Sir, er zijn geen Amerikanen meer
Sir, er zijn geen Amerikanen meer - Het smeltkroesideaal is een luchtspiegeling
Het maakt echt wel een verschil dat Barack Obama zwart is. Want de 'melting pot' die van iedereen een Amerikaan kan maken, is niet meer dan een mythe. Daarvoor weegt het rassenverschil te zwaar door. De eerste keer dat ik aankwam in Appleton, een stadje in de noordelijke Amerikaanse staat Wisconsin, was de dag nadat daar het Oktoberfest was gevierd. De hele bevolking liep ervoor uit, vertelde men mij, maar daar viel 's anderendaags niets meer van te merken. Van slemppartijen was hoe dan ook geen sprake geweest, alleen van good clean family fun, met muziek, kraampjes met eten, drank, snuisterijen en huisvlijt, een parade van oldtimers, steltenlopers en enige Duitse folklore, of wat men zich daarvan voorstelt. De driedaagse moet appelleren aan de Duitse oorsprong van veel bewoners van de stad. Maar dat wil niet zeggen dat het Oktoberfest op enige manier 'authentiek' zou zijn. Het is pas in 1981 verzonnen door de plaatselijke middenstand. Dat is niet toevallig twee jaar nadat vijf kilometer verderop de Fox River Mall zijn deuren opende, een 111.000 vierkante meter groot winkelcentrum, met dubbel zoveel parkeerruimte erbij. Het telt 180 winkels, plus de warenhuizen Sears, Macy's en JCPenney, drie keer zoveel als downtown. Appleton dreigde, zoals zoveel Amerikaanse stadjes, te eindigen als een verzameling uitgewaaierde woonwijken rond een leeggebloed centrum, waar niemand nog te voet gaat en alleen nog wind door de lege parkeerterreinen waait. Behalve dat ontsnappingskoning Harry Houdini er opgroeide en het de Lawrence University herbergt, heeft het stadje, dat pas goed anderhalve eeuw bestaat, ook niet veel te bieden. Alleen vertier en kleinschalig winkelen kunnen er mensen weer bij elkaar brengen en een stedelijke ambiance creëren. Dat is wat de middenstand en het stadsbestuur hopen tot stand te brengen, tegen de zuigkracht van de Fox River Mall in, onder meer met het Oktoberfest. Daarmee zetten ze de geschiedenis in als wapen tegen de vermeende tijdloosheid van het consumptieparadijs. De met franchisewinkels gevulde mall onderscheidt zich in niets van welk ander koopcentrum ook - al is deze mall, zelfs naar Amerikaanse normen, wel heel groot. Onderscheid is al evenmin te vinden langs de kilometers lange College Avenue, die het stadje doorkruist, met zijn grootgrutters in auto's of meubelen en zijn Wal-Mart. Downtown Appleton wil iets specifieks bieden en probeert een nieuw gemeenschapsgevoel te creëren door zijn Duitse erfgoed - heritage, een populair woord in hedendaags Amerika - opnieuw uit te vinden. Ik was er op doorreis naar een dorp even verderop, Little Chute, dat zo'n 11.000 inwoners telt, want onder hen zijn er rond de tweehonderd die familie zijn van mij. Het zijn de nazaten van Petrus 'Peter' Franciscus Reynebeau (1860-1947), die, pas getrouwd, in 1892 naar de VS emigreerde. Dat hij pas op zijn 32ste trouwde, suggereert al dat hij arm was en niet eerder een gezin kon onderhouden. Dat was allerminst uitzonderlijk in het door grondspeculatie en onbetaalbare pachten geteisterde Arm Vlaanderen van de late negentiende eeuw. Alleen geografische mobiliteit kon toen een uitkomst brengen, migreren naar waar het beter is. Peters vader was al vanuit het Oost-Vlaamse Wachtebeke naar Zuiddorpe, in het Nederlandse Zeeland, getrokken. Van daaruit ging diens oudste zoon het geluk over de plas zoeken. Hij vond het er in de bessenkweek en in een groot gezin in Little Chute. Zo Duits als Appleton wil zijn, zo Nederlands profileert Little Chute zich, want de meeste inwoners hebben hun roots in het zuiden van Nederland, mijn over-over-grootoom dus door een historische gril inbegrepen. Toevallig, of misschien ook niet, leeft het dorp van de kaas. De melkveehouderij is, samen met de papierproductie langs de rivier de Fox, nu eenmaal belangrijk in de regio. Ze bezorgde Little Chute de grootste pizzafabriek van de VS en, sinds 1988, een jaarlijks kaasfestival in juni. Nog belangrijker voor het gemeenschapsleven is de jaarlijkse Kermis in oktober. Tulpen, klompen en malle Zeeuwse kapjes voor de dames, het hoort er allemaal bij. Kermisvieren is al evenmin een door de inwijkelingen overgeleverde praktijk, maar een zogeheten uitgevonden traditie. In haar huidige vorm, die sterk lijkt op Appletons Oktoberfest, dateert ze pas van 1982. Het lokale historische genootschap, dat zich opwerpt als de behoeder van de Dutch heritage van Little Chute, bestaat ook nog maar sinds 2000 en het richt zijn activiteiten vooral op de restauratie van, jazeker, een windmolen. Toen ik in Little Chute aankwam, was ik zeer benieuwd naar die mensen met wie ik een naam en een genetische erfenis deel. Ik dacht een verborgen stam te zullen aantreffen, verloren in de tijd en door mij terug te voeren naar de beschaving. Maar het betreft een redelijk welvarende familie (ze bezitten zowat de helft van Little Chute) met flink wat middenstanders: een bloemenkwekerij, een klerenwinkel, ooit een