Wat maakt BHV zo moeilijk?
Wat maakt BHV zo moeilijk?
Brussel-Halle-Vilvoorde is al een heikel punt sinds in 1963 de taalwetten werden goedgekeurd. PASCAL DELWIT analyseert waarom dat dossier aan beide kanten van de taalgrens nog altijd zo gevoelig ligt. Voor de zoveelste keer sinds de goedkeuring van de taalwetten in 1962-1963 is een poging om een oplossing te bedenken voor de kwestie van het kiesarrondissement en het gerechtelijke arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde — op dit ogenblik — mislukt. In het noorden van het land beschouwen sommigen het gebrek aan enthousiasme of bereidheid om te slagen bij Franstalige partijleiders als de voornaamste oorzaak voor de mislukking. In het zuiden wordt de verantwoordelijkheid vooral bij de Open VLD gelegd, die los van het dossier en in een moeilijke politieke situatie gekozen heeft voor een strategie die de CD&V zwaar in de problemen heeft gebracht en die rekent op een politiek-electorale heropleving na een oppositiekuur. Los van de interpretaties: waarom is het zo moeilijk om een akkoord te bereiken in het dossier en wat zijn de Franstalige standpunten? Van de mislukking van de onderhandelingen voor een akkoord onder de regering-Tindemans I tot die van mei 2005 onder leiding van Guy Verhofstadt, via het gekelderde Egmontpact en de Stuyvenbergakkoorden onder de regering-Tindemans II, discussies over BHV zijn altijd op zijn minst lastig geweest. Waar eindigt Brussel? De standpunten van de Franstalige partijen spitsen zich in het algemeen toe op drie punten. Ten eerste is de omschrijving van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde een van de fundamentele onderdelen van het compromis uit 1963. De opgestelde taalwetten volgden de Vlaamse these over de Brusselse ruimte door die te beperken tot 19 gemeenten, terwijl de Franstaligen van oordeel waren dat hun politiek-economisch-culturele ruimte veel verder reikte en een uitbreiding rechtvaardigde. Ter compensatie werden twee belangrijke elementen toegevoegd aan die keuze: de taalfaciliteiten en het kiesarrondissement en gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Die twee gegevens hielden een symbolische en materiële band in stand tussen de Franstaligen in Brussel en in Vlaamse randgemeenten van Brussel. In de ogen van alle Franstalige partijen is dat een punt dat niet ter discussie staat, een rode lijn: die band en de rechten die daarbij horen, moeten blijven bestaan. Temeer daar —– en dat is het tweede element — de Franstalige elites vooral na de regionale verkiezingen van juni 2004 rekening houden met een mogelijke implosie van de Belgische staat. Het onafhankelijkheidsstreven van het Vlaams Belang en het quasi-onafhankelijkheidsstreven van de N-VA, en het electorale gewicht van beide partijen, beroert de Franstalige politieke verantwoordelijken. Het is ongetwijfeld een van de voornaamste oorzaken van de hevige, onaangepaste en in Vlaanderen slecht begrepen reacties op de vraag om een staatshervorming voor en na de federale verkiezingen van 2007. Er was tijd nodig voor de Franstalige partijen om in de context van grote politieke chaos na de stembusslag het principe van een noodzakelijke staatshervorming te omarmen. Maar je moet benadrukken — en dat is het derde gegeven — dat de context nooit gunstig geweest is: Franstalige partijen die gedurende maanden met getrokken messen tegenover elkaar stonden, de beslissende invloed van de N-VA op de CD&V tot de breuk van het kartel, een eerste minister zonder steun in het zuiden van het land, en misschien vooral, het wetsvoorstel over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde dat werd aangenomen door de commissie Binnenlandse Zaken van de Kamer door uitsluitend Nederlandstalige parlementsleden met onthouding door Groen! Ondanks al die elementen werden eind 2009 onderhandelingen opgestart onder leiding van Jean-Luc Dehaene. Hebben de Franstalige partijen daaraan deelgenomen met de vaste wil te slagen? In het algemeen is het antwoord ja, met inachtneming van de eerder vermelde rode lijn. Voor diverse Franstalige politieke verantwoordelijken was het uur aangebroken om te proberen het gezwel uit het Belgische politieke leven weg te snijden. Was de wil er overal? Nee. De partijen hebben andere standpunten en andere electorale belangen. In het noorden van het land besteedden vele analisten en politici veel aandacht aan de voorstellen en commentaren van Olivier Maingain. Bepaalde uitlatingen hebben de publieke opinie in Vlaanderen terecht geschokt. In politiek opzicht moet je echter de moeilijke oefening van het FDF voor ogen houden: aanwezig zijn bij onderhandelingen die gaan over het fundament van zijn ontstaansreden. Herinner u dat het FDF in 1964 opgericht werd met als voornaamste doel de verwerping van de taalwetten van 1962-1963. Zelfs als de aanwezigheid van het FDF moeilijkheden kan opleveren voor de onderhandelingen, en voor de Franstalige en Nederlandstalige partijen die eraan deelnemen, toch hoefde dat een akkoord niet in de weg te staan. Het FDF was tenslotte niet aan zijn proefstuk toe. Samen met de Volksunie nam het deel aan de onderhandelingen voor het Egmontpact, waarvan Jean-Luc Dehaene zelf vindt dat het een grote fout was het in Vlaanderen te kelderen. Herinner u dat het FDF destijds de grootste partij in de hoofdstad was. Vandaag bezit het allang niet meer dat politieke en electorale kapitaal, ook al weegt het zwaar op de interne machtsverhoudingen binnen de MR. En wat nu? Fundamenteel bestaat dezelfde bereidheid om eruit te komen en zelfs een ‘evenwichtige' staatshervorming te overwegen in ware zin. Maar uiteraard zal dat zoals in Vlaanderen stoten op rivaliteit tussen partijen van dezelfde taalrol. In fine zal de oplossing voor het dossier-BHV en een staatshervorming er alleen kunnen komen als twee voorwaarden in acht genomen worden: Een eerste voorwaarde is dat teruggekeerd wordt tot de fundamenten van de Belgische politiek, namelijk een aanvaardbaar akkoord tussen alle aanwezige actoren. Na de moeilijke jaren 2007 en 2008 leek het erop dat we die filosofie weer huldigden. De tweede is een conditio sine qua non in een democratie: de kiezer moet het willen. Als de verkiezingen uitdraaien op een versterking van de politieke actoren die zich het minst bekennen tot de onderhandelingslogica, dan wordt een oplossing alleen maar complexer. PASCAL DELWIT, politicoloog aan de Université Libre de Bruxelles (ULB). Blog DS, 30-04-2010 |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 05:14. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.