Jef Geeraerts was een echt inhoudelijk debat waard
Jef Geeraerts was een echt inhoudelijk debat waard
Chris Ceustermans vindt het verontrustend dat Gangreen 1 door een eenzijdige, moralistische lezing uit de canon is verdwenen. Het ontslag van de ‘misselijkmakende’ Jef Geeraerts en zijn Gangreen 1 (Black Venus) uit de literaire canon deed veel stof opwaaien. Maar achter die kwestie schuilt een belangrijker debat. De Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde beweert diversiteit na te streven. Maar is ze zelf ideologisch niet te weinig divers? ‘Oeps, pagina niet gevonden’, verschijnt op de website van de Academie wanneer je er informatie zoekt over Geeraerts’ Black Venus. Het boek is intussen netjes weggegomd. Nu zijn er zowel argumenten te vinden om het boek in de literaire canon te houden als om het overboord te gooien. Verontrustend is dat Black Venus niet om literaire redenen werd geschrapt, maar vanwege een eenzijdige, moralistische lezing van het boek. Het zou een ‘machtspositie van de witte man ten aanzien van de zwarte vrouw’ verheerlijken. De beoordeling van literatuur op basis van een burgerlijk, politiek correct moralisme leidt ons terug naar de pijnlijke beginjaren van de Academie. ‘Den slag der roede’ Al bij de oprichting in 1886 van de Koninklijke Vlaamse Academie woedde er discussie over de legitimiteit van de instelling. Door het systeem van benoeming en coöptatie van leden door andere leden, telde de academie een kleine minderheid liberale, vrijzinnige leden. De weinige gecoöpteerde vrijzinnigen stapten uit de Academie. In 1887 verenigden ze zich met liberalen als Pol de Mont en Max Rooses in een ‘vrije academie’: het Taalverbond. Dat werd een knooppunt van artistieke vernieuwing. Op de vergaderingen van het Taalverbond leerden baanbrekende schrijvers als Cyriel Buysse, Emmanuel de Bom en August Vermeylen elkaar kennen. Die stichtten het kosmopolitische, Vlaamsgezinde tijdschrift Van Nu en Straks. Een deel van de intelligentsia en de generatie van Van Nu en Straks’ers nam de Koninklijke Academie lang niet ernstig. Door ideologische engheid bleef die blind voor de literaire kwaliteit van werken zoals Het recht van de sterkste. De ‘naturalistisch’ onverbloemde manier waarop Cyriel Buysse vrouwen liet vertellen hoe ze hun maagdelijkheid verloren door mannelijke aanranders, botste met de politieke correctheid van die tijd. De Academie greep terug naar moralistische slogans, zoals in 1896, toen ze in haar verslag over de vijfjaarlijkse literatuurprijs stelde dat Cyriel Buysse ‘den slag der roede’ verdiende omdat hij met zijn talent zijn ‘gulden pen’ zag ‘modderen in den laster’. Intussen maakt Buysse al lang deel uit van de literaire canon. Dat moralistische tunneldenken van de Academie kon pas overwonnen worden toen er in de loop van de twintigste eeuw een grotere diversiteit onder de leden kwam. Toen Emmanuel de Bom in 1953 stierf, moest zijn zitje in de Academie door een vrijzinnige worden ingenomen. Verzuiling, jawel. Dat is op zich niet zo aanlokkelijk. Toch kun je je de vraag stellen of dat verzuilde systeem niet transparanter en eerlijker was dan het huidige. De academische faculteiten en schrijverskringen waaruit de Academie nieuwe leden rekruteren, worden meegesleept door een golf van neo*liberaal kosmopolitisme. De natiestaat en Leitkultur lijken ze ouderwets te vinden. Ze voelen meer voor prikkelende concepten als ‘superdiversiteit’. Academici en auteurs die de nieuwe slogans niet kritiekloos belijden