De religiometer
De religiometer
Gelovigheid lijkt niet iets wat je kunt meten. Toch hoor ik voortdurend dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen gematigde vormen van religie en extreme. Maar hoe onderscheid je rekkelijk geloof van streng geloof, en wanneer gaat gematigdheid over in fundamentalisme? In een poging om (on)gelovigheid in kaart te brengen, verdeel ik het levensbeschouwelijke spectrum in schijven. Ik vertrek vanuit de filosofische vraag naar de aard van het universum, en klasseer van 1 tot 10. Op de graden 1 en 2 van mijn religiometer staan de niet-gelovigen. Zij zijn atheïstisch en adeïstisch. Graad 2 onderscheidt zich van graad 1 omdat een (niet-religieuze) spiritualiteit zijn intrede doet. Daarna komen de agnosten. Ze worden gevolgd door de ietsisten. De vijfde graad is deïstisch. Deïsten geloven in een god, maar denken niet dat die god verder over enig vermogen of macht beschikt. Vanaf de zesde graad is iedereen theïstisch. In de tiende graad komt de religiositeit potentieel in conflict met de burgeren mensenrechten. De religiometer maakt duidelijk dat ik gelovig noem wie in supermateriële kracht gelooft. Dat strikte onderscheid voorkomt dat er verwarring is met die andere betekenis van 'geloven in': vertrouwen geven, of je hoop stellen op iets, op de toekomst bijvoorbeeld. Verder zal duidelijk zijn dat niet alles wat religie wordt genoemd een hoge graad haalt op de schaal. Het boeddhisme, bijvoorbeeld, doet zich al voor vanaf graad 2. Velen bestempelen het boeddhisme dan ook niet als een godsdienst, maar als een levensfilosofie. Eerste graad: Je staat in de wereld, maar je hebt op geen enkele manier het gevoel dat je deel uitmaakt van wat je 'een groter geheel' zou noemen. Tweede graad: Je leeft met het gevoel dat je deel uitmaakt van een groter geheel, je voelt verbondenheid, maar je gelooft geen moment dat het grotere geheel afhangt van een kracht die buiten de wetten van de natuurkunde valt. Als in situaties van zogenaamde singulariteit de natuurwetten niet meer opgaan, is er voor jou nog altijd geen sprake van iets bovennatuurlijks, wel van andersoortige, aan relativiteit onderhevige natuurwetten. Derde graad: Je leeft met het gevoel dat je deel uitmaakt van een groter geheel, maar je stelt dat je niet kunt weten of de grootheid die je ervaart binnen of buiten de wetten van de natuurkunde valt. Vierde graad: Je gelooft dat de grootheid die je ervaart wel degelijk iets is wat de wetten van de natuurkunde overstijgt, maar je noemt het bewust niet 'god' omdat dat begrip te beladen is. Je vindt geen enkel begrip goed genoeg, dus je opteert voor 'iets': 'Er moet toch íéts zijn!' Vijfde graad: Je gelooft dat de grootheid die je ervaart een bovennatuurlijke kracht is. Je noemt die 'God'. 'God' staat buiten de materie en kan alles zijn. Het is een aanwezigheid, meer is er niet van bekend. Zesde graad: Je gelooft in het bovennatuurlijke. De onstoffelijke kracht van graad 5 is verpersoonlijkt. 'God' bezit menselijke kenmerken. Hij kan liefde voelen, aandacht geven, teleurgesteld zijn, hoop koesteren. Hij is volstrekt onmachtig, maar hij weet wel alles van je want 'de haren op je hoofd zijn geteld'. Zevende graad: 'God' is meer dan de aandachtige, verpersoonlijkte aanwezigheid van graad 6. Hij heeft ook plannen met je. Die plannen zijn niet altijd even doorgrondelijk. Achtste graad: 'God' heeft niet alleen plannen met jou, hij heeft ook plannen met de wereld en met de andere mensen, met álle andere mensen, of ze nu gelovig zijn of niet. Niets gebeurt zonder zijn betrokkenheid. Negende graad: 'God' omschrijft zijn plannen en doelstellingen zo duidelijk dat er wetten en regels uit af te leiden zijn. De meeste wetten en regels betreffen de menselijke ethiek. Verder bepaalt hij je visie op het ontstaan van hemel en aarde, leven en dood, god en mens. Er zijn straffen voorzien voor wie zich niet aan de regels houdt, en beloningen voor wie dat wel doet, zoals er ook straffen zijn voor wie de visie op het universum die wordt voorgeschreven niet aanvaardt, en beloningen voor wie dat wel doet. Je weet niet hoe je later zult worden verloond, maar je gaat ervan uit dat 'God je niet zal teleurstellen'. Tiende graad: Omdat 'God' zijn doelstellingen op aarde alleen door de mens kan bereiken, zet hij jou in om zijn wetten en regels te openbaren, toe te lichten ('te spreken in tongen'), te implementeren, af te dwingen. In een doorgeschoten vorm kan dit betekenen dat hij jou als instrument inschakelt om op te treden wanneer iemand de door 'God' voorgeschreven visie en wetten niet aanvaardt. Bron: www.standaard.be ; opinie ; 14 maart 2008. |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 21:43. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.