Wat denkt Vlaanderen aan de vooravond van de verkiezingen?
‘Hebben wij daarvoor zo hard gewerkt? Om al onze gemakken weer af te geven?’
Waarvan ligt de Vlaming wakker? We trokken drie weken op pad, van Heuvelland tot Riemst. Langs kleine steden en gemeenten, waar de telelens van de nationale politiek en media vaak niet reikt. Door een regio die niet uit de comfortzone wil. ‘Wat u hoort, is angst. Angst dat we alles gaan verliezen wat we hebben.’ ‘Daar!’ Eddy Staes (59) wijst in de richting van een omgeploegde akker. Achter de open plek waar zonet een kievit is neergestreken, komt straks een windmolen. De gepensioneerde militair wijst naar een punt wat verderop. ‘Daar nog één. En ginds, op het einde van het industrieterrein, een derde.’ We staan op de dijk langs de Demer, op de grens tussen Aarschot en Begijnendijk. Er staat een strakke wind. Staes is een van de trekkers van het actiecomité dat zich tegen de komst van de molens verzet. ‘We spreken over turbines van 180 meter hoog, op 350 meter van onze woonwijk. Die zullen de hele dag een slagschaduw werpen. We krijgen last van geluidshinder en trillingen, en ’s nachts van de flitslampen op de turbines. Dan zwijg ik nog over hoe die joekels het landschap vernietigen en de waarde van onze huizen aantasten. Want eerlijk: wie wil dit in zijn achtertuin?’ Het is de vierde keer dat bewoners van Aarschot en omstreken strijden tegen windmolens. In Rillaar en Gelrode werden de plannen opgeborgen. Hier lijken ze toch uitgevoerd te zullen worden. ‘Er is nog niets beslist, beweert het nieuwe stadsbestuur. Maar je voelt dat ze het op een akkoordje gooiden met ontwikkelaar Windkracht.’ De bewoners zijn op hun hoede. ‘Bij de vorige poging, een jaar geleden, ontdekten we stoemelings de borden met de bekendmaking. Ze zetten die op plaatsen waar geen kat komt. We hadden nog vijf dagen om verzet aan te tekenen. Vijf dagen om ons in te werken in een technisch dossier van 7 centimeter dik.’ Win for life ‘Je zou denken dat ze het met opzet doen.’ Luc Vervoort (55) van Natuurpunt verbergt zijn ergernis niet. ‘De investeerders voeren de druk op om snel over het openbaar onderzoek heen te walsen. De rush op gronden verraadt dat dit een nieuw wingewest is. Ook de overheid heeft haast, want er moeten quota worden gehaald.’ Wie de lusten, wie de lasten? ‘Er valt veel te winnen’, zegt Vervoort. ‘Grondeigenaars, vaak boeren die het moeilijk hebben, zien de waarde van hun grond stijgen.’ Er circuleren huurprijzen van 20.000 à 30.000 euro per molen per jaar. ‘Een win for life’, zegt Vervoort. ‘Dat versterkt het gevoel dat de winnaars onder één hoedje spelen.’ Hij tuurt over de Demer die door het landschap meandert. Is het niet dubbel dat een natuurman zich verzet tegen groene energie? ‘Natuurlijk zijn wij voor windmolens. Maar je kunt ze niet lukraak inplanten. Er liggen plannen voor om een oude meander van de Demer opnieuw open te leggen. De natuur tussen twee natuurgebieden wordt zo in ere hersteld. Dat botst met de komst van windturbines.’ Wanneer de lusten en de lasten eerlijk verdeeld worden, lukt het wel. Zoals in Eeklo, waar acht windmolens de hoofdstad van het Meetjesland op weg zetten om de eerste energieonafhankelijke stad van Vlaanderen te worden. ‘We hebben twee streekproducten’, zegt Jan De Pauw (56) van Ecopower in zijn kantoortje bij de stadsdiensten: ‘Speculoos van Lotus en wind.’ De inwoners werden uitvoerig ingelicht op informatieavonden. Vijf van de acht turbines zijn van Ecopower. Daar konden de burgers instappen als coöperant. ‘Ze kopen een aandeel en krijgen stroom tegen de kostprijs. Via een rollend sociaal fonds kunnen ook sociaal zwakkere burgers aandeelhouder worden. Zo creëer je een draagvlak. Maar het blijft een delicate oefening.’ Soms neemt het verzet professionele vormen aan. Zoals in Riemst, waar het verijdelen van de komst van 78 turbines een voltijdse bezigheid is van Robert Jan Stok (56) en Guido Durlet (59). In een vierkantshoeve in Millen, waar Stok en zijn vrouw Jana Cerna (55) een B&B uitbaten, word ik overladen met argumenten en cijfers. Stok heeft een stapel witte vellen voor zich liggen. Zijn hand volgt de woordenstroom: met snelle bewegingen krabbelt hij de vellen vol grafieken en schema’s. Het resultaat is een portret van wat zij de windmaffia noemen. ‘De windmolens splijten dorpen en families’, zegt Durlet. ‘Als ik ergens binnenkom, valt er een stilte. Iedereen kent hier wel iemand die een contract tekende met een ontwikkelaar. Je krijgt het niet uitgelegd, de mensen hebben geen benul waarover het gaat.’ Een rondvraag in de regio bevestigt zijn gevoel: veel inwoners halen hun schouders op. ‘We moeten onze energie toch ergens halen?’ Maar zo eenvoudig is het niet, zeggen de actievoerders. ‘Vlaanderen houdt zich niet aan de internationale regelgeving over inspraak en milieu- en geluidsnormen. Ik ben vaste klant bij ministers en parlementsleden in Brussel. Na mijn uiteenzetting zeggen ze: “Mijnheer Stok, u heeft een punt, maar we kunnen niet meer terug.”’ Het wantrouwen tegenover het klimaatbeleid zit diep. Spreek mensen aan op de markt in Aarschot, in een ziekenhuisrestaurant in Eeklo of in een kroeg in Leffinge, en de argumenten keren terug. Wat is het nu: diesel of benzine? Zullen de tellers van de zonnepanelen straks nog terugdraaien? Zal er elektriciteit genoeg zijn voor al die elektrische wagens? En wie kan dat betalen? ‘Mijn dieselwagen mag straks de stad niet meer in’, zegt Meetjeslander Geert De Mey (55). ‘Tenzij ik betaal. Dan is hij niet vervuilend. Aan de ene kant geven ze premies, aan de andere kant kloppen ze het geld uit je zakken.’ Voor velen is het duidelijk: het klimaatbeleid is een manier om de financiële putten te vullen. Ook wie wel mee is, wordt zenuwachtig. Op een uitgeregende donderdagavond schuif ik aan voor het aperitief in De Engel in Zandhoven, waar de Rotaryclub Westmalle Kempenland samenkomt. Tussen de plensbuien door druppelen de leden binnen. ‘Er is geen stabiel investeringsbeleid’, zegt gepensioneerd ondernemer Roger Degrieck. ‘Waar is de visie? Wind- of kernenergie? Voor mij eender, maar zeg ons wat het wordt, zodat we ons kunnen voorbereiden.’ Dat gebrek aan leidraad is stuitend, vindt ook Jan Flament, directeur van een woonzorgcentrum. ‘Er is meer geld nodig voor alles. Voor het klimaatbeleid, voor onderwijs, zorg, de pensioenen en justitie. Maar geen enkele politicus heeft de moed te zeggen waar we het zullen halen. Schrijnend is dat. De politici struikelen over elkaar. Maar waar zitten de staatsmannen?’ West-Vlaanderen, een maandagvoormiddag eind april. Isabelle Blomme (47), de zaakvoerster van het kunstmatige-inseminatiecentrum KI Blomme, rijdt haar jeep behendig over de boerenwegen van Tielt, Ardooie, Pittem en Meulebeke. In de koelbox in de koffer zit het sperma van varkensberen Udolf, Ukode, Warre en Witse. Haar ronde langs de boerderijen in de regio klinkt als een requiem voor de Vlaamse boerenstiel. De boer, zegt Blomme, is al decennia de kop van Jut. Opgejaagd door regels voor milieu- en dierenwelzijn, en vastgelopen in de race naar grotere stallen en meer dieren. ‘Hij produceert tegen bodemprijzen voor de exportmarkt. Gaat schulden aan. Tot hij de strijd opgeeft en zijn grond of zijn bedrijf wordt ingenomen door de agro-industrie.’ Daar komen nu de klimaatspijbelaars bovenop. Met hun slogans over koeienscheten. Ze trekt een grimas vol afgrijzen. ‘Is het dan beter dat we sojabonen invoeren uit Brazilië? Wat is er mis met een goed stukje vlees? Niets, blijkbaar. Ik zie die gasten met hun pamfletten van de trein stappen, recht naar de McDonald’s.’ Ze wijst het ene na het andere landbouwbedrijf aan. ‘Daar, die mensen zijn onlangs failliet gegaan.’ Wat verderop een huis met de rolluiken naar beneden. ‘Die man pleegde zelfmoord.’ We draaien een erf op. ‘Een prachtbedrijf. Maar ze vinden geen overnemer. De meeste boeren zijn opgelucht dat het huis is afbetaald en de kinderen konden studeren. Hun pensioen ging in rook op. Daar hebben ze zich bij neergelegd.’ Zit er dan geen win-win in een hervorming van de landbouw? Met korte ketens en boeren die minder dieren houden maar meer verdienen? ‘Klinkt goed, maar ik geloof niet in sprookjes. De consument moet meer willen betalen. Daar wringt het schoentje. De supermarkten zeggen: wij willen varkensvlees tegen die prijs, want we gaan het deze week in reclame zetten, te nemen of te laten.’ De kwaadheid bij de boeren krijgt een echo in de Vlaamse keukens. Velen staan er niet voor te springen om hun stukje vlees in te ruilen voor veggieburgers. De cultuurstrijd heeft zich deels verlegd naar het klimaatdebat. Dat raakt de Vlaming in wie hij is, in hoe hij leeft. Mag hij nog met de auto rijden? Mag hij zijn haard nog aansteken? Mogen die groene jongens en meisjes dicteren hoe hij moet leven? In Mesen, de kleinste stad van Vlaanderen die aanschurkt tegen de Franse grens, wordt dat gevoel goed vertaald door Lander Vandroemme (39). Hij is medewerker bij de Dienst Welzijn en verantwoordelijk voor OCMW, toerisme, cultuur, jeugd, de bib. ‘De groene golf gaat hier grotendeels aan de mensen voorbij. Het eerste wat een 18-jarige wil, is een auto. Alles is hier ver, je kunt moeilijk zonder. De mensen begrijpen niet dat de nationale media de hele tijd over dat klimaat bezig zijn. Wat blijft hangen, is het gevoel: “Het zal weer geld kosten. We zullen niets meer mogen.” Kernversterkend wonen? Allemaal goed, maar ik heb veel vrienden die een boerderijtje kochten in het groen. Die hebben hun droom waargemaakt. Ze willen gewoon voortdoen zoals ze bezig zijn.’ Hij zucht. ‘De afkeer van de politiek is groot. De meesten hebben het gevoel dat politici hen voortdurend proberen te rollen. Dat hoor ik zowel bij mijn OCMW-cliënten als bij mijn kennissen.’ De auto, je gemak Waar de trein en bus niet komen, is er altijd nog de steenweg. Ik bol honderden kilometers door het verkavelde Vlaanderen, waar de droom van jonge gezinnen nog steeds een open bebouwing is op een lapje grond. ‘Hier moet je met die betonstop niet afkomen’, glimlacht advocate Eveline Wittemans (35) aan de keukentafel van haar nieuwbouwwoning in Gelrode bij Aarschot. ‘In een regio als het Hageland is de auto je gemak. Je rijdt tot aan de schoolpoort, tot voor de deur van de winkel. Niemand wil het anders. De steenwegen zijn te gevaarlijk om te fietsen. In mijn straat is niet eens een voetpad.’ Wat de lokale Unizo-voorzitter meer zorgen baart, is de zieltogende winkelstraat in het centrum van de stad. Ook hier regeert de middenstand al lang niet meer. De Vlaming heeft een dubbele houding, geeft ze toe: hij klaagt dat de winkels verdwijnen en de kernen doodbloeden. Maar zelf wil hij er niet gaan wonen. Hij verkiest de groene rand en rijdt voor zijn boodschappen naar de baanwinkels die in trossen onze steenwegen ontsieren. Om het tij voor de middenstand te keren, beloofde de nieuwe Aarschotse burgemeester Gwendolyn Rutten (Open VLD) de rijrichting in de winkelstraat om te keren. Dat moet het verkeer dat ’s avonds van Leuven en Brussel komt opnieuw langs de etalages voeren. In de stad wordt er over niets anders gepraat. Voor de winkeliers is het de ultieme hoop op beterschap, vertelt Ingrid Smolderen, eigenares van de Leonidas-winkel. ‘De cijfers gingen de dieperik in, sinds zeven jaar geleden een mobiliteitsplan werd ingevoerd. Veel panden staan leeg.’ Gaat het idee om de auto weer een prominente plaats te geven dan niet radicaal tegen de trend in? Ze schudt het hoofd. ‘Dit is Leuven of Gent niet. Hier woont een ander soort mensen. Ik fiets elke dag van Averbode naar hier. Ik ben een uitzondering.’ ‘Rustig blijven! U raakt zeker thuis. Het zal alleen wat langer duren.’ De conducteur zwaait met zijn armen aan de ingang van de coupé. Het zweet loopt in straaltjes langs zijn voorhoofd. Hij ziet eruit als een meester die een bus joelende tieners op schoolreis in toom moet houden. De man heeft het niet onder de markt. De trein van Hasselt naar Antwerpen maakt rechtsomkeer in Mol. In Olen moet een bom uit de Tweede Wereldoorlog onschadelijk worden gemaakt. Alle reizigers moeten terug naar Hasselt, om vandaaruit hun reis voort te zetten. Mijn pogingen om zo veel mogelijk het openbaar vervoer te nemen, vergen doorzettingsvermogen. Het is woensdag 15 mei. De rit van Beringen naar Gent zal vier uur duren. De dag voordien was er brand in een Brussels seinhuis, waardoor het spoorverkeer in de knoop lag. Toen ik op een avond vanuit Turnhout huiswaarts wilde keren, was de trein afgeschaft. Heuvelland of Riemst: daar raak je amper met het openbaar vervoer. Vragen over hoe de mobiliteitsshift in onze kleine gemeenten moet gebeuren, worden in het beste geval op een meewarige glimlach onthaald. Het besef dat het anders zal moeten, wringt. Anuna De Wever en co. zijn de zondebok. Van de Zeedijk in Middelkerke tot diep in Limburg: opvallend hoe vaak volwassenen afgeven op de klimaatspijbelaars, ‘dat stelletje naïeve kinderen dat geen rekeningen moet betalen, nog nooit een koe van dichtbij heeft gezien en door taxi mama wordt rondgevoerd’. Misschien loopt de ergernis over omdat de jongeren duwen waar het pijn doet. Want het doet pijn. In het restaurant van het AZ Alma in Eeklo ontmoet ik een koppel dat eruitziet alsof het alles goed voor elkaar heeft: mooi gekleed, beiden een goede job in het onderwijs, een groot huis op de buiten. Maar schijn bedriegt. ‘Veel marge hebben we niet’, zegt Manuela (50). ‘Met één wedde komen we er niet.’ ‘Misschien hebben we de foute keuze gemaakt om in het groen te gaan wonen’, voegt Tom (49) eraan toe. ‘Wij hebben samen vier kinderen. Probeer maar eens een deftig en betaalbaar huis in de stad te vinden voor een gezin van zes. Dat grote huis op de buiten krijgen we straks niet meer verkocht. Er staan er veel te koop.’ Ze zuchten. ‘Waarom hebben wij eigenlijk al die jaren zo hard gewerkt? Om al onze gemakken weer af te geven?’ Twee snelheden Veel Vlamingen maken zich geen zorgen over het einde van de planeet, maar over het einde van de maand. De dokters- en tandartsrekeningen. Het pensioen. De elektriciteitsfactuur. Kort samengevat: ‘Alles wordt duurder.’ Middenklassers zoals Manuela en Tom zien het doembeeld van een leven vol stress en hard werken, waarvan ze vrezen niet de vruchten te plukken. En dan hebben we het nog niet gehad over de mensen voor wie het nijpt, die me eerst argwanend aankijken en dan vaak toch hun beklijvende verhaal vertellen. Over ziekte en tegenslag, over eindeloos veel rekeningen, budgetmeters en maaltijden in het sociaal restaurant. ‘Ik vraag me af of hoogopgeleiden die aan hun bureautje het beleid uittekenen stilstaan bij de impact van hun maatregelen.’ Patrick Moons (50) is buurtwerker in Beringen. Hij roert in zijn koffie. Met zijn collega’s Sema Yildiz en Liesbeth Brusselaers staat hij met twee voeten in de realiteit waarover hij spreekt. Ik ontmoet hen in het wijkcentrum in Steenveld, een zeer diverse sociale woonwijk even buiten het centrum van de stad. Isabelle Blomme uit Pittem ziet elke dag hoe moeilijk de Vlaamse boeren het hebben. ‘Doorgaans hebben beleidsmakers er geen idee van wat het is in een sociale woonwijk te leven. Ze komen zelden in contact met onze mensen.’ Wat die mensen ervaren, zegt Moons, is een wereld met twee snelheden. ‘Gezondheidszorg, pensioenen, mobiliteit … wie niet voor extra’s kan zorgen, zit in een uitgehold systeem. In theorie zijn er geen drempels. Maar iedereen voelt dat er iets verandert. Het wordt moeilijker.’ In cultuurhuis De Warande in Turnhout is de koffiepauze van de Italiaanse les het uitgelezen moment om de ergernis de vrije loop te laten. Migratie is de grote splijtzwam in de Kempense hoofdstad. Het gevoel heerst dat de stad wordt ‘overgenomen’, en dat terwijl ‘de rijkdom van de Vlamingen wordt verpulverd’. Wie dat buikgevoel met verve vertolkt, is Dré Wolput (64), gepensioneerd vakbondsman, blogger, voltijds criticaster van het lokale beleid. Verguisd door de ene, aanbeden door velen als de stem van ‘realistisch rechts’. Elke zaterdagvoormiddag komen hij en zijn vrouw met zes bevriende koppels samen in café De Waterput op de markt. Daar bespreken de ‘Wolputters’ de actualiteit van ‘Turnhout en omliggende landen’. Hij grinnikt, maar komt dan meteen ter zake. Wolput heeft statistieken bij zich. En onbeantwoorde mails die hij schreef naar het stadsbestuur. Bref: ‘Turnhout wordt te snel te divers. Wie het zich kan permitteren, trekt weg. Naar Beerse, Vosselaar, Oud-Turnhout. De nieuwkomers nemen hun plaats in. We krijgen de tijd niet om aan elkaar te wennen. En de overheid doet niets om ons daarbij te helpen.’ De vrienden knikken. ‘Als het zo doorgaat, wordt de stad overgenomen. Nu al schieten kapperszaken en carwashes als paddenstoelen uit de grond. In het beste geval wordt voorin haar geknipt of worden er auto’s gewassen. Achterin gebeuren dingen die het daglicht niet mogen zien.’ De mensen herkennen hun stad niet meer, klinkt het. ‘We importeren armoede.’ Dat frustreert. ‘Ik houd mijn hart vast voor de verkiezingen’, zegt Wolput. ‘Volgens mij wordt het een gitzwarte zondag.’ Zagemannen Elders in de stad draaien mensen met de ogen wanneer ze zijn naam horen. ‘Turnhoutenaars kunnen echte zagemannen zijn’, zegt Jan Starckx (69), die voor zijn pensioen directeur was van de Dienst Welzijn en van de Wollewei, ooit het grootste jeugdcentrum van Vlaanderen. ‘Maar Wolput spant de kroon. Zijn blog is vergif voor de samenleving.’ Op één punt heeft hij wel gelijk, geeft Starckx toe. ‘De stad heeft de middelen niet om met alle uitdagingen om te gaan. De randgemeenten willen niet fuseren. Ze willen de lusten, maar niet de lasten van de stad.’ ‘Jarenlang heeft Vlaanderen zijn problemen hier achter de bossen gedumpt’, zegt Starckx: ‘Het kernafval, drie gevangenissen, asielcentra, instellingen voor bijzondere jeugdzorg. Daardoor trekt Turnhout veel mensen aan die anderen liever kwijt dan rijk zijn. Dat voedt de perceptie dat we overspoeld worden door miserie.’ De fierheid terugbrengen. Het is de missie van Karim Dibas (44), een ACV-medewerker die in zijn vrije tijd de burgerbeweging T100 uit de grond stampte, een platform voor ontmoetingen tussen mensen van diverse gemeenschappen. Ik heb met hem afgesproken in de Ranonkel, een legendarische bruine kroeg. Iedereen komt hier over de vloer: van de tooghanger tot de culturo die ’s middags zijn krant komt lezen. ‘Dit is een stad in transitie’, zegt Dibas. ‘Ze barst uit haar voegen. Als een kuiken dat uit zijn ei komt. Dat kan helaas niet zonder het ei te breken. De eerste barsten kwamen een paar jaar geleden, toen de grote winkels naar de stadsrand verhuisden en de middenstanders begonnen te klagen. Dan kwamen de aangespoelden, boven op de arme Vlamingen die eveneens door de stad werden aangetrokken. De mensen krijgen het gevoel dat het ei te snel breekt. De transitie is zichtbaar in het straatbeeld. Voor politici die willen polariseren, is dat een gedroomde voedingsbodem, terwijl we net nood hebben aan mensen die verbinden.’ Heimwee Opvallend hoe gelijklopend dit verhaal is met dat van Ninove en Denderleeuw, die na de gemeenteraadsverkiezingen het nieuws haalden met duizelingwekkende scores voor extreemrechts. In Ninove haalde Forza Ninove 40 procent. In Denderleeuw steeg Vlaams Belang naar 26 procent. Die uitslagen kwamen als een mokerslag en zetten de Denderstreek op de kaart als een vrijhaven voor populisten. Dat beeld frustreert. De snelle verkleuring valt niet te ontkennen, net zomin als de grootstedelijke problemen die komen aanwaaien. Maar dat betekent niet dat er iets in de Dender zit wat de bevolking extra vatbaar maakt voor populisme. ‘Er is wel veel onzekerheid’, stelt Wouter Nachtergaele (42). Hij werkt voor de Vlaamse overheid en is in zijn vrije tijd een van de trekkers van de populaire Savooifeesten. ‘De mensen hebben heimwee naar het Ninove van vroeger, maar ze vergeten dat er toen ook problemen waren. Er is te weinig eergevoel. We hebben nood aan een positieve identiteit in de Denderstreek.’ De problemen met armoede en koopkracht bestaan al jaren, zegt Nico Van den Borre, directeur van het IKSO-instituut in Denderleeuw. In zijn bureau hangt een grote foto van de Brooklyn Bridge in New York. Hij lacht. ‘Daar moet je niets achter zoeken. Het is hier de Bronx niet. Al lijken velen dat wel te geloven. Kijk, jongeren hebben altijd rondgehangen. Nu hebben ze een kleur. Is dat erg? Natuurlijk is er al eens een incident. Maar niet zoals het wordt voorgesteld. Op school hebben we zelden tuchtproblemen.’ Toch stemmen vermoedelijk ook ouders van zijn leerlingen voor Vlaams Belang. Hij knikt. ‘Ik merk het ook bij mijn vrienden: mensen met een diploma, een mooie woning, die nooit problemen hebben met migranten, zij gaan mee in dat discours. Ze geloven dat je ’s avonds niet meer veilig kunt rondlopen in de stationsbuurt. Terwijl daar niets gebeurt.’ Hoe verklaart hij die onrust dan? ‘Omdat het wordt ingelepeld, al jarenlang. Zelfs mijn moeder die in Liedekerke woont, denkt dat Brussel een gevaarlijk getto is. Hoe ga je daar tegenin? Die angst zit diep. Ze is geworteld in de overtuiging dat wij hier alles gaan verliezen wat we hebben.’ Waar je ook komt in Vlaanderen: het thema drijft aan de oppervlakte. In Middelkerke, Tielt, Aarschot, Schoten, Riemst of Heuvelland: overal vertrouwen mensen me toe dat ze overwegen voor Vlaams Belang te stemmen. Omdat het genoeg is geweest. Omdat ‘zij het moeten doen met een pensioen van 1.500 euro, terwijl die mannen hier aankomen en meteen 1.000 euro in hun pollen krijgen’. Dat dat laatste kort door de bocht is, valt in dovemansoren. ‘Mogen wij dat confronterend vinden?’, zeggen Pascal (47) en Philippe Peeters (50), twee broers die aan de toog hangen in de populaire kroeg Den Trol in Schoten. Pascal is brandweerman, Philippe manager in de bouwsector. Enkele dagen geleden hebben ze hun vader begraven. Een stielman die nog kon werken met smeedijzer en glas-in-lood. En het met dat kleine pensioen moest rooien. De broers hebben het over ‘de olievlek’ die dichterbij komt. ‘De belwinkels rukken op, je ziet nu ook in Schoten vrouwen met kappekes op straat. De technische en beroepsscholen zitten vol vreemdelingen.’ ‘Sorry,’ zegt Philippe, ‘maar ik heb het moeilijk met het idee dat je culturen kunt mengen.’ Zijn broer knikt. ‘Wij zouden ginderachter ook niet moeten proberen onze gewoontes binnen te brengen.’ Op zich, zeggen ze nog, hebben ze niets tegen migranten. ‘Er zijn goede mensen bij. En we gaan ze nodig hebben. In de bouw en in de zorg. Maar het gaat te snel. Voor onze kinderen zal het misschien evident zijn, maar wij hebben het er moeilijk mee.’ Vlaanderen verandert. Dorpen verkleuren, windmolens (ont)sieren het landschap, de vertrouwde levensstijl moet op de schop. Dat schuurt. Overal vind je groepen die tegengif injecteren. Zoals het Repair Café in Eeklo, waar ingenieurs uit Syrië cd-spelers van Meetjeslanders helpen te repareren. Of de opbouwwerkers in Beringen die Turkse en Vlaamse jongeren uit het Spectrumcollege met elkaar in gesprek lieten gaan. Zo ontstonden vriendschappen. Maar ook zij beseffen dat ze tegen de stroom in zwemmen. Veeleer wordt het wantrouwen aangewakkerd door onwetendheid en isolement. Dat wordt duidelijk na een gesprek met Peggy Nys (49), die ruim 25 jaar actief is in welzijnswerk, waarvan vijftien jaar in de Denderstreek. Haar bureau op de tweede verdieping van de stadsdiensten in Ninove ligt bezaaid met dossiers en rapporten. Daarin de neerslag van een persoonlijke bevraging van ruim 7.000 75-plussers uit Ninove, Haaltert en Erpe-Mere. ‘Een wandelende sociale kaart, noemen mijn oversten mij.’ Ze glimlacht. ‘Ik ben geen bleuke. En toch, ik ben geschrokken van die gesprekken. Er is zo veel emotionele eenzaamheid bij onze senioren. Ze komen weinig buiten. Ook in de rijkere gemeenten zie je schrijnende eenzaamheid achter de façades. Ik herinner mij een beer van een vent. We mochten niet binnen, dus we praatten aan de voordeur. Die stond daar te wenen als een kind. Zijn vrouw had alzheimer en zat in een rusthuis, maar hij raakte daar niet meer. Zijn zoon had het te druk om zich met hem bezig te houden. Heel welstellend was die man, maar hij zat daar moederziel alleen in die grote villa met de rolluiken naar beneden.’ Ook dat is Vlaanderen, zegt Nys: een plek waar oudere mensen geïsoleerd achter de muren van hun huizen leven. ‘Ze worden angstig. Ze zijn ervan overtuigd dat de nieuwkomers zomaar alles krijgen. Maar – ik ga even provoceren: de Vlamingen nemen vaak niet waar ze recht op hebben. Wij gaan van deur tot deur om hen wegwijs te maken. Ons bezoek kan mensen honderden euro’s per maand opleveren aan premies en kortingen waar ze geen idee van hebben. Maar vaak zijn ze te fier om hulp te aanvaarden.’ Zurigheid Het is het Vlaanderen dat, de vele verkiezingsaffiches ten spijt, het gevoel heeft door de politiek in de steek gelaten te zijn. Het echoot in steden als Ninove en Turnhout, en in afgelegen gemeenten waar de telelens uit Brussel amper reikt. ‘Alsof wij van de wereldbol gevallen zijn.’ ‘Als ik niet moest, ik ging niet stemmen. Het verandert toch niets.’ Ulrike Knockaert (46) knikt. Ze kent het verhaal. Brussel is ver weg. De directrice van basisschool De Zafant in Dranouter neemt me mee naar de achterkant van de school, waar een groot speelterras uitkijkt op het prachtig glooiende landschap van Heuvelland. ‘De angst die leeft, is die voor verandering’, zegt ze. ‘Vroeger kenden de mensen in het dorp elkaar. Nu zitten er vreemden in de klas. Franstaligen, vluchtelingen. Zelfs iemand van de stad is hier al vreemd. De frustratie teert op lichtgelovigheid. Mensen geloven alles wat op sociale media verschijnt.’ Ze kijkt naar de kinderen die uitgelaten terugkomen van de zwemles. ‘Die zurigheid is wat mij het meeste zorgen baart. Terwijl het helemaal niet zo slecht gaat. Kinderen gaan daar heel anders mee om. Hoe breeddenkend en onbevangen die nog zijn. Waar verliezen ze dat? Dat is mijn grootste drijfveer: hoe kan ik maken dat onze kinderen niet verzuurd raken?’ DS Weekblad, 25-05-2019 (Ine Renson) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 06:31. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.