, vond ik lastig te volgen. Wat hij zei, leek me hout te snijden, maar het enthousiasme van de Kalverstraat, dat werd toen niet waargemaakt. Ik moest een vrouw zoeken, kreeg kinderen en zette een eigen bedrijf op – belandde kortom in een andere levensfase. Dat was ook goed. Ik ben geen dag met tegenzin naar mijn werk gegaan. Integendeel. Als ik ’s avonds na het werk mijn materiaal schoonmaakte en eens rondkeek, dacht ik vaak: ’Dit is mooi werk’. Kwam nog bij dat na verloop van tijd het Oostblok in elkaar zakte. Dat ik moest inzien dat het communisme niet werd bewaarheid, dat de poging van het beestje mens om iets beters te creëren niet bleek te functioneren, ja, dat heeft me een behoorlijke douw gegeven. Kortom, mijn interesse in filosofie, in het marxisme, in Spinoza ebde weg. Tot een jaar of tien geleden. Ik zat hier in mijn stoel, zonen de deur uit, mijn vrouw werkte nog ’s avonds. En ineens schoot me de ’Ethica’ van Spinoza te binnen. Het boek lag boven op zolder, ver weggestopt, het duurde een tijd voordat ik het had opgediept. Uiteindelijk vond ik de ’Ethica’ en ben ik gaan lezen. Toen dacht ik: ’Hoe heb ik Spinoza ooit kunnen vergeten?’ Niet dat ik opeens alles begreep, helemaal niet, ik begreep waaraan hij appelleerde. Niet de vragen die hij stelde: wat is geest, wat is denken, wat is verstand, wat is een voorstelling, wat is inbeelding, wat is een verbeelding? Al die termen gebruikt hij, maar ik begreep niet hoe. Wel wist ik dat ik hem nu wilde leren kennen. De ’Ethica’ is opgebouwd uit om en nabij 270 stellingen, die voorafgegaan worden door een betoog dat ’De zuivering des verstands’ heet. Een prachtig, onvoltooid stuk; ik heb het wel duizend keer gelezen, en elke keer doet het me enorm veel. Toen nog niet, toen vond ik het te moeilijk. Wat ik deed was eigenlijk niet meer dan grasduinen. Ik las een stelling, bladerde terug, op zoek naar een stelling die erop leek. Las de stelling opnieuw, bladerde vooruit. Aanvankelijk nam ik me voor: iedere dag een stelling. Dat lukte niet. Misschien moest ik meer tijd nemen: een stelling per week. Ging ook niet. Nu weet ik dat je de stellingen in zijn totaal moet leren te begrijpen, alleen in zijn geheel wordt de strekking duidelijk. Maar goed, hoe kom je daarachter? Ik kende niemand die zich met Spinoza bezighield, ook van het Spinozahuis had ik nog nooit gehoord. Ik ben wel gaan zoeken naar mensen met wie ik mijn interesse kon delen. Nadat ik op een zondagochtend naar een kerkdienst op televisie had zitten luisteren, besloot ik naar cultureel centrum De Meent te stappen. Als er mensen zijn die alles van kerkdiensten willen weten, moeten er ook mensen zijn die mijn interesse delen – zo dacht ik. ’Kijk eens’, zei ik, ’mijn interesse gaat uit naar Spinoza.’ Vervolgens vertelde ik mijn verhaal. Dat was geen enkel probleem, ik kon een zaaltje huren voor 18 euro per avond, en wat reclame maken in een blaadje. De eerste keer kwamen er twaalf mensen. Dat viel me mee. Ik vertelde wat ik hen wilde vertellen, maar ook dat ik hoopte van hen te kunnen leren. ’Desnoods hakt u mijn verhaal in stukken. Zegt u dat het onzin is wat ik vertel. Dat staat u vrij.’ Voor in de zaal zat een vrouw, afkomstig uit een gestudeerd milieu – dat soort mensen komt toch op een avond over Spinoza af. Ze zat me vanaf het begin aan te staren, en na afloop zei ze: ’U lijkt wel een dominee, zo vol vuur praat u.’ De mensen hingen twee uur aan mijn lippen, en na afloop, toen we een wijntje gingen drinken, bleven de vragen komen. Tijdens die eerste cursus is er niemand afgevallen; in september ga ik de cursus voor de achtste keer geven. En wat nog leuker is, tien mensen hebben het boek gekocht en gevraagd Spinoza te behandelen aan de hand van de stellingen. Dat doe ik dondersgraag. Zelf ben ik Spinoza pas de laatste jaren echt gaan begrijpen. Dat is begonnen op de dag dat ik met mijn vrouw op pad ging naar Assen. Zij ging in een groot bubbelbad – ik noem het altijd terminaal, maar dat is het niet, het is juist een gezondheidsbad. Ik houd daar niet van. Dus ik ging wandelen in het bos, met mijn hondje en met mijn boek onder de arm. Een van de stellingen luidt: ’God denkt, dus God is een denkend iets. Uitgebreidheid is een attribuut Gods, dus God is iets uitgebreids.’ Dan komt hij tot de volgende stelling: ’God heeft noodzakelijk een voorstelling van zijn eigen wezen en van al wat met noodwendigheid uit zijn wezen voortvloeit’. Zij lag daar in dat water, en ik liep in het bos met mijn hondje. En daar dacht ik: ’God denkt. Ik denk. Zou God denken zoals ik, dan moet er in het heelal iets zijn wat hersens heeft en wat denkt’. Ik dacht: ’Dat kan het niet zijn. Maar wat is het dan wel?’ Ik kwam daar niet uit. Maar ik begreep ineens wel dat aangezien alles bij Spinoza uit noodzaak ontstaat, het stoppen van Spinoza met het voorwoord ’De Zuivering des verstands’ ook uit noodzaak moet zijn gebeurd. Hij heeft gemerkt dat die vorm te gecompliceerd was om te beschrijven wat hij wilde vertellen. Het moest anders, het moest in stellingen, want die vorm is onthoudbaar.’ Als de noodzaak bij iemand aanwezig is om ze uit het hoofd te leren, neemt het begrip toe, of zoals Spinoza zegt in stelling 12 deel 5: ’De beelden der dingen worden lichter verbonden met beelden, betrekking hebbend op dingen, welke wij helder en duidelijk begrijpen, dan met andere.’ Als je ze uit het hoofd leert, vallen ze in elkaar, als een puzzel. Door het ene deel ga je het andere begrijpen. Op die dag daar in het bos bij Assen besloot ik de stellingen uit mijn hoofd te gaan leren. Stel je voor: de jongens de deur uit en mijn vrouw naar haar werk, en ik zat te stampen op een stelling van Spinoza. Houd toch op met die onzin, zei ik tegen mijzelf. Maar ik hield niet op, ondanks al de moeite die ik ondervond, was er een noodzaak door te gaan. Ik beleefde er toch wel plezier aan. Nu ken ik ze alle 270 uit mijn hoofd. Alleen de allerlaatste heb ik niet gedaan. Dat is het laatste snoepje, daar wil ik niet van proeven, die moet zich openbaren. Ik weet wel waar de stelling over gaat: over de blijheid die je ervaart als je Spinoza begrepen hebt.” Vanaf 21/9 geeft Keijzer in De Meent in Amstelveen een nieuwe cursus over Spinoza, info: 020-6438015. Wie is Baruch de Spinoza? Baruch de Spinoza is op 24 november 1632 geboren in Amsterdam. Zijn oorspronkelijke voornaam wisselde hij in voor Benedictus nadat de Joodse gemeenschap, waar zijn ouders ook lid van waren, hem in de ban deed, mogelijk vanwege zijn filosofische ideeën of zijn weigering zich te houden aan de regels van de joodse gemeenschap. Spinoza pleitte zijn leven lang voor radicale godsdienstvrijheid. De enige mogelijke manier om echte vrijheid te bereiken lag volgens Spinoza in het gebruik van de rede. Spinoza geldt als van de rationalisten van de moderne filosofie. Zijn bekendste werk, de ’Ethica’, werd pas na zijn dood uitgeven. Daarin werkt hij zijn filosofische stelsel uit, dat gekenmerkt werd door het pantheďsme: ’Alles wat is, is in God, en zonder God kan niets zijn of voorgesteld worden.’ Spinoza stierf in 1677. Trouw, 20-09-2005 |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 12:52. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.