Navo-leden
Navo-leden:
België, Bulgarije, Canada, Denemarken, Duitsland, Estland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, IJsland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slovakije, Spanje, Tsjechië, Turkije, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten. Voorbereidende gesprekken met: Albanië, Kroatië, Macedonië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro, Georgië & Oekraïne. DS, 01-04-2008 Interessant ook om eens na te gaan wie er NIET bij staat: -Zweden & Finland (Wellicht typische Scandinavische aversie tot oorlogsvoering, maar waarom Noorwegen - geen lid van de E.U.! - dan weer wel? Noorwegen en Denemarken staan overigens op plaatsen twee en drie qua huidige militaire vertegenwoordiging in Afghanistan!) -Oostenrijk & Zwitserland (Zwitserland, niet abnormaal, maar Oostenrijk? Mss omdat Oostenrijk als grensland van het voormalige Oostblok geen potten wou breken?) Correctie na wat opzoekingswerk: "...neutraliteit die werd opgelegd in ruil voor het vertrek van het Sovjet-leger in 1955" ( http://www.uitpers.be/artikel_view.php?id=278 ). Nooit geweten overigens dat de Russen daar nog zo lang zijn blijven 'hangen'... -Ierland (begrijp ik helemaal niet... Historische redenen? Op het WWW kom ik niet veel verder dan: "traditionele militair-neutrale opstelling van Ierland ten opzichte van de machtsblokken in de wereld"...) -Noot: Frankrijk is enkel lid van de politieke structuur van de Navo, niet van de militaire - erfenis van De Gaulle. Vandaar geen Franse troepen in Afghanistan, hoewel toch een missie onder V.N.-vlag... |
Albanië & Kroatië volwaardig lid
Albanië & Kroatië inmiddels volwaardig lid sinds NAVO-vergadering Boekarest 03-04-2008 ;)
|
Vragen bij het bestaansrecht van de NAVO
Vragen bij het bestaansrecht van de NAVO
In de woorden van Secretaris-Generaal Jaap de Hoop Scheffer wordt de NAVO-top in Boekarest alvast de belangrijkste, zowel qua agenda als qua omvang van internationale vertegenwoordiging. Het gaat immers niet alleen over een bijeenkomst van de 26 NAVO-lidstaten, want ook de landen die lid zijn van de Euro-Atlantische Partnerschapsraad (49 landen in totaal) als vertegenwoordigers van diverse internationale organisaties en externe landen die betrokken zijn bij diverse militaire NAVO-operaties zijn mee van de partij. Boekarest vormt na Riga (2006) het tweede deel van een drieluik dat volgend jaar op de 60ste verjaardag van de NAVO moet uitmonden in een grondige hervorming van de organisatie zowel op vlak van operationele capaciteit als op vlak van de grote veiligheidsuitdagingen in wat de Hoop Scheffer een groeiende geglobaliseerde en gevaarlijkere wereld noemt. We zouden bijna vergeten dat de NAVO iets meer dan een decennium terug nog met een identiteitscrisis worstelde. Tekenend was de zoektocht naar een nieuwe vijand die de omvang en legitimiteit van de NAVO moest garanderen en door toenmalig NAVO-baas, Willy Claes voortijdig ontdekt werd in het islamitisch fundamentalisme, dat hij de grootste dreiging van de NAVO noemde. Het transatlantische bondgenootschap was een typisch product van de Koude Oorlog met als basis een ‘defensief’ bondgenootschap gericht tegen de vermeende dreiging die vanuit het communistische Oosten van Europa uitging. Het Warschaupact, de door Moskou gedomineerde tegenhanger, is inmiddels een relict van het verleden geworden. En dus leek het er even op dat de NAVO ook gauw de boeken zou sluiten of toch voortaan een weinig betekenisvolle rol zou gaan spelen. Maar het militair-industrieel complex ontpopte zich tot een drijvende kracht achter een succesvolle transformatie van het bondgenootschap. Het Nieuw Strategisch Concept (NSC, Washington, 1999) bepaalde dat de NAVO voortaan ook buiten het grondgebied (‘out-of-area’) van de lidstaten kon optreden. De oorlog tegen Servië om Kosovo, zonder mandaat van de VN-Veiligheidsraad, was een duidelijke illustratie van het feit dat die nieuwe koerswijzing er aan stond te komen. De NAVO van vandaag is inmiddels een belangrijk militair maar ook politiek orgaan geworden. Het gaat om een coalitie van westerse staten die in toenemende mate mondiale ambities koestert, in deze, om de Hoop Scheffer te citeren, gevaarlijke wereld. Als vredesorganisatie hebben we het nooit erg op gehad met de NAVO. Meer dan ooit lijkt het ons nodig om aan de vooravond van het 60-jarige jubileum, kritische kanttekeningen te plaatsen die volgens ons het bestaansrecht van de NAVO zelf in vraag stellen. 1. Eerst en vooral is er de omvorming (in 1999) van de NAVO van defensie- naar interventieorganisatie, via de zogenaamde niet-artikel 5-opdrachten van het Nieuw Strategisch Concept (NSC). Toen het debat daarover werd gevoerd tussen de lidstaten, ging het onder meer over de verhouding met de VN-veiligheidsraad. Kort na de Kosovo-oorlog, wilden de VS absoluut vermijden dat er een expliciete verplichting in het NSC zou worden opgenomen om voor elke NAVO-operatie een uitdrukkelijk mandaat te vragen. De Russen beschikken daar immers over een vetorecht. Uiteindelijk vond die VS-bekommernis zijn neerslag in de bijgaande verklaring met de bewoording ‘volgens doelen en principes van het VN-Handvest’ wat de deur opent om desnoods zonder VN-mandaat die ‘principes’ volgens eigen interpretatie te verdedigen. 2. De NAVO is een militair bondgenootschap met de neiging om verschillende belangrijke mondiale uitdagingen a priori vanuit militaire invalshoek te benaderen. De Hoop Scheffers benadering van een gevaarlijkere wereld spreekt boekdelen. Veel veiligheidsproblemen houden nochtans verband met problemen als sociale achteruitstelling, ongelijke handelsverhoudingen, schuldenlast, de toegang tot grondstoffen, milieudegradatie, e.d. Het gaat dus om uitdagingen die in eerste instantie een niet-militair antwoord behoeven, met verantwoordelijkheden en oplossingen die in handen zijn van diezelfde rijkelandenclub. Binnen de groeiende dominantie van de NAVO en de vele westerse militaire denktanks worden ze echter steevast in een sterk militaire context geplaatst. De prominente rol van militaire bondgenootschappen dreigt m.a.w. die politiek te militariseren. Een analoge tendens zien we net zo goed binnen het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid. 3. De NAVO werpt zich meer en meer op als een mondiale veiligheidsinstantie, al dan niet ten dienste van de Verenigde Naties, hoewel het om een exclusief westerse club gaat met beperkt lidmaatschap. Die mondiale ambitie is trouwens de inzet van Afghanistan, waar hardnekkig wordt vastgehouden in wat langzamerhand op een mislukte oorlogsoperatie begint te lijken. Het welzijn van de Afghanen is dus maar een prioriteit van tweede orde. Als de NAVO in Afghanistan mislukt mag men de aanspraak op het label mondiaal veiligheidsagentschap wel laten vallen. 