Winst van biotechbedrijven > gezondheid
Europa vindt de winst van biotechbedrijven belangrijker dan uw gezondheid
De Europese deregulering van genetisch gemodificeerde gewassen is reden tot grote bezorgdheid, schrijft Wouter Vanhove. Dit is het resultaat van vijf jaar gelobby van de biotechsector. Alle veiligheidsoverwegingen worden van tafel geveegd. Gisteren lanceerde de Europese Commissie haar langverwachte voorstel tot regelgeving voor planten die met nieuwe gentechnieken (‘gene editing’) werden veredeld. Dat voorstel komt niet uit de lucht vallen. Bijna op de dag af vijf jaar geleden oordeelde het Europees Hof van Justitie dat de nieuwe gentechnieken onder dezelfde regulering vallen als die waaraan ‘klassiek’ genetisch gewijzigde organismen (ggo’s) sinds 2001 onderhevig zijn. Die regulering houdt een strikte evaluatie in van de veiligheid voor mens en milieu alvorens ggo’s in Europa mogen worden geteeld of in voeding en veevoeder worden verwerkt. Na het oordeel van het Europees Hof in 2018 stonden de biotechsector en de academische plantenbiotechnologen op hun achterste poten. Het nieuwe voorstel is dan ook het resultaat van vijf jaar aanhoudend gelobby. Nieuwe gentechnieken streng reguleren kan volgens de lobbyisten de doodsteek betekenen voor broodnodige duurzaamheidsinnovaties in het Europese landbouwsysteem. Dat klopt niet: agro-ecologische innovaties zoals boslandbouw, wateroogsttechnieken en mengteelten hebben vaak een sterker potentieel voor duurzaamheidsproblemen zoals droogteresistentie, bodemerosie en ziekte- en plaagresistentie. Het voornaamste argument voor deregulering is de precisie waarmee genetische wijzigingen met de nieuwe technieken worden aangebracht. Daardoor, zo luidt het, zijn planten die met de nieuwe technieken worden verkregen, niet meer van conventioneel veredelde (bijvoorbeeld door klassieke kruisingen) planten te onderscheiden. Dat zou hun veiligheid aantonen. Vinger op de wonde In haar voorstel trekt de Europese Commissie die redenering nu door. Ze publiceerde criteria op basis waarvan genetisch gewijzigde planten als conventionele planten moeten worden beschouwd. Het merkwaardigste criterium is dat maximaal twintig genetische wijzigingen mogen worden doorgevoerd alvorens een plant als ggo zou worden beschouwd en er dus strikte veiligheidsbeoordelingen op moeten plaatsvinden. Het is absurd te denken dat een plant met negentien wijzigingen a priori veiliger is dan er een met eenentwintig. De arbitraire lat van twintig wijzigingen legt de vinger op de wonde. De risico’s van een plant hangen niet af van het aantal gewijzigde lettertjes in een DNA-reeks, wel van de nieuwe kenmerken die met gentechnieken in zo’n gewas worden geïntroduceerd. Klassieke ggo’s (soja, maïs) die resistent werden gemaakt tegen onkruidverdelgers baren grote zorgen vanwege resistente en dus onverdelgbare onkruiden die her en der als gevolg ervan opduiken. Met maar enkele (vaak minder dan twintig) genetische wijzigingen kunnen ook de nieuwe gentechnieken dat kenmerk in gewassen introduceren. In hun enthousiasme herhalen biotechnologische plantenveredelaars vaak hoe revolutionair de nieuwe gentechnieken zijn: een brede waaier aan nieuwe kenmerken kan met een ongeziene snelheid in planten worden geïntroduceerd. Zijn de nieuwe eiwitten die met de nieuwe technieken worden voortgebracht bij voorbaat veilig voor de menselijke en dierlijke gezondheid? Daar bestaat geen zekerheid over. Is dat dan geen reden tot bezorgdheid? Ongelukjes Dat de nieuwe gentechnieken bijzonder precies zouden zijn, is overigens maar een halve waarheid. Tijdens het proces waarbij nieuwe gentechnieken worden toegepast, worden frequent accidentele wijzigingen aangebracht in het plantengenoom, soms ver van de bedoelde plaats. Die ‘ongelukjes’ kunnen aanleiding geven tot het volledig wegknippen, omkeren of van plaats veranderen van grote stukken DNA. Die wijzigingen zijn verregaander dan de mutaties die met klassieke, ongereguleerde veredelingstechnieken ontstaan. Zorgwekkend is dat de Europese Commissie die onbedoelde wijzigingen niet in overweging lijkt te nemen in de beoordeling van de gelijkwaardigheid van een nieuwe plant aan conventioneel veredelde planten. Bovendien stelt ze dat weggeknipt DNA niet meegerekend hoeft te worden als een genetische wijziging. Het is nochtans bekend dat de onbedoelde wijzigingen, evenals het verwijderen van genen, significante effecten kunnen hebben op de productie van eiwitten en enzymen en dus op het metabolisme en de fysiologie van een plant. Het is opmerkelijk dat de Europese Commissie die onzekerheden van tafel schuift in een voorstel dat overduidelijk is gericht op het dereguleren van genetische modificatie. Het voorstel wijkt af van het voorzorgsprincipe dat sinds het ontstaan van de Europese Unie is verankerd in de Europese milieu- en gezondheidspolitiek. Dat dit voorstel er komt onder druk van de biotechsector, baart grote zorgen. Je kunt je afvragen of deze deregulering niet eerder ten goede komt aan de aandeelhouders van biotechnologische zaaigoedbedrijven, dan aan de noden en de bescherming van Europese boeren en consumenten. Wouter Vanhove, bio-ingenieur in de *landbouwkunde en onderzoeker van duurzame landbouw- en voedselsystemen (UGent). DS, 06-07-2023 |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 17:47. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.