Oud
Oud
Rik Torfs IK ben niet elke dag oud, maar het overkomt me vaker dan vroeger. Vorige zondag bijvoorbeeld. Op de televisie hoorde ik twee politici debatteren over de staatshervorming. Ik noem ze gemakshalve Bart en Herman. De ene zegde: ,,Brussel-Halle-Vilvoorde.'' En zie, de andere werd kwaad. Ze werden allebei kwaad. Dat kunnen ze niet menen, dacht ik. Het leven is kort. En de staatshervorming duurt lang. Langer dan het leven, dat nochtans prettiger is. Bart en Herman onderbraken elkaar niet. Ze spraken tegelijkertijd. Wel zegden ze iets anders, zodat de inhoud van hun woorden de toeschouwer ontging. Ik vond dat niet erg. Ik was oud, want onwillig om de actualiteit te volgen. Opgesloten in mezelf, koesterend enige jeugdherinneringen (herdenkend de namen van lang gestorven honden). Het overvalt me steeds vaker, dat gevoel van verveling. Als ik in de bibliotheek naar de laatste aanwinsten in mijn vakgebied ga kijken, vind ik voor de zoveelste keer een semi-filosofisch boek over de natuur en het wezen van het kerkelijk huwelijk. Gruwelijk! Evenzo sluipt vermoeidheid in mijn ziel bij het stellen van een examenvraag aan een Spaanse studente met hulpeloze amandelogen. Zij is van Barcelona. Zij antwoordt exact wat ik in de les heb gezegd, mijn stuntelige pogingen tot scherts inbegrepen. Ik schaam mij dood. Ik weet het, wie op die manier reageert, is oud. Hoogbejaard. Net wat u zegt. Zelfs dingen die niet meteen opwindend zijn, verdienen onze aandacht. In het onverwachte schuilen inzicht en verlossing. Verveling is een vooroordeel. Ze betekent geenszins dat je alles hebt gezien, ze wijst er eerder op dat je niet langer tot kijken in staat bent. Zo ongeveer spreek ik mezelf bestraffend toe. Vaker dan vroeger, helaas. Soms vrees ik: ik sta niet meer open voor de verrassing. Ik ben een enge ambtenaar van een verdord geestesleven geworden. En dan opeens. Ik lig in bed, en wel met een bundel essays getiteld: Loyaliteit. Opstellen voor Marie-Jeanne Bellen. De bundel verscheen vorige week. Loyaliteit. Een mooi woord. Vlamingen zeggen vaak loyauteit. Dat klinkt verdachter, omdat het lelijk is. Ik hoor er ruis van gefoefel in. Terzake: in de bundel staat een artikel van Jacques Haers s.j. Een jezuïet die toch gelooft. Een theoloog die niettemin verstandig is. Maar laat ik ophouden met gemakkelijke vooroordelen en goedkope sneren, want Jacques pleit in zijn artikel voor een positief oordeel a priori tegenover de mens. Dat is pas loyaliteit. ,,Loyaal zijn heeft te maken met de aandacht voor de rijkdom van anderen en met het gunnen van de rijkdom aan de anderen.'' Durven wij dat aan, ,,in een wereld waar zulke houding vermetel lijkt, want zwak en kwetsbaar?'' Op een vreemde wijze raakt de tekst mij diep. Er staan weinig voetnoten in. Dat soort teksten lees ik de laatste jaren steeds liever. Weinig voetnoten wijzen er vaak op dat de auteur veel heeft nagedacht. Zoiets geeft vertrouwen, zeker in bijdragen van filosofen en theologen. Veel voetnoten verontrusten mij dan weer. Zij onderbreken het denken vaker dan ze het ondersteunen. Zij zijn een keuze voor zekerheid, en dus een vlucht voor de werkelijkheid. Soms. Niet in alle disciplines natuurlijk. Wel, heel dikwijls, als er iets wezenlijks op het spel staat. De gedachte die Jacques Haers ontwikkelt is wezenlijk. Wantrouwen is gek genoeg niet alleen het wapen van de zwakke, de angstige mens die vreest wat hem vreemd is. Wantrouwen is ook in toenemende mate het wapen van de sterke geworden. Waarom zouden wij de mens vertrouwen schenken, als wantrouwen ons een competitief voordeel oplevert? Als het ons bovendien in ons positieve zelfbeeld bevestigt, want de medemens blijkt anders dan wijzelf talloze onvolkomenheden te vertonen? Of, anders uitgedrukt, waarom zou iemand die schrander genoeg is om de zwakke punten van anderen bloot te leggen en uit te buiten, dat bewust niet doen, en hen integendeel waarderen om hun sterke punten? En laten we wel wezen, een negatieve houding vind je ook in sectoren waarin esthetische ontroering of menslievendheid zouden moeten primeren, zoals in de wereld van de kunst en van de kerk. Denk maar aan de moordende strijd om erkende schoonheid. De bittere slag om de heersende moraal. Op die hoogvlakten van het menselijke kunnen is de wreedheid misschien nog rauwer, want meer omfloerst, verraderlijker, venijniger. Het positieve a priori tegenover de medemens. Je moet heel sterk zijn om dat vol te houden, Jacques. Ik kan het niet zoals jij, dat meen ik heel eerlijk. En in de loop der jaren is het er niet beter op geworden. O ijdelheid. Maar ja, ik ben geen jezuïet. Dus mag het allemaal wat minder zijn. Toch is jouw weg wellicht de enige. De naïefste mens is hij die zich niets laat wijsmaken. Alles wat waarde heeft, ontloopt hij. Vrijwel alles ontloopt hij, behalve zijn sterfelijkheid. DS, 08-02-2007 (Rik Torfs) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 22:04. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.