bioscoop, in Appleton een bouwbedrijf en een stoffeerderij. En ze houden het voorvaderlijke geloof in ere: Tom is priester, Matt is principal van de katholieke Xavier High School, Lucille vindt dat abortus niet kan omdat de paus dat zegt. Het trof me hoe Amerikaans al die mensen waren. Of liever, ze kwamen perfect overeen met het type Amerikanen dat ik het best ken: de blanke middenklasse die in de VS de personages levert voor familiefilms en televisiefeuilletons. Mijn mededeling dat ze eigenlijk niet Nederlands, maar Belgisch zijn, vonden ze amusant en bepaald geen bron van identiteitstwijfel. Contact met het 'thuisland' was er toch nooit, zelfs niet toen Peter nog leefde. Dat kwam minder door desinteresse dan als gevolg van het analfabetisme bij de achterblijvers. Want uit Nederland kwamen nooit brieven, wel kranten. Nederlands spreken Peters nazaten al van de tweede generatie af niet meer, op enkele woordjes na, goed voor wat vulsel in de conversatie, waarvan de betekenis er weinig toe doet. Een gemis vinden ze dat allerminst. Dat hun heritage weinig meer omvat dan clichés voor in de vrije tijd, doet niet ter zake. Het is een conventie. Het belangrijkste is dat de lui van Little Chute zich erin herkennen en zich ermee onderscheiden van de 'Duitsers' van Appleton - al is dat verschil alleen zichtbaar in enkele kraampjes op de Kermis en het Oktoberfest. Het blijft allemaal goedmoedig omdat de reële inhoud er weinig toe doet. Of liever, men verzint de inhoud zelf wel. Want de aandacht voor de nationale herkomst neemt de voorbije kwarteeuw twintig jaar in de VS opvallend toe. Ze is minder gericht op de geschiedenis als zodanig dan op wat ze lokaal kan betekenen. Zo ontstond in 2004 in Chicago nog een Belgian American Historical Society, die uitdrukkelijk is gericht op de 'Belgische' geschiedenis van de stad zelf, die er overigens vooral een is van portiers. Eigen aan de erfgoedgedachte is immers dat ze zich hecht aan materiële overblijfselen van vroeger, die per definitie lokaal zijn, zoals de molen van Little Chute. En zo beginnen de VS, louter door het verloop van de tijd, eindelijk een beetje geschiedenis te krijgen - omdat ze er nu eenmaal aandacht voor gekregen hebben. Historisch patrimonium is plots een waardevol goed. De herkomst definieert de migrantengemeenschappen - en in de VS zijn er zo goed als geen andere - in de eerste plaats als constituerende elementen in de Amerikaanse geschiedenis en samenleving, zoals ook pakweg postzegelclubs dat zouden zijn. Het creëert groepen waarin mensen zich kunnen verenigen, een middenveld. Het verleden en de herinnering tonen zich daarvoor zeer geschikt. Sinds 1994 krijgt heritage education een grotere nadruk in het Amerikaanse onderwijs, als tegenwicht voor een vermoede achteruitgang van het historisch besef bij jongeren. Dat zou dan weer leiden tot een erosie van traditionele waarden als vrijheid, eenheid, democratie en vooruitgang, met als kwalijk gevolg dat de maatschappelijke consensus daardoor uiteen zou rafelen, die van de American way of life en van het gidsland dat de VS in de boze wereld willen zijn. Ronald Reagan zal in de jaren tachtig de laatste president zijn geweest die zijn land nog omschreef als 'een stralende stad op de heuvel'. In de heersende consensus spelen herkomst en dus ras een grote rol, omdat hij lang steunde op de relatieve homogeniteit van de Amerikaanse bevolking. Die was immers lange tijd grotendeels van Europese, blanke herkomst. Zo ging iedereen de fameuze melting pot in, genoemd naar een toneelstuk uit 1908, de smeltkroes die elke immigrant in de samenleving integreerde en die een perfect harmonische eenheid-in-verscheidenheid opleverde. Het werkte, ook ideologisch, omdat de verscheidenheid nu eenmaal niet groot was. En zo hoorde het ook te blijven. Chinezen mochten al van in 1882 het land niet meer in, de afstammelingen van de zwarte slaven moesten genoegen nemen met een status van tweederangsburgers. De Ku-Klux-Klan deed de rest. Zeker een staat als Wisconsin kan zich nog altijd aan die homogeniteit verwarmen; vrijwel alle immigranten kwamen uit noordwestelijk Europa en vandaag noemt nog altijd 89 procent van de bevolking zich blank. In de county Outagamie, waartoe Appleton en Little Chute behoren, is dat zelfs 94 procent. Als ze het in Appleton over etniciteit hebben, bedoelen ze het lokale Chinese of Mexicaanse restaurant. En de weinige zwarten in de staat zijn vaak van elders ingehaalde, goedbetaalde sportlui. Toen ik weer vertrok uit Little Chute, gaf Don me een lift naar de luchthaven. Onderweg gingen we nog iets eten bij Hardie's, een fastfoodtent die met veel neon en roze de onbekommerdheid van de jaren vijftig opriep, een serveerster met paardenstaart en witte sokjes inbegrepen. 'Wat willen jullie eten?' vroeg ze. 'Waar wil je van afraken?' antwoordde Don plagerig. Echte Amerikanen, blanke - zoals in de film, zoals vroeger. DS, 31-10-2008 (Marc Reynebeau) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 15:17. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.