Fatwa tegen terroristen?
Topimams moeten de Bin Ladens en Mohammed B’s excommuniceren.
De moslimleiders in Engeland hebben de aanslagen in Londen unaniem veroordeeld. Toch riep de Britse premier Blair hen deze week nog eens expliciet op vooral ook in actie te komen tegen de ’duivelse ideologie’ van de daders. Op welke actie hij doelde was niet duidelijk. Maar er is tenminste een element dat een algemene veroordeling van terroristische daden kracht kan bijzetten: een oproep tot formele excommunicatie van terroristen. De islam heeft andere structuren dan de christelijke wereld. Maar er is wel iets wat in de buurt komt van excommunicatie en gevoelsmatig keihard aankomt, de veroordeling wegens ridda, geloofsafval. Nu is het niet zo dat we de toepassing van de riddaveroordelingen in islamitische landen zouden willen importeren. De praktijk daarvan vloekt met onze ideeën over vrijheid. Mensen, die geen erger ’vergrijp’ hebben gepleegd dan dat ze van geloof veranderen of atheïst worden, worden maatschappelijk gesloopt. Van zoiets moeten we natuurlijk niets hebben. Maar er is, zolang er geen maatschappelijke consequenties aan worden verbonden, weinig op tegen dat een godsdienstige gemeenschap grenzen stelt. Die kunnen liggen in de dogmatische sfeer maar ook kunnen ernstige misdragingen een reden zijn om iemand uit te stoten. Het moet dan wel gaan om bar en boze zaken, die dwars tegen alle waarden en normen ingaan. Die van een totaal nihilisme getuigen, dat onverenigbaar is met welk geloof dan ook, religieus of seculier. Onlangs gaf een Iraakse krant een nieuwe, veelbelovende definitie van een echte geloofsafvallige: iemand die los is geraakt van alle menselijke waarden. Dat zo iemand zelf denkt een rechtstreekse telefoonverbinding met God te hebben, is alleen maar een symptoom van een rampzalige hersenspoeling. Er zijn van islamitische kant al zoveel veroordelingen van terreur geweest dat we met enige schroom vragen er nog een schepje bovenop te doen. Maar wat zou het een heerlijk gevoel geven als een topimam op de tv keihard zou uitleggen dat Bin Laden, Aboe Moesab Zarkawi, Mohammed B. en al die andere ploerten zich hebben schuldig gemaakt aan ridda, wat een ongeveer even zware lading heeft als in de christelijke traditie de ’zonde tegen de heilige geest’. Dan zou ook de veel gehoorde uitspraak, dat de islam als godsdienst onschuldig is, aan kracht winnen. Trouw, 20-07-2005 |
't Werd zo stilaan tijd...
Geweld verdeelt djihadstrijders
De wrede topterrorist Zarkawi komt onder vuur te liggen in eigen kring. Zijn leermeester heeft op internet een aanval op hem gepubliceerd. ’Moslims mag je niet zomaar doden.’ De gedachte als zouden alle djihadstrijders één hecht blok vormen, is verkeerd. Niet alleen de Amerikanen zitten wel eens met hun handen in het haar over Irak, ook onder hun meest verbeten vijanden, de heilige strijders, groeien de twijfels over wat daar gebeurt. De ongehoorde terreur van de laatste tijd, de escalatie, de al dan niet authentieke oorlogsverklaring van opperterrorist Aboe Moesab al- Zarkawi aan alle sjiitische moslims in Irak, ze vormen een rookgordijn waarachter diep verschil van inzicht schuilgaat. Zeker, allen in het extreme kamp vinden dat de huidige leiders van moslimstaten ongelovigen zijn. Moslimlanden behoren daarom tot het ’huis van het ongeloof’, dat moet worden bestreden zolang er niet Gods heerschappij is gevestigd. Daarover bestaat eensgezindheid. Toch blijft er ruimte over voor heftige slagenwisselingen op internet. Er komen vragen aan de orde, die Zarkawi dagelijks met bloedvergieten beantwoordt, maar waarover zijn geestverwanten uiteenlopend blijken te denken. Enige voorbeelden, uit het Iraakse leven gegrepen. Mag je, om een paar buitenlanders te doden of een ambassade op te blazen, een autobom laten ontploffen op een overvolle markt? Is het leven van een sjiitische moslim evenveel waard als dat van een soenniet? Of zijn ze afgodendienaars? Wanneer mag je ongelovige vrouwen en kinderen doden? Zijn er situaties waarin je ook moslimvrouwen en moslimkinderen mag of zelfs moet doden, als de heilige oorlog dat vereist? Is het niet beter om die buitenlanders op die markt eenvoudig dood te schieten? Zijn heilige strijders om oneigenlijke redenen zo verzot op explosieven, omdat het zo spectaculair is of omdat Saddams leger zoveel springstoffen heeft achtergelaten? Jagen ze de Irakezen niet in de armen van de Amerikaanse kruisridders? Zijn al die dreigementen tegen Europa en Amerika geen holle kletspraat? Het is niet voor het eerst dat moslimextremisten elkaar bestoken. Ook na de aanslagen van 11 september 2001 verstoorden kritische dissonanten het jubelkoor. Een jaar geleden sloeg de twijfel opnieuw toe, na de moord door Tsjetsjeense terroristen op honderden schoolkinderen in Beslan. Zelfs op een bloeddorstige site schreven mensen toen ontsteld: „Als heilige oorlog