4. Het feit dat de NAVO een club is die – zoals de real-politieke logica dat voorschrijft – in eerste instantie de belangen van zijn leden verdedigt, komt tegenwoordig sterk tot uiting in het steeds prominentere wordende transatlantische debat over de ‘energieveiligheid’. Het is een begrip dat een vaste plaats heeft verworven in de speeches van de Hoop Scheffer. Midden februari werd er een belangrijk seminarie over gehouden met als belangrijkste uitgangspunt dat de NAVO-leden met 13 procent van de wereldbevolking, goed zijn voor meer dan 50 procent van de mondiale energieconsumptie. Veel wijst er op dat het veilig stellen van de energiebevoorrading tot een van de belangrijkste prioriteiten zal uitgroeien. Trouwens ook daarvan is Afghanistan een voorbeeld. 5. De NAVO blijft zweren bij de nucleaire strategie, hoewel de ondertekenaars van het non-proliferatieverdrag – met inbegrip van de NAVO-leden – lang geleden al het engagement zijn aangegaan om op termijn kernwapens uit hun wapenarsenaal te bannen. We zien integendeel dat de nucleaire doctrine een belangrijk onderdeel vormt van de militaire strategie en dat de kernwapenstaten van de NAVO hun arsenalen moderniseren. De inspanningen ten aanzien van landen als Iran of Noord-Korea met hun al dan niet vermeende nucleaire ambities zijn dus niet alleen ongeloofwaardig, maar zelfs hypocriet. 6. De NAVO vormt samen met andere militaire instellingen de motor van de ontwikkeling van de defensie-industrie. De druk op de lidstaten om de defensiebudgetten voor wapenmateriaal substantieel te verhogen is groot. Nieuwe leden dienen als voorwaarde tot lidmaatschap het militaire apparaat aan te passen. Op termijn heeft dit ongetwijfeld een impact op de defensiebudgetten. Het politieke discours over ontwapening dat aan het eind van de Koude Oorlog werd gevoerd, maakt nu plaats voor een bewapeningsverplichting. Dat is trouwens ook de teneur in het nieuwe Europese Verdrag van Lissabon. 7. De NAVO-uitbreiding en het rakettenschild dat in Polen en Tsjechië wordt gepland zorgt alsmaar voor meer spanningen met Moskou, dat een verborgen agenda ontwaart die tegen Rusland is gericht. De militaire logica wint langzaam veld in de relaties tussen beide mondiale spelers. Deze probleempunten lijken ons alvast een debat over richting en voortbestaan van de NAVO waard. Jammer genoeg is het met de NAVO net zo gesteld als met de EU. Te ver van ons bed, te complex, te gewaagd. Geen debat dus. Ludo De Brabander, Stafmedewerker vzw Vrede Uitpers, nr 98, 9de jg., mei 2008 |
De NAVO, een illegitiem kind van de tweede wereldoorlog
De NAVO, een illegitiem kind van de tweede wereldoorlog
door Peter Strutynski De radeloosheid van de militairen, de wapenlobbyisten en veiligheidspolitiekers na het einde van het Oost-West conflict van 1989-91, was van verbazingwekkende korte duur. De uitverkoren vijand was er niet meer, bovendien had hij zich voor een deel zelf tot bondgenoot ongevormd. De NAVO moest opnieuw een profiel en een reden van bestaan uitdenken. Veertig jaar lang was het een bolwerk tegen het vermeend agressieve communisme van het Warschaupact onder de leiding van de atoomsupermacht Sovjet-Unie. Hieraan kwam een einde met val van de muur in 1989 en 1991 bij de implosie van USSR. In de plaats van dit vijandbeeld moest men nieuwe vormen van bedreiging en risico's construeren, om het in standhouden van het militaire industriële complex te rechtvaardigen. Dit lukte de NAVO op een zeer creatieve manier. Of het nu ging om de bevolkingsexplosie in de derde wereld, of om het klimaat en de steeds maar dunner wordende ozonlaag, de armoede, de migratiestroom uit het zuiden, het steeds groter wordende voedseltekort, de schaarste aan energiegrondstoffen of de moeilijke toegang tot de andere belangrijke grondstofgebieden, de NAVO verklaarde zich bevoegd. Het toverwoord waarmee toenmalig vredesonderzoek geïnfecteerd werd, was: "verbreding van het veiligheidsconcept". De NAVO was 40 jaar voordien onder gans andere auspiciën opgericht. Zoals de Verenigde Naties was het een kind van de tweede wereldoorlog. In tegenstelling tot VN, dat een legitiem kind van de wereldoorlog was, is de NAVO een illegitiem kind, een bastaard. Het oprichten van de VN en het volkenrecht Uit de tweede mensencatastrofe van de 20ste eeuw - de eerste had de Volkerenbond tot stand gebracht - werden vooral twee lessen getrokken: er mag geen oorlog meer komen en men moet de oorzaken van oorlog en geweld uit de weg ruimen. De overlevenden van de wereldoorlog waren er vast van overtuigd dat een nieuwe oorlog onder geen enkele omstandigheid nog kon. Zoals Hiroshima en Nagasaki aangetoond hadden kan een moderne oorlog leiden tot het vernietigen van ieder menselijk leven. De internationale naoorlogse tijd werd heringericht door rekening te houden met de nieuwe realiteiten na de overwinning van de coalitie tegen Hitler. Dit geschiedde via het oprichten van de Verenigde Naties - een organisatie op basis van een modern volkerenrecht en in overeenstemming met de naoorlogse realiteit. Dit kwam in het Charter van de Verenigde Naties in het artikel 2 paragraaf 3 en 4 duidelijk tot uiting. Hier verbinden de VN-lidstaten zich ertoe om af eens en voor altijd af te zien van alle oorlogsgeweld als middel om internationale geschillen op te lossen. Naast het verbod op geweld waarborgt het VN-Charter ook het principe van gelijkwaardigheid en territoriale integriteit van alle landen, alsook het principe van niet inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van de staten. Voor het geweldverbod gelden maar twee nauw keurig beschreven uitzonderingen. Het individuele of collectieve recht op verdediging bij een vijandelijke aanval - een recht dat volgens het artikel 51 van het VN-Charta niet onbegrensd is, maar ophoudt op het moment dat de VN-veiligheidsraad de nodige maatregelen getroffen heeft om de wereldvrede te bewaren . De Veiligheidsraad kan ook de nodige militaire maatregelen vragen, wanneer door handelingen van een of meerdere staten de wereldvrede en de internationale veiligheid bedreigd worden ( art.39) en alle vredelievende middelen voor het oplossen van het conflict