‘Wij kunnen jullie niet redden’
‘De regering moet toegeven: wij kunnen jullie niet redden’
Historica Beatrice de Graaf trekt lessen uit het verleden als eerste hulp in crisistijden. Conclusie: we zijn fragiele wezens geworden. ‘De burger is verslaafd geraakt aan de overheid.’ Mensen zijn dol op rampspoed, bleek deze maand toen Beatrice de Graaf onder meer in de schouwburgen van Den Haag, Gouda en Rotterdam voor een bomvolle zaal stond en rijen fans trotseerde die haar handtekening wilden. Voor wie de Nederlandse De Graaf niet kent: ze is bepaald geen popidool of musicalster, maar prof geschiedenis. Met hun ticket voor Beatrice de Graaf on tour namen de aanwezigen een voorschot op Halloween. ‘Crisisgriezelen’, lacht De Graaf. De professor moderne geschiedenis komt voornamelijk in de media als terrorisme-expert en oorlogs- en veiligheidsonderzoeker. Komt ze op de tv of de radio, dan weet je dat er onheil in de lucht hangt. Ze wordt geroemd als iemand die ‘helderheid brengt in angstige tijden’, en die kunnen we wel gebruiken – behalve de ook voor ons bekende energiecrisis, inflatiecrisis, Oekraïnecrisis, coronacrisis, wooncrisis, asielcrisis en klimaatcrisis is er in Nederland ook nog een frikandellencrisis (er is een tekort in snackbars). De Graaf vraagt zich af of het woord ‘crisis’ aan inflatie onderhevig is. En hoe deden onze voorouders het, toen er ook epidemieën, natuurrampen en vluchtelingencrises heersten? In het boekje Crisis!, een essay dat ze schreef voor De Maand van de Geschiedenis, neemt ze 200 jaar crisisbeheer onder de loep. De geschiedenis als ‘eerste hulp bij ongelukken’. Met de overstromingen, branden, epidemieën, opstanden en rampen uit het verleden die u aanhaalt, plaatst u de huidige crises in perspectief. Dat noopt tot relativering. ‘Relativering vind ik hier een lastig begrip. Ja, ik relateer de situatie vandaag aan crises uit het verleden waarbij meer doden vielen, maar ik ben de boel niet aan het downplayen. Ik zeg niet: vroeger was het veel erger, dus niet zeuren. Ik snap heel goed dat het water mensen tot de lippen komt. De typische reactie in crisistijd is paniek, “dit is uniek”, daarom is het goed even terug te kijken. Hoe zijn mensen eerder uit crises geklommen? Wat werkt, wat niet? Dat is niet zozeer relativeren, maar contextualiseren om houvast te bieden.’ U stelt: het moet anders, het is tijd voor een nieuwe manier van omgaan met crises. Daarvoor kijkt u zowel naar de overheid als naar de burgers. ‘Ja, de afgelopen jaren is een fascinerende en problematische paradox ontstaan: crisisbeheersing en crisisbesef zijn elkaar gaan ondermijnen. Hoe meer de overheid investeert in een alle risico’s omvattende aanpak, en zelfs rekening houdt met het subjectieve veiligheidsgevoel van de burger, hoe meer die burger zich fundamenteel ontevreden en wantrouwig toont of zelfs afhaakt. Vroeger was het leven niet minder bedreigend, maar tot twee eeuwen geleden keken de burgers niet naar de overheid om hen tegen rampspoed te beschermen. Tegenspoed was een beproeving van God, het noodlot, en je had het gezamenlijk te ondergaan, sauve-qui-peut. Vandaag hebben we een overheid die met miljoenen euro’s verslindende crisismaatregelen voor preventie, respons en nazorg en meters rapporten en een hoop parlementaire onderzoekscommissies waakt over ons en potentiële risico’s. Maar dat leidt niet tot meer maatschappelijke tevredenheid. Crisis: het is wat de overheid er met haar burgers samen van maakt.’ Wat zou de rol van de overheid ten tijde van crisis moeten zijn volgens u? ‘We mogen best veel verwachten van een overheid, want die roomt ons inkomen stevig af. Bovendien eist de overheid ook van alles van ons. Daarvoor eist de burger wat terug. En de overheid levert ook echt serieuze inspanningen: er wordt steeds meer geld in crises gepompt. Na de grote watersnoodramp in 1953 (waarbij in Nederland 1.836 mensen omkwamen, red.) kregen slachtoffers geen compensatie. Er kwam wel een nationale collecte op gang, maar dat geld ging naar de Deltawerken. Vergelijk dat met de 85 miljard euro die de Nederlandse regering heeft uitgetrokken voor coronasteun aan ondernemers. Nu is ook alweer 40 miljard beloofd om energie betaalbaar te houden voor huishoudens. Dat zijn ongeziene bedragen.’ ‘Toch gaan er dingen mis. Ons beheersingssysteem is nog heel 19de-eeuws: een crisis wordt lokaal gemanaged, veelal is de burgemeester baas. Het veiligheidsbeleid is versnipperd, de verschillende niveaus zitten soms lang op elkaar te wachten, waardoor er hijgend achter de feiten wordt aangerend. Corona heeft ons getoond dat dat onhoudbaar is. In onze complexe samenleving hangt alles met alles samen. Een nieuwe wet crisisbeheersing in Nederland moet leiden tot één centrale organisatie voor incidentbestrijding. Ook in landen als Duitsland en Frankrijk zie je die beweging naar één gecentraliseerd orgaan.’ Is bureaucratie het enige wat onze redding in de weg staat? ‘Nee, het is ook een sociaaleconomische kwestie. Gaat het geld naar de juiste mensen? Wordt de pijn eerlijk en rechtvaardig verdeeld, over regio’s, generaties, sociale, economische en culturele scheidslijnen heen? Een crisis vergroot automatisch de kloof en drijft verschillen op de spits. Het gaat pas echt mis met een land in crisis als de maatregelen ook nog eens de rijken beschermen en de armen raken. Dan houden burgers het niet vol, en houden ze elkaar ook niet vast. Laat dat laatste nu precies het geheim van een veerkrachtige samenleving zijn die crises aankan.’ ‘Ik wacht het onderzoek af, maar vraag me af of het een goed idee was om zoveel coronasteun aan horecaondernemers te geven. Was die niet beter naar de huishoudens gegaan, naar mensen die hun kinderen thuis moesten lesgeven en geen laptop hadden? Heeft de coronacompensatie de kloof genivelleerd of juist vergroot?’ Wat mag een overheid verwachten van burgers? Hoe is burgerschap geëvolueerd? ‘Gaat er iets mis, dan meent de burger recht te hebben op hulp van de overheid. Dat is pas de laatste vijftig jaar ontstaan. Voordien zochten mensen heil bij familie, vrienden, kerk, vakbond of weet ik veel wat voor club. Je hielp elkaar. Met de uitbreiding van de verzorgingsstaat is de liefdadigheid afgeschaald. Doordat de overheid steeds meer is gaan doen voor de burger, is de burger verslaafd geraakt aan die overheid. Ik noem het de kwetsbaarheidsparadox: naarmate een land en een bevolking rijker en veiliger worden, is de ontreddering des te groter wanneer zich dan af en toe toch een crisis voordoet. Als de noodtoestand uitbreekt, moet een Nederlandse burger zichzelf volgens de wetgeving 72 uur kunnen redden. Zonder gas, water, elektriciteit. Wie in de stad heeft een noodaggregaat? Watervoorraden? Voedselopslag?’ We zijn gaan achteroverleunen in luxe en gemakzucht? ‘Ja, we zijn in de dramadriehoek beland. Daar wentelen we ons in de rol van slachtoffer, en vaak nemen we ook de rol van aanklager op ons. De overheid zit gevangen in de rol van redder. Het is een destructieve manier van met elkaar omgaan. Het drama wordt nog vergroot doordat het slachtoffer steeds meer in het middelpunt van de belangstelling is komen te staan. Tot en met de jaren 80 waren emoties in de media niet fatsoenlijk. Dat deed je als journalist niet. Naarmate er meer media zijn gekomen, zijn we van een informatie- naar een aandachtsmarkt verschoven. Dramatische verhalen trekken de meeste aandacht, dus krijgen we persoonlijk slachtofferschap in het nieuws. En een booswicht. De Bijlmerramp in 1992, waarbij een Boeing neerstortte op flats en minstens 43 mensen omkwamen, was een kantelpunt. Voor het eerst waren er camera’s in de Tweede Kamer, die filmden een vrouwelijke minister die in huilen uitbarstte. Dat soort drama zie je nu om de haverklap. Er moet een schuldige worden aangewezen, en daarvoor kijkt men al snel naar de redder.’ Die aangeleerde hulpeloosheid van de bevolking is toch niet vreemd? Politici rollen graag met hun spierballen: wij hebben het onder controle, wij zorgen voor u. ‘Ja, terwijl ze dat niet kunnen waarmaken. Mark Rutte kan Poetin niet verslaan, net zomin als hij de energiecrisis of corona kan oplossen. Daarbij komt nog dat de overheid zich in de positie van dienstenleverancier heeft gemanoeuvreerd. De burger is geen burger meer, maar een klant. En dat terwijl de overheid tegelijkertijd vrijwel alle openbare diensten aan de markt heeft overgeleverd. Tja, die gaat ons natuurlijk niet helpen in crisistijd.’ ‘De overheid moet een eerlijker en dus minder rooskleurig verhaal vertellen. Toegeven: we kunnen jullie niet redden. We kunnen hoogstens de gevolgen van de crisis wat verzachten. Er moet in het eigen vlees gesneden worden, crisisbeheersing gaat ons wat kosten. De samenleving moet begrijpen dat dit iets is wat er de komende generaties bij zal horen – of het nu gaat om het klimaat, gaswinning of Oekraïne.’ Hoe kijkt u naar de participatiemaatschappij? ‘Als je een participatiemaatschappij wilt, moet je het echt menen en het maatschappelijk middenveld de ruimte geven. Dan moet je niet de tentjes gaan ruimen die ngo’s of ondernemers hebben opgezet opdat asielzoekers niet langer buiten moeten slapen. Dan moet je ouders niet plat reguleren als ze zich verenigen om zelf een crèche op te starten om de opvangnood te lenigen.’ Het is opmerkelijk dat naarmate burgers meer en sneller geholpen worden, die uitgestoken hand van de regering meer wordt gewantrouwd, zelfs veracht. ‘Complotdenken heeft altijd bestaan, maar het wantrouwen clustert zich meer en door internet radicaliseert het ook sneller. Het wantrouwen kruipt vanuit de radicale marges naar het midden. Het is een nieuwe vorm van radicalisering die via een relatief kleine groep beroepsactivisten irrationele zorgen aanwakkert en daarmee wantrouwen in de samenleving mobiliseert. Geen leden van bekende terroristische organisaties, maar gewone mensen die niet in het coronavirus of de stikstofuitstoot het probleem zagen, maar in de maatregelen ertegen. Lieve huismoeders die recepten delen en en passant zeggen dat Hillary Clinton een hagedis is. In Engeland is onderzocht hoe alleenstaande vrouwen van middelbare leeftijd op internet kattenplaatjes zoeken en bij complottheorieën terechtkomen, en er nog in gaan geloven ook. De mainstream radicaliseert.’ Heeft de politiek nog wel voldoende vertrouwen in zichzelf? ‘Dat vraag ik me af. Kamerleden maken zelfs ruzie over wat de crisis is. Is de stikstofcrisis een ecologische ramp of worden de boeren gepest? Er is onenigheid over welke waarden op tafel liggen. In 1953 zetten we met z’n allen onze schouders onder de Deltawerken, nu is niet duidelijk wat we aan het bestrijden zijn.’ Het risico is gepolitiseerd. ‘Ja, helemaal, en gepolariseerd. Sommigen zeggen overigens dat er helemaal geen sprake is van crises, dat het alleen maar om uitgestelde problemen gaat. Wanbestuur dus, of noem het een managementcrisis. Ook tussen de overheid en de samenleving is er steeds meer onenigheid over wat de vitale belangen zijn, wat precies de dreiging is en wie ervan de dupe is.’ De overheid zelf is de crisis geworden. ‘Ja, dat is een veel simpeler narratief, schijnbaar eenvoudiger te verhelpen dan de echte complexe uitdagingen die de wereldwijde klimaat-, vluchtelingen- en overige crises presenteren.’ ‘In de jaren 1980 sloeg de crisismalaise toe, toen ministers moesten erkennen dat het voorkomen van een kernramp of kernoorlog niet binnen hun macht lag. Zoals socioloog Ulrich Beck al zei: de technologie, infrastructuur en uitvindingen van de moderniteit bleken zelf de grootste risico’s te zijn. Sinds de jaren 90 wordt het Westen geteisterd door een permanent crisisbesef, aangewakkerd door de beeldvorming in de media.’ Dat emoties hun intrede hebben gedaan in de media is een louter slechte zaak? U sprak in uw theatertour over ‘crisisporno’. ‘Dat is het wel, maar ik kijk niet alleen naar de media, ook naar politici – die voeden het. En ook naar burgers die op sociale media scrollen naar goedkoop genot en snelle voldoening. In plaats van meer diversiteit, heterogeniteit en rijkdom van meningen, heeft het internet ons in een soort trechter naar steeds meer vulgaire emoties geleid.’ U roept ons op samen de dodendans te dansen. Hoe ziet u dat? ‘Uiteraard als beeldspraak, zoals die danse macabre altijd al is gebruikt in onze cultuur, zoals in het muziekstuk van Camille Saint-Saëns, en in schilderijen. Dat was een manier om rampen geestelijk te verwerken. Wat is vandaag onze geestelijke en spirituele verwerking van ramp en crisis? Nog meer op onze timeline zitten, in onze internetbubbel, terwijl die danse macabre mensen vroeger het gevoel gaf dat ze het met elkaar moesten doen. De dans was een memento mori: maak dat je eerzaam, eerlijk en oprecht leeft en omziet naar elkaar. De dodendans moet weer gedanst worden. Neem het voortouw en vraag je af: wat voor mens ben ik in de crisis? Hoe ben ik er voor de ander?’ DS, 29-10-2022 (Ann-Sofie Dekeyser) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 15:11. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.