Hoe het leven te aanvaarden
Hoe het leven te aanvaarden
Positief denken voelt tegenwoordig als een verplichting. Zelfs bij zware tegenslag moet je denken dat je er sterker uitkomt. Maar in veel gevallen lukt dat niet, legt Lisanne van Sadelhoff uit (DS 1 december). Ze kaart in deze krant terecht de dwang tot positiviteit aan. Er is geen ruimte voor gevoelens die met verlies gepaard gaan, zoals verdriet, angst of woede. Het positiviteitsdiscours komt vaak met Nietzsches aforisme, dat in het begin van Afgodenschemering staat: ‘Wat me niet ombrengt, maakt me sterker.’ Wie verder leest, merkt dat Nietzsche helemaal geen dwangmatige positiviteit nastreefde. Nietzsche introduceert de genealogie als methode. De vraag is daarbij niet alleen welke waarden juist of goed zijn, maar hoe je bepaalt welke waarden je nastreeft. Onuitgesproken bepalen twee krachten de dominante waardeschalen, volgens Nietzsche: je kunt een levensbevestigende houding aannemen – dan omarm je het leven zoals het is, en alles wat daarbij hoort, zelfs het manifest onaangename Of je hebt een levensontkennende houding – dan minacht je het leven zelf. Nietzsche verbindt ressentiment met die laatste houding, en hij ontwaart dat ressentiment bij uitstek in het christendom. Zo volgt het idee dat seksualiteit iets onreins is, uit die afkeer voor het aardse, net als het idee dat de mens zelf de oorzaak is van zijn lijden, door de erfzonde. Bij het leven horen onzekerheid, lichamelijkheid en eindigheid … Het christendom plaatst daar stellige zekerheden, ascetisme en een hemel als beloning voor het aardse lijden tegenover. Zo wordt dat geloof ‘de verbeteringsmachine van de zondige mens’. Die verdorven mens krijgt voortdurend voorgespiegeld hoe hij zou moeten zijn. Dat ideaalbeeld verschilt zo van hoe hij is, dat hij zich schuldig, beschaamd, nederig en klein voelt. Nietzsche, zoon van een dominee, herkende de christelijke waarden en het ressentiment diep in zichzelf. Daarover gaat de overwinning op tegenslag waar je als een beter mens zou uitkomen: in een lange periode van ziekte (met zware migraineaanvallen) leerde de filosoof in zichzelf de levensontkennende strevingen te onderscheiden. In die beweging, schrijft hij, ‘buit een geslaagd mens vervelende voorvallen in zijn eigen voordeel uit; wat hem niet ombrengt, maakt hem sterker.’ En ‘dat ik vrij ben van ressentiment, wie weet hoe zeer ik ook in dat opzicht dank verschuldigd ben aan mijn lange ziekte!’ (uit Ecce Homo). Tegenover het ressentiment stelt Nietzsche ‘amor fati’, liefde voor het lot: wat je ook doet, je bent je voortdurend bewust van het kwetsbare, breekbare, vergankelijke dat eigen is aan het leven. En je aanvaardt het, omdat het leven op die manier de moeite waard wordt. Zo wordt liefhebben genoeg van iemand houden om een gebroken hart te willen hebben als het afloopt. Eindigen doet het onvermijdelijk, vrijwillig of onvrijwillig. Liefde is dus geen zoektocht naar een ‘goed gevoel’, en verdriet is geen springplank naar persoonlijke winst. Dat is ware moed: de realiteit in het aangezicht kijken en ervan houden. Nietzsches filosofische motto is niet ‘de eeuwige vooruitgang’ of ‘de eeuwige groei’, maar wel ‘de eeuwige terugkeer van het gelijke’: dat je wat bestaat, zo omhelst, dat je niet wilt dat de dingen anders zijn dan ze zijn. De voordelen van tegenslag kunnen dus betekenen dat je onvermoede kwaliteiten in jezelf ontdekt en je waardeschaal herbekijkt. Maar die herijking neemt het lastige, het onaangename niet weg, en ze belooft er ook geen compensatie voor. Je kunt met Nietzsche zelfs naar de positiviteitsdwang kijken als een nieuw verhaal van ressentiment. Dat wie niet mee kan, een kwaad geweten mag worden aangepraat, zodat die persoon schuld en schaamte voelt over het eigen onvermogen. Dat de ideale mens de neiging tot verdriet, verlies of woede in zichzelf kan en moet ontkennen. Dat iedere mens zijn lot beheerst, als hij zich maar voldoende disciplineert. Moed wordt dan altijd maar verder doen, tegen alle realiteitszin in. Wie zo’n positiviteit aanprijst, spiegelt het eigen verlangen om verdriet en eindigheid te kunnen controleren. Of om ze te kunnen compenseren, alsof er een wereld mogelijk is waarin alle lijden betekenisvol en zelfs nuttig wordt. Dat is de ontkenning van het leven zelf. Dat elke tegenslag tot persoonlijke groei leidt, klopt dus niet. Bij blijvende trauma’s, onherstelbaar verlies of een nakend levenseinde is het zelfs een absurde veronderstelling. Nietzsche reageerde tegen geïdealiseerde verhalen, die een beloning voor pijn en lijden voorstellen. Ironisch genoeg is zijn aforisme een deel van de fabel geworden; van het verhaal dat een individu zijn leven helemaal in de hand heeft, als hij maar hard genoeg probeert. DS, 08-12-2022 (Tinneke Beeckman) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 11:19. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.