uitgeput zijn (art.42). De instantie die over de wereldvrede moest en moet waken is de VN-veiligheidsraad. Hij is een duidelijke weerspiegeling van de reële krachtsverhouding op het einde van de tweede wereldoorlog. In tegenstelling tot de geproclameerde gelijkheid van alle landen, verzekerden de grote zegevierende machten (eerst vier, later kwam China erbij) zich een bestendig zitje in dit hoge VN-orgaan en eigenden zich ook het vetorecht toe. Deze constructie was in die tijd begrijpelijk, omdat toen alleen deze landen een garantie waren voor de vrede in Europa en de wereld. Japan en Duitsland waren de hoofdschuldigen voor de tweede wereldoorlog en mochten niet meer in de mogelijkheid komen terug oorlog te kunnen voeren. Hierdoor kan men uit vredesperspectief te recht stellen dat de oprichting van de VN een legitiem kind van de tweede oorlog is. Fascisme en militarisme uitroeien Met de oprichting van de VN was het probleem nog niet volledig opgelost. Het schiep alleen maar een institutioneel kader voor een op vrede en internationale veiligheid gerichte naoorlogse wereldorde en voor goede betrekkingen van de staten onderling. Elke grondwetgevende bevoegdheid bleef het exclusief recht van de landen. Deze principiële openheid ten opzichte van de maatschappelijke politieke beginselen van de landen was echter niet van toepassing voor de vijandstaten, Duitsland en Japan. Men erkende immers dat militarisme, fascisme en oorlog vooral een economische reden hadden, die vooral te zoeken was in de bijzondere grote financiële belangen van de zware industrie en de wapenindustrie. Dit leidde tot een vredesgrondwet voor Japan, die in haar artikel 9 twee belangrijke grondstellingen formuleert. Alinea 1: "In oprecht streven naar gerechtigheid en een maatschappelijke vredelievende orde, verzaakt het Japanse volk voor altijd aan oorlog als een soeverein recht van de natie en aan bedreiging of uitoefening van geweld als middel voor het oplossen van conflicten". Alinea 2: "Om deze doelstelling te bereiken zoals in voorafgaand alinea vermeld, worden er geen zeemacht, luchtstrijdkrachten of andere oorlogsmiddelen onderhouden. De staat heeft geen recht op oorlogsvoering." Met alinea 1, dat volledig in de geest van het VN-charter is opgevat en geen bijkomende uitzonderlijke beperkingen bevat, was het verbod op oorlog en geweld algemeen verplichtend. Alinea 2 gaat veel verder, hier stelt de tekst duidelijk dat het land afziet van een eigen leger en zich beperkt tot het opstellen van zelfverdedigingstrijdkrachten. Tegen dit artikel werd later massaal gezondigd: Japan beschikt vandaag over een van de modernste legers van de wereld. Dit is het resultaat van zijn binding met het westen en zijn anticommunistische oriëntering. Ook voor het naoorlogse Duitsland gold allereerst een antifascistische en antimilitaristische consensus van de zegevierende mogendheden, dat in het akkoord van Potsdam (augustus 1945), duidelijk tot uiting werd gebracht. "Het Duitse militarisme en nazisme worden uitgeroeid", en hiervoor werden de noodzakelijke maatregelen genomen: Demilitarisering: "volledige ontwapening en demilitarisering van Duitsland en de uitschakeling van de ganse Duitse industrie die voor oorlogsproductie gebruik kan worden." Denazificatie: "De nationaal-socialistische partij en verwante formaties en organisaties worden ontbonden. Men moet zekerheid scheppen opdat ze in de toekomst niet opnieuw zouden kunnen ontstaan; iedere nazistische en militaristische propaganda activiteit moet verhinderd worden". Decentralisatie 1: "In zeer korte tijd moet het Duitse economische leven gedecentraliseerd worden met als doel de vernietiging en ontmanteling van de bestaande overmatige concentratie van de economische macht van kartels, syndicaten, trusts en andere monopolieverbindingen." Decentralisatie 2: "Het bestuur van Duitsland moet gericht zijn op de decentralisatie van de politieke structuur en de ontwikkeling van plaatselijk zelfbestuur" Democratisering: "Het lokale zelfbestuur wordt in gans Duitsland volgens democratische grondprincipes terug hersteld. In gans Duitsland moeten alle democratische partijen toegelaten en gestimuleerd worden met het recht op bijeenkomst en openbare discussie." Niet alleen de zegevierende mogendheden, maar ook de democratische bewegingen in nagenoeg alle Europese landen waren er na de tweede oorlog van overtuigd dat het pure kapitalisme niet meer van de tijd was. Bij de publieke opinie was er een zeer brede desavouering omdat dit bestel nog niet zo lang geleden geassocieerd werd met de gevolgen van de economische crisis (1929/30) en de rooftocht van de Duitse banken en industrieconcerns in de tweede oorlog. De eigendoms- en machtsverhoudingen van het monopoliekapitalisme veranderden, de maatschappelijke controle over de sleutelindustrieën en de financiële instellingen waren de eisen van de arbeidersbeweging, van socialisten, communisten, maar ook van talrijke liberaal democratische of christelijke partijen. Dat in de sporen van de naoorlogse ontwikkeling er in tal van landen voor een andere maatschappelijk bestel gekozen werd (Centraal- en Oost-Europa, ondersteund door de Sovjet-Unie) beantwoordde aan de trend van de tijd. In de westelijke hemisfeer zoals in Griekenland, Frankrijk of Italië waren sterke communistische bewegingen die een niet-kapitalistische weg eisten, om zo de economische oorzaken van het fascisme en oorlog radicaal met de wortels uit te schakelen. Hierdoor waren zij naast de VN de legitieme kinderen van de tweede oorlog. De NAVO: illegitiem en een bastaard De in 1949 in het leven geroepen NAVO (North Atlantic Treaty Organisation) is het illegitieme kind van de naoorlogse geschiedenis. De oprichting van een militair verbond was op zich al problematisch, daar dit niet overeenstemde met de basiswet van de nieuwe VN-statengemeenschap die in 1945 in San Francisco was aangenomen. De VN was en is een collectief systeem dat berust en georganiseerd is op wederzijdse veiligheid van alle staten. Een militair pact echter, gaat uit van potentiële tegenstanders, sluit anderen uit en neemt aan dat de uitgesloten landen zich eveneens in een verbond organiseren. Beide pacten hangen vast aan het zogenoemde "veiligheidsdilemma", waarbij de militaire organisatie de eigen bescherming moet verzekeren tegen mogelijke bedreigingen van de andere zijde. Zo werden en worden dan iedere bewapeningsinspanning als verdediging beschreven door de beide kampen. De geschiedenis van de