het vermoorden van schoolkinderen betekent, dan hoeft het niet meer voor mij.” In de debatten spelen drie soorten argumentaties door elkaar: theologische, strategische en, op de laatste plaats maar toch, ethische, menselijke, zoals bij het bloedbad in Beslan. Theologie staat voorop, want een strategisch of ethisch argument staat zwak zonder een uitspraak van de profeet of een koranvers. Het is zoals vroeger in het communistische blok; ook bij pragmatische discussies over bijvoorbeeld de aanleg van een voetbalveld stond je daar sterk als je Marx of Lenin voor je kar kon spannen. Als moslimextremist moet je kunnen goochelen met de Koran en de profeet. Dat is belangrijker dan de vraag of je inhoudelijk gelijk hebt. Een bijeffect van die hypocrisie is, net als destijds bij de communisten, een fatale uitholling van de ideologie. Bij de huidige internettwisten ligt Zarkawi onder vuur van zijn voormalige geestelijke leidsman, Aboe Mohammed Al-Maqdesi. Beide mannen zijn Jordaniërs en dragen schuilnamen. Begin jaren negentig hengelde Maqdesi de jeugddelinquent Zarkawi uit de goot en vormde hem om tot een heilige strijder. Zarkawi is de beul, Maqdesi de ideoloog. Zijn slagveld is internet. Hij vindt dat het met Zarkawi, zijn bloedeigen, lang gekoesterde monster van Frankenstein, danig uit de hand is gelopen. Maqdesi brengt veel tijd door in Jordaanse strafhuizen. Na zijn laatste vrijlating publiceerde hij op internet een frontale aanval op Zarkawi, onder de neerbuigende titel ’Zarkawi, hulp en oprecht advies’. Maqdesi verpakt zijn kritiek in een terugblik. Zo’n vijftien jaar geleden leerde hij Zarkawi kennen. Het vechten moest nog beginnen. In gevangenissen en daarbuiten hadden Maqdesi en zijn volgelingen veel succes met hun bekeringsarbeid. Later liepen de wegen uiteen over de keuze waarvoor elke guerrillabeweging vroeg of laat komt te staan: wanneer moet je de fase van propaganda inruilen voor de gewapende actie? Zarkawi wilde vechten in Afghanistan. Maqdesi was tegen de uittocht van jongeren naar dat land, omdat die de radicale islam in Jordanië verzwakte. Hij stelt nu vast dat, in de periode voor de Amerikaanse invallen in Afghanistan en Irak, de strijders van Zarkawi niets hebben bereikt. Er was geen strategie. Het was verspilling van kapitaal en menskracht. Het enthousiasme van een groepje bevlogen jongeren is onvoldoende voor zoiets ernstigs als de heilige oorlog, concludeert Maqdesi. De Jordaanse geheime dienst wist in detail wat er in de opleidingskampen in Pakistan gebeurde. Pogingen van Zarkawi om in Jordanië een organisatie op poten te zetten mislukten daardoor, en deden vele jongeren in de cel belanden en enkele aan de galg. Andere rotten weg in Pakistaanse, Iraanse en Iraakse gevangenissen. De afgelopen paar jaar rees Zarkawi’s ster, even heette het zelfs dat hij Bin Laden had overvleugeld. Hij stal het medium tv met gruwelijke video’s, waarop hij in Irak gijzelaars onthoofdde. Maqdesi is niet onder de indruk. „Het is minder erg om duizend ongelovigen te laten ontkomen, dan dat je een paar druppels bloed van één moslim vergiet”, luidt zijn filosofie. Hou daarom op met autobommen en mortiergranaten in Iraakse straten en markten, of de ontvoeringen van Irakezen die de bezetter zouden hebben geholpen. „De ritueel gewassen handen van de heilige strijders mogen niet bezoedeld worden met bloed van mensen die bescherming verdienen, al zijn ze zondaars”, toornt hij. Hij bedoelt de doorsnee-Irakezen, vaak sjiieten, zondaars dus, maar ze blijven moslims en daarom mag je ze niet zomaar doden. Zarkawi was geen briljant theologiestudent, verklapt Maqdesi, maar: „Hij heeft in de gevangenis het Boek van God uit zijn hoofd geleerd.” En daarom moet hij een paar dingen begrijpen. Het is waar, regeerders van veel moslimlanden zijn ongelovigen. Maar dat geldt niet voor alle mensen die hen wel eens helpen. Dat zijn onbelangrijke zondaartjes en ook hen moet je in leven laten. Toegegeven, de huidige moslimwereld behoort tot het ’huis van het ongeloof’, net als Europa en Amerika. Maar het maakt wel uit of je in een land bent waarvan de inwoners ongelovig zijn of in een land met een moslimbevolking. Bij je strijdmethoden moet je met dat verschil rekening houden. Maqdesi schildert schril de wandaden van Zarkawi en schrijft: „De heilige oorlog, zijn doelen en zijn middelen zijn te rein, te zuiver en te verheven dan dat ze mag lijken op de daden van maffiabendes.” Na deze donderpreek trekt Zarkawi een lange neus naar zijn leermeester Maqdesi en gaat hij vuiler dan ooit tekeer. De combinatie van maffia en heilige oorlog bevalt wel. Dat hij nog meer geïsoleerd raakt, zal hem weinig deren. In zijn geboorteplaats Zarka stond hij toch al nooit bekend als een gezellige mensenvriend. Trouw, 16-09-2005 |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 12:01. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.