NAVO en het later opgerichte Warschaupact (1955), getuigen van de werkingskracht van dat veiligheidsdilemma. De NAVO was van bij haar oprichting in tegenspraak met de grondbeginselen van het moderne volkenrecht. Dit kon men echter aanvankelijk niet op die manier zien. Het "Verdrag van Washington" van 4 april 1949, de oprichtingsakte van de NAVO, wekte de indruk dat het hier om een nevenorganisatie van de VN handelde. Al in de preambule verplichtten de partijen van het VN-verdrag zich om "hun streven te richten naar de grondbeginselen van de VN en hun wil om met alle volkeren en regeringen in vrede te leven". Artikel 1 van het NAVO verdrag leunt in zijn formulering sterk aan bij het VN-charta, zodat men zich kan afvragen waarom een dergelijk militair verbond nodig is: "De verdragspartijen verplichten zich ertoe om, zoals is geregeld in het handvest van de Verenigde Naties, alle internationale geschillen waarin zij mochten worden verwikkeld, langs vreedzame weg te beslechten op zodanige wijze, dat de internationale vrede, veiligheid en gerechtigheid niet in gevaar worden gebracht, en om zich in hun internationale betrekkingen te onthouden van bedreiging of gebruik van geweld." De verenigbaarheid van de NAVO met de grondbeginselen van de VN wordt bovendien in artikel 7 ondubbelzinnig vastgesteld: "Het verdrag doet geen afbreuk aan de rechten en plichten van de NAVO-landen die voortvloeien uit hun lidmaatschap van de VN, of aan de prioritaire verantwoordelijkheid van de VN-veiligheidsraad voor het behoud van de vrede en internationale veiligheid." Bovendien werden twee belangrijke beperkingen over de reikwijdte van het militaire bondgenootschap in het charter opgenomen. Ten eerste de geografische begrenzing op het "Noord-Atlantische gebied" ten noorden van de Kreeftskeerkring. Militaire operaties die daar niet aan beantwoorden - sinds de oorlog tegen Joegoslavië en de nieuwe oorlog tegen het terrorisme zijn deze zo goed als de regel geworden - zijn niet voorzien en dus strijdig met het verdrag. De tweede beperking is van inhoudelijke aard en wordt in het openbaar debat makkelijk genegeerd. Volgens artikel 5 van het NAVO verdrag verplichten de verdragspartijen zich tot wederzijdse bijstand in geval dat één of meerdere lidstaten aangevallen wordt. Uitdrukkelijk wordt hier naar het recht van individuele of collectieve zelfverdediging verwezen volgens artikel 51 van het VN verdrag. Het blijft de NAVO partijen echter wel volkomen vrij de aard en keuze van verdediging te bepalen die ze nodig achten om de veiligheid in het Noord-Atlantische gebied te herstellen en te vrijwaren. De oprichting zelf van een militair bondgenootschap en de politieke intenties ervan zoals ze toen door de VS en Groot-Brittannië werden voorgesteld, zijn echter in tegenspraak met de taal van het volkerenrecht die het NAVO-charter hanteert. De oprichting van de NAVO was de laatste schakel in een reeks van maatregelen van de westerse zegevierende machten voor het indammen van wat men toentertijd de communistische wereldrevolutie noemde. Later met de rede van Churchill over het "ijzeren gordijn" van 1946 en met de Truman doctrine van nog een jaar later was het duidelijk geworden dat de Tweede Wereldoorlog in een koude oorlog uitmondde tussen twee tegenstanders, de Sovjet-Unie en de VS, met tegenstrijdige maatschappelijke systemen. De hoofdbekommernis van de Sovjet-Unie was zijn eigen veiligheid, waarvoor de vorming van een cordon sanitair - d.w.z. een ganse reeks van bevriende naties zoals afgesproken in Teheran, Jalta en Potsdam - tot stand kwam in de overeengekomen invloedssfeer. De grote historicus van de 20ste eeuw, Eric Hobsbawm, stelde vast dat het buitenlands beleid van Moskou defensief was, want gericht op het behoud van de status-quo en het in stand houden van de binnenlandse machtsverhoudingen in de Sovjet-Unie. De hoofdbekommernis van de Verenigde Staten echter was het indijken (containment) en het terugdringen (roll back) van het verondersteld agressieve communisme. Dat begon met de militaire bestrijding in de eigen hemisfeer van opstanden (vb Griekenland) en het uitwerken van putschplannen om te verhinderen dat sterke communistische partijen (Italië en Frankrijk) de macht zouden overnemen. Daarvoor diende ook de inrichting van militaire basissen rond de toenmalige Sovjet-Unie en het oprichten van militaire allianties in Azië en het gebied van de Stille Oceaan (CENTO, SSEATO en ANZUS). In economisch opzicht waren de VS op alle vlakken versterkt uit de oorlog gekomen en voornamelijk geïnteresseerd om de in puin liggende Europese economie terug op been te krijgen en zo een politieke radicalisering van de bevolking te vermijden. Hiervoor werd het Marshallplan in het leven geroepen, waarlangs in de eerste naoorlogse jaren 20 miljard dollar ter beschikking werd gesteld. Het beantwoordde op een dubbele wijze aan deze doelstelling: het plan werkte daadwerkelijk als een conjunctuurmotor en anderzijds kon het de betrokken bevolking ideologisch aan de VS binden. Het had hierbij voor de VS twee gunstige bijwerkingen. Ten eerste vloeide een vierde van het ter beschikking gestelde geld direct terug naar de VS voor het aankopen van Amerikaanse olie (beter gezegd voor de olie die door Amerikaanse oliemaatschappijen in het Midden-Oosten opgepompt, geraffineerd en verkocht werd). Ten tweede droeg dit geld ertoe bij de West-Europese markt in het algemeen van de import van Amerikaanse consumptie- en investeringsgoederen afhankelijk te maken. Hierdoor kwam een ongeëvenaarde vervlechting van de Amerikaanse met de Europese, vooral West-Duitse economie tot stand. De geostrategische achtergrond van het Amerikaanse engagement in Europa en de oprichting van de NAVO in 1949, betrof de militaire controle over de maatschappelijke tegenstrever - met name de Sovjet-Unie en zijn ontstane satellieten - en de bescherming van de "vrije wereld" tegen binnenlandse en buitenlandse gevaren. Hierbij werden de centrale gemeenschappelijke waarden van "de beginselen van democratie, vrijheid van persoon en het gezag van het recht" in de preambule van het charter vernoemd. Naast de Benelux-staten, Frankrijk en Groot-Brittannië ( deze landen hadden al in 1948 het Verdrag van Brussel ondertekend), Noorwegen, Denemarken, IJsland, Italië, de VS en Canada maakte ook Portugal ( een autoritair fascistisch regime, maar belangrijk voor de zuidwest flank van de NAVO) deel uit van de stichtende leden. Van even groot belang was Turkije (voor de zuidoost flank en de onmiddellijke nabijheid van de USSR) dat samen met Griekenland in 1952 in de NAVO opgenomen werd. Van een lidmaatschap van de in 1949 opgerichte Duitse Bondsrepubliek kon er bij de aanvang nog geen sprake zijn. In de eerste plaats omdat de 'eenheid' van de drie westelijke zones van 'bezet' Duitsland nog lang niet op het droge was. Vervolgens ook omdat de opdeling, ondanks de BRD-structuur en later de DDR, niet definitief was en het Duitse probleem dus nog onopgelost bleef. Ten slotte waren niet alle NAVO lidstaten bereid de opvolgerstaat van het Derde Rijk zomaar in hun eigen wereldgemeenschap op te nemen. De angst voor een wederopstanding van het Duitse militarisme was nog altijd alomtegenwoordig. Zelfs toen West-Duitsland in 1955 lid werd van de NAVO was deze vrees nog niet weg. De toenmalige NAVO secretaris lord Ismay, vatte de toen heersende sfeer in het bondgenootschap als volgt samen: "to keep the Russians out, the Amercans in and Germany down". Nemen we enerzijds de halsstarrige retoriek rond de band met het volkenrecht en het VN Handvest en anderzijds de agressieve buitenlandse oriëntering, dan is het NAVO-kind als een bastaard ter wereld gekomen. De NAVO na het einde van het Oost-Westconflict - nieuwe risico's in alle richtingen Dit artikel wil niet de geschiedenis van de NAVO beschrijven tot het uiteenvallen van het Warschau pact in 1991. De NAVO wordt als een succesverhaal aanzien door diegenen die vasthangen aan het transatlantisme en aan de restauratie van kapitalistische imperialistische verhoudingen, die de "vrijheid" in het westen even erg vreesden als ze de onderdrukking in het oosten als de absolute waarheid naar buiten brachten. Die er geen probleem in zagen dat door de Oost-West confrontatie de wereld gedurende 40 jaar lang in nooit geziene spanning werd opgesloten, en aan de rand stond van een nucleaire confrontatie. Een twijfelachtig succes was ook de gigantische nucleaire en conventionele wapenwedloop van de beide blokken, waardoor aan de economie enorme middelen werden onttrokken die nodig waren voor de oplossing van dringende humanitaire problemen zoals honger, armoede en werkloosheid. Keren we nu terug naar de vraag over het veiligheidsprobleem bij het einde van de bipolariteit. Hoe reageerde de NAVO op het onloochenbare feit dat de vijand, het militaire verbond van het Warschau-pact, plotseling niet meer bestond? Kon de wereld hopen op een vredesdividend, dat gespijsd zou worden uit de 'logische' ontwapening die toen voor mogelijk werd gehouden? Zouden de staten erin slagen om na de bevrijding uit de jarenlange ideologische en politieke confrontatie, een nieuw globale samenwerking te vinden en conflicten op te lossen op basis van het VN charter? Dat alles lag eigenlijk voor de hand, en was zelfs in de eindfase van de koude oorlog met de beste bedoelingen door de laatste secretaris van communistische partij van de USSR, Michail Gorbatschov, voorgesteld en uitgeprobeerd. De NAVO gedroeg zich echter in haar diepste legitimatiecrisis als de bastaard die ze altijd was geweest: het breed veiligheidsconcept werd gebruikt om louter burgerlijk politieke situaties tot het domein van het militaire te gaan rekenen. Een strategiedocument van maart 1990 - formeel bestond het Warschaupact toen nog - formuleerde de nieuwe risico's nog onder de militaire bedreigingen uit het andere kamp. In november 1991 werd op de NAVO top in Rome een nieuw strategisch concept van de NAVO aangenomen. Deze "Verklaring van Rome" bevatte de nieuwe strategische oriëntering van het bondgenootschap dat tot dan toe zichzelf altijd als verdedigingsorganisatie had voorgesteld. Het gevaar voor een grote aanval op gelijk welk Europees NAVO front was praktisch verdwenen. De Duitse bondskanselier Kohl bracht de veranderde veiligheidssituatie in gevleugelde woorden tot uiting: we zijn alleen nog door "vrienden omsingeld". In een dergelijke omgeving is het moeilijk om zijn eigen militair apparaat verder nog te legitimeren. Daarom moest de oude bedreiging door een nieuwe vervangen worden. In de verklaring van Rome luidt dit als volgt: de nieuwe risico's "zijn het gevolg van de instabiliteit die kan ontstaan uit ernstige economische, sociale en politieke moeilijkheden, etnische rivaliteiten en gebiedsaanspraken, waarmee vele Oost- en Centraal-Europese landen geconfronteerd worden". Het is weliswaar niet evident dat iedereen zou aanvaarden dat economische, sociale en politieke moeilijkheden een militair antwoord vergen. Maar de nieuwe NAVO doctrine gaat rustig nog een stuk verder: "In tegenstelling tot de belangrijkste bedreiging uit het verleden zijn de blijvende veiligheidsrisico's van het bondgenootschap veelzijdig en komen ze uit alle richtingen. Daardoor zijn ze moeilijk voorspelbaar en moeilijk in te schatten. De NAVO moet de mogelijkheid hebben om op dergelijke risico's te reageren." Toegegeven, dat hebben de militairen, in die moeilijke tijden van hun leven en carrière, zeer knap uitgedacht. Om zich tegen de risico's vanuit alle richtingen te beschermen, kan men in principe gelijk welke bewapening vragen, daar men op alle eventualiteiten voorbereid moet zijn. De genoegdoening van de auteurs van het document springt naar voor: "de veranderde omgeving biedt nieuwe mogelijkheden om de strategie van het breed veiligheidsconcept vorm te geven". In de Verklaring van Rome van 1991 werd concreet naar nieuwe bedreigingen gezocht. Naast de klassieke mogelijkheid van een aanval op het gebied van het bondgenootschap - wat feitelijk onmogelijk en uitgesloten is -, moet de veiligheid van het bondgenootschap ook de globale context in rekening brengen. De veiligheidsbelangen van het bondgenootschap kunnen ook door andere risico's in het gedrang komen, zoals de verspreiding van massavernietigingswapens, de onderbreking van de levensnoodzakelijke toevoerwegen van grondstoffen, sabotage en terrorisme. Deze risico's waren de leidraad voor alle verdere strategiedocumenten van de NAVO, maar ook voor de nationale militaire doctrines o.a. van de Verenigde Staten (National Security Strategy -NSS) van 2006, de Duitse (Verteidigungspolitische Richtlinien - VPR) uit 2003 als ook van de Europese Unie (Europese Veiligheidsstrategie -ESS - 2003). Het gedachtegoed werd verder aangevuld met het concept van de 'humanitaire interventie', waartoe een humanitaire wereldgemeenschap zich verplicht voelt wanneer etnische zuiveringen, volkenmoord of andere massale inbreuken op het volkenrecht gebeuren. De oorlog in Joegoslavië van 1999 was de eerste NAVO-oorlog om 'humanitaire' redenen. De aanhoudende Amerikaanse oorlog ‘Enduring Freedom’ in Afhganistan in samenwerking met NAVO lidstaten is de eerste die met de bedreiging 'terrorisme' wordt verantwoord. De oorlog tegen Irak werd ons verkocht als de strijd tegen de bedreiging van de verspreiding van massavernietigingswapens. Dat deze oorlog nog altijd voortduurt, hoewel er geen massavernietigingswapens gevonden zijn, wijst op de dubbelzinnigheid van de agressors. De drie bovenvermelde oorlogen tonen duidelijk aan dat de naar voor geschoven beweegredenen uitstekend geëigend waren om hun militaire interventies in de wereld te rechtvaardigen. De NAVO anno 2008: omsingeling van Rusland en China Sinds het einde van de blokkenconfrontatie zijn militaire conflicten zowel in aantal als in hevigheid toegenomen zijn. Dat is een angstaanjagende ontwikkeling. Nochtans is de onverzoenlijke vijandschap tussen de twee verschillende maatschappijsystemen verdwenen. Daaruit kan men afleiden dat het imperialisme in de grond niet ging om het neerslaan van het communisme, maar om de uitbreiding van zijn heerschappij en machtsreikwijdte tegenover zijn concurrenten. Deze stelling wordt wellicht bevestigd door de gebeurtenissen van augustus 2008 in het "bevroren conflict" van de Georgische Republiek met zijn afvallige provincie Zuid-Ossetië. Het blijft gissen of de Georgische president Sakaashvili voor zijn aanval aangemoedigd werd door de VS en de NAVO. Het is ook mogelijk dat hij door zijn eenzijdig optreden de solidariteit van de NAVO concreet wilde oproepen. Dat deze oorlog in de Kaukasus voor de NAVO geen casus belli was, is ondertussen voor iedereen duidelijk. Ook Bush riskeert op dit ogenblik geen militaire confrontatie met Rusland. Hoewel de NAVO en de EU in verschillende dossiers afstand nemen van Rusland, behouden ze Moskou als partner in de wereldwijde strijd tegen het terrorisme. Dat is niet in tegenstelling met het feit dat de kleine Kaukasus oorlog door het Westen volop is gebruikt om het Kremlin als oorlogszuchtig en een bedreiging voor zijn buurlanden (Georgië en Oekraïne) af te schilderen, die NAVO-bescherming nodig hebben en in het beste geval als lid zouden moeten opgenomen worden. Deze korte Georgische-Russische oorlog was een typische 'war by proxy', een oorlog via plaatsvervangers. De NAVO weet nu wanneer voor Rusland de grens van het toelaatbare bereikt is. Rusland kent nu de voornemens van de NAVO en de VS in de Kaukasus. Hierbij is de vergelijking met Afghanistan erg leerrijk. Ook dat land heeft niet veel meer te bieden als een voor het Westen interessante geostrategische ligging. Het gaat hem hierbij niet alleen om de controle over het territorium, waar belangrijke oliepijplijnen kunnen aangelegd worden: de verbinding van de olie- en gasrijke Kaspische regio en de Indische oceaan waarbij gelijktijdige Rusland wordt ontweken. De algemene strategische ligging van Afghanistan vormt eveneens de inzet. Het land aan de Hindu Kush grenst in het zuiden aan Pakistan, daarachter ligt India; in het westen grenst het aan Iran. Rusland ligt ten noorden en is alleen maar gescheiden van Afghanistan door de vroegere sovjetrepublieken Turkmenistan, Oezbekistan en Kazachstan. In het oosten is er een smalle corridor tot aan de Chinese grens, de grote antipode van de VS en de Europese Unie in de strijd voor de mondiale energiegrondstoffen. Afghanistan ligt dus in het midden van een regio waar nagenoeg de helft van de wereldbevolking leeft en waar twee derde van de wereldwijde olie- en gasvoorraden zich bevinden. Afghanistan is daarmee een van de meest begeerde strategische regio's van onze planeet, kortom voorbestemd om een soort vliegdekschip op land te zijn en interessant oord voor de inplanting van radar- en raketinstallaties. Wie wil het hier niet voor het zeggen hebben? Dit verklaart waarom de VS in de tijd van de Sovjetbezetting van Afghanistan de opstandelingen rijkelijk met wapens en logistiek ondersteunden en de onverbiddelijkheid waarmee ze als huidige bezetter om de controle over het land strijden. Het Westen volgt hier de aanbevelingen van de grote strateeg Zbigniev K. Brzezinski uit de jaren negentig. Voor de globale hegemonie en de historische nalatenschap van Amerika zal het van doorslaggevende aard zijn hoe de macht op het Eurazië continent verdeeld wordt, schreef Brzezinski in zijn boek "De enige wereldmacht". Eurazië - daaronder verstond Brzezinski vooral de regio van de Zwarte Zee, de Kaukasus en de Kaspische Zee tot in Centraal Azië - is op die manier het schaakbord waar zich de toekomst en de strijd om de globale hegemonie zullen afspelen. Dat is dan ook de reden voor de Russische interesse om in Afghanistan ten minste een voet tussen de deur te hebben. Ook na de onmin met de NAVO over de actuele crisis om Georgië, deelde de generale staf in Moskou mee dat de samenwerking met Brussel rond Afghanistan niet ter discussie staat. En de Russische ambassadeur bij de NAVO, Dimitri Rogosin, wordt in de Ivestia met deze woorden geciteerd: "dat een nederlaag in Afghanistan ons niet gelegen zou zijn". Het Westen (VS, NAVO, EU) wenst niet alleen een voet tussen de deur, maar ook de vrije toegang tot de Kaukasus en het gebied rond de Zwarte Zee. De opname van Oekraïne en Georgië in de NAVO was op de bijeenkomst van de NAVO in Boekarest (april 2008) een uitgemaakte zaak. Dat is uiteindelijk toch niet doorgegaan zoals gepland. De poging van de door het Westen beïnvloede Georgische leiding om het hele land met inbegrip van Abchazië en Ossetië door een aanvalsoorlog onder controle te brengen en de lastige Russen eruit te drijven, is grandioos mislukt. Des te meer zullen de VS nu proberen de opname van Georgië en Oekraïne in het militair bondgenootschap te bespoedigen om zo de cirkel rond Rusland ook ten zuiden nog beter te sluiten. Het is inmiddels terug mode om van een nieuwe koude oorlog te spreken. Hiermee kan het Westen het door haar geconstrueerde gedachtegoed van "anti-terreuroorlog" toepassen in zijn confrontatie met de fundamentele islamwereld. De jongste gebeurtenissen op het Euraziatische schaakbord roepen herinneringen op aan de voorbije oude koude oorlog. In die tijd sprak Georges F. Kennan van een indammingpolitiek (Containment) tegenover de Sovjet-Unie. Die politiek wordt nu mogelijkerwijze door een hardere variant afgelost, die men best kan omschrijven als "constriction", omsingelings- of wurgingstrategie. Moest dit lukken dan kan de NAVO de bakens uitzetten voor een verdere uitbreiding en zich volop concentreren op tegenstanders in Azië en vooral China. Want Peking heeft bij de Olympische spelen getoond dat het in de nieuwe wereldorde een zelfstandige rol wil spelen. Zo zouden zich in de huidige etappe van de NAVO een variante van het stijlbeeld van Lord Ismay misschien in deze nieuwe doelstelling passen: ‘to keep the Chinese out, the Americans in and Russia down’. Peter Strutynski is politicoloog aan de Universiteit Kassel Vertaald en bewerkt door Antoine Uytterhaeghe (zie ook http://www.vrede.be ) (Uitpers, nr 103, 10de jg., november 2008) |
"Frankrijk keert volledig terug in NAVO-structuur"
"Frankrijk keert volledig terug in NAVO-structuur"
Frankrijk keert begin april volledig terug in de militaire commandostructuur van de NAVO, zo schrijft de krant Südwest- Presse in haar vrijdageditie. Volgens die krant zijn de Franse president Nicolas Sarkozy en NAVO-secretaris-generaal Jaap de Hoof Scheffer het daarover vandaag in Parijs eens geworden. De Franse terugkeer zal bezegeld worden op 3 en 4 april, wanneer de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie in Baden-Baden en in Straatsburg haar zestigste verjaardag viert. Frankrijk had zich in 1966 onder president Charles de Gaulle uit de NAVO teruggetrokken. De Gaulle vond dat het bondgenootschap te sterk door de VS werd gedomineerd. In de jaren '80 had toenmalig president François Mitterrand nog vriendelijk bedankt voor een terugkeer in de bevelstructuur van de NAVO. Blog DM, 12/02/09 (dpa/ka) |
De Navo op drift
De Navo op drift
De Navo viert haar zestigste verjaardag, maar weet eigenlijk niet meer waar ze voor dient, zegt TOM SAUER. Een militaire alliantie heeft een tegenstander nodig en dat heeft de Navo sinds het einde van de koude oorlog niet meer gehad. De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie zit met de handen in het haar. De grote vijand uit het Oosten waarvoor de organisatie indertijd werd opgericht is niet meer. Op de vraag waarom de Navo 60 jaar na haar oprichting nog bestaat, heerst de grootste onduidelijkheid, ook binnenskamers. Als de Navo niet in staat is om een duidelijke omschrijving van de doelstellingen en de middelen in functie van bestaande en toekomstige behoeften op papier te zetten, moeten existentiële vragen durven worden gesteld. Het gebeurt echter zelden dat organisaties zichzelf in vraag stellen, laat staan euthanasie aanvragen. De Navo is de enige, volwaardige militaire alliantie in de wereld. Dat is op zich reeds een curiosum. Het Warschaupact heeft, volgens de klassieke wetten in de internationale politiek, opgehouden te bestaan na het einde van de Koude Oorlog. Velen hebben op dat moment hetzelfde voorspeld voor de Navo, maar de recente geschiedenis heeft hen ongelijk gegeven. Het ziet er echter naar uit dat ze alsnog kunnen gelijk krijgen. Tenzij een tegenhanger van de Navo wordt opgericht, waardoor de Navo opnieuw een bestaansreden heeft. Het is niet zo moeilijk om potentiële kandidaten voor deze vacature te bedenken: de Shanghai Cooperation Organization is een samenwerkingsverband tussen Rusland en China dat de kiemen in zich draagt om het tot een volwaardige militaire alliantie te schoppen. Eén van de belangrijkste variabelen die maakt dat dit scenario werkelijkheid wordt, is juist de manier waarop de Navo en het Westen omgaan met zwaargewichten als Rusland en China. Als we Rusland en China omgeven met een Amerikaans-Europees rakettenschild, moet je in Moskou niet aan paranoia lijden om te pleiten voor een tegenhanger van de Navo. Als Amerikaanse onderzeeërs en vliegdekschepen kat en muisspelletjes spelen in Chinese en Russische wateren, moet je als Chinees strateeg niet veel argumenten op tafel leggen om beleidsmakers duidelijk te maken dat er een veiligheidsprobleem is. Voor alle duidelijkheid: de Russen en de Chinezen zijn ook geen Moeder Teresa's. Anderzijds moeten we alles in een zo objectief mogelijke context plaatsen. De harde feiten zijn dat de Navo in zijn geheel 820 miljard dollar uitgeeft aan defensie, China 90 miljard dollar en Rusland 55 miljard dollar. Als de Navo zich dan ook nog uitbreidt tot aan de grenzen van Rusland, in tegenstelling tot wat indertijd aan Gorbatchov werd beloofd, en tegelijkertijd acties onderneemt die als vijandig worden gepercipieerd door Rusland en China, dan is de kans groot dat als de Navo haar levensstrijd nog wat rekt, de imaginaire vijand werkelijkheid wordt. Tot nader orde is dat niet het geval en moeten we ons afvragen of het noodzakelijk is om vast te houden aan een collectieve defensieorganisatie, die per definitie meer landen buitensluit dan insluit. Zelfs als het antwoord negatief is, kunnen er andere voordelen zijn waardoor het nuttig zou kunnen zijn om een omgevormde Navo te behouden. Jammer genoeg heeft de Navo de laatste 20 jaar bewezen dat het niet in staat is om een dergelijk enthousiasmerend en succesvol project te bedenken. Eerst heeft de Navo nieuwe vijanden gezocht: de zogenaamde 'schurkenstaten' Irak (waarmee de VS innig samenwerkte in de jaren tachtig), Iran (waarmee de VS als puntje bij paaltje kwam ook samenwerkte in de jaren tachtig, herinner u Irangate) en Noord-Korea. Voorts was er Kosovo, de eerste echte Navo-oorlog, gevoerd zonder instemming van de VN. Benieuwd naar onze reactie als de toekomstige tegenhanger van de Navo een veto van de VS in de VN-Veiligheidsraad zal omzeilen. En na 9/11 wist men het heel zeker: terrorismebestrijding wordt de nieuwe opdracht voor de Navo. Zo is de Navo in het Afghaanse wespennest gerold en wordt het daar na acht jaar vechten nog steeds langs alle kanten gestoken. In zoverre dat zelfs de Amerikaanse president Obama het nodig acht om van een exit strategy te spreken. U ziet, de nieuwe missies hebben niet het succes gebracht wat er van verwacht werd. Het schrijven van een nieuw Strategisch Concept wordt dan ook een aartsmoeilijke oefening, en het is niet toevallig dat het steeds maar uitgesteld wordt. En dan heb ik het nog niet gehad over de verschillen tussen de VS en de Europeanen, tussen de pro-EU-gezinden en de pro-Atlantisten, tussen Oost-Europeanen en West-Europeanen op vlak van bedreigingsanalyse, doctrines, en wapensystemen. Meer fundamenteel: mondiale veiligheidsproblemen vragen voornamelijk niet-militaire oplossingen die op VN-niveau dienen te worden aangepakt. Een indicatie van het gebrek aan aanpassingsvermogen aan de veranderde omstandigheden is het nucleair beleid van de Navo. In een periode waarin meer en meer staten in het Midden-Oosten kernwapens willen bemachtigen, en kernwapenstaten zoals de VS en het VK inzien dat de enige oplossing om proliferatie en nucleair terrorisme op termijn tegen te gaan, het zelf afzien van kernwapen is, lijkt het erop dat de Navo haar nucleair beleid niet fundamenteel in vraag wil stellen. Hoe kunnen wij landen zoals Iran overtuigen om geen kernwapens aan te maken zolang wijzelf - die kunnen 'genieten' van de meeste en beste conventionele capaciteiten - stellen dat kernwapens van 'vitaal belang' zijn voor onze veiligheid ? Het is het één of het ander: ofwel aanvaarden we dat kernwapens stabiliserend zijn, maar dan moeten we niet inzitten met het feit dat Iran nucleair gaat; ofwel zijn de nadelen van kernwapens groter dan de voordelen, en moeten ook wij onze conclusies trekken. Een middenweg is er helaas niet. Ondanks het feit dat meer en meer oudgedienden, bijvoorbeeld Henry Kissinger, George Schultz, George Robertson, Helmut Schmidt, Hans-Dietrich Genscher, Ruud Lubbers, Jean-Luc Dehaene inzien dat nucleaire eliminatie de enige optie is op termijn, doen ambtenaren bevoegd voor deze materie - onder andere binnen de Navo - er alles aan om de politieke besluitvormers ervan te overtuigen dat men alles best blauw-blauw laat, en men er beter niet over spreekt. Wanneer die ambtenaren dan toch durven om het publiek debat aan te gaan, wat niet vaak gebeurt, is het soms schrikken. Zo hemelen ze het stabiliserend karakter van kernwapens op, en verzwijgen ze dat nucleaire afschrikking gefaald heeft in de Yom-Kippur-oorlog, de Falklandsoorlog, en de Golfoorlog, en dat kernwapens dus geen wondermiddel zijn om oorlogen te voorkomen; verzwijgen ze dat kernwapens geen militair nut hebben in zogenaamd gelimiteerde oorlogen zoals Vietnam, en verzwijgen ze dat kernwapens per definitie zelfmoordterroristen niet kunnen afschrikken. Ze ontkennen zelfs dat er een link is tussen het feit dat wijzelf over kernwapens beschikken en dat andere landen kernwapens willen. Psychologen zouden dit een vergevorderde graad van ontkenning noemen. Kernwapens in de Navo zouden ook van vitaal belang zijn om de transatlantische band vorm te geven. Als echter de kwaliteit van de transatlantische relaties anno 2009 afhangt van kernwapens, dan zegt dat jammer genoeg veel over de inherente zwakte van die band. Dat er kernwapenstaten zijn die willen blijven vasthouden aan kernwapens, tot daar nog aan toe. De Navo als dusdanig moet daar geen schepje bovenop doen. Ze zou beter het goede voorbeeld geven. Zo lang dat niet gebeurt, leiden de intellectuele kronkels die men moet maken om het bestaansrecht van de Navo nog verder te verdedigen, ons te ver. Tom Sauer doceert internationale politiek aan de Universiteit Antwerpen. DS, 03-04-2009 |
Rasmussen wordt nieuwe NAVO-secretaris-generaal
Rasmussen wordt nieuwe NAVO-secretaris-generaal
De nieuwe secretaris-generaal van de NAVO, Anders Fogh Rasmussen (56), treedt begin volgende week af als premier van Denemarken. Dit heeft een woordvoerder van de regering in Kopenhagen aangekondigd. Lars Løkke Rasmussen De opvolger van Rasmussen wordt zijn rechtsliberale partij- en naamgenoot Lars Løkke Rasmussen (44). Hij is momenteel minister van Financiën in de liberaal-conservatieve minderheidsregering. De huidige regeringsleider neemt zijn ambt bij de NAVO op 1 augustus op. Rasmussen leidt de Deense regering sinds eind 2001. Blog HLN, 04/04/09 (belga/vsv) |
Alleen gaat het niet meer
Alleen gaat het niet meer
De timing laat er geen twijfel over bestaan: dit was een één-tweetje dat zorgvuldig was afgesproken tussen Washington en Brussel. De nieuwe secretaris-generaal van de Navo, Anders Fogh Rasmussen, reikte gisteren in zijn eerste grote toespraak de hand aan Rusland voor een nieuw begin in de relaties. Een dag eerder had de Amerikaanse regering de plannen van oud-president George W. Bush voor een rakettenschild in Europa grondig aangepast. Het rakettenschild – ‘een schema dat niet werkt, tegen een dreiging die niet bestaat, in landen die het niet willen', zoals het omschreven werd door Zbigniew Brzezinski, de voormalige veiligheidsadviseur van president Carter – verzuurde onnodig de relaties met Rusland. Aan langeafstandsraketten is Iran nog niet toe. De absolute prioriteit op kortere termijn ligt voor de VS elders: voorkomen dat Iran zijn kern- en rakettenprogramma verder ontwikkelt en dat Israël eenzijdig militair optreedt. In een geheim rapport van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie dat gisteren uitlekte, staat dat Iran wellicht over ‘voldoende informatie' beschikt om een kernwapen te ontwikkelen en al tests uitvoerde die in die richting wijzen. Als er straks ingezet wordt op nieuwe sancties tegen Iran omdat het weigert de verrijking van uranium op te schorten, heeft Washington de hulp nodig van Moskou binnen de VN-Veiligheidsraad. Ook hier spreekt de timing van Obama en Rasmussen voor zich: de komende dagen en weken staat de kwestie-Iran ook op de agenda van de permanente leden van de Veiligheidsraad en Duitsland, van de G8 en van de G20. We leven in wat de Amerikaanse journalist en auteur Fareed Zakaria het tijdperk van het post-Amerikanisme noemt: de VS blijven een supermacht, maar moeten meer en meer rekening houden met de opkomst van andere grote spelers: China, India, Brazilië en een Rusland dat niet langer van zins is met zich te laten sollen zoals ten tijde van wijlen Boris Jeltsin. Het Internationaal Instituut voor Strategische Studies in Londen vatte het tanen van de macht van de VS van de week netjes samen: ‘Nationaal mag Obama campagne hebben gevoerd met de slogan Yes, we can, internationaal zal hij steeds vaker moeten zeggen No, we can't.' Alleen gaat het niet meer. Ook voor de nieuwe, flexibele versie van het systeem voor raketafweer waaraan de VS nu denken, kijkt de regering-Obama in de richting van de Navo en dus van de Europese bondgenoten. Voor de haviken en Bush-nostalgici (ze bestaan echt) in Washington zullen de demarche van Rasmussen en de koerswijziging van Obama overkomen als een teken van zwakte, terwijl het een teken van realisme is. De Russische reactie de komende maanden in het Iran-dossier zal aantonen of het geen naïviteit was. DS, 19-09-2009 (Bart Beirlant) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 07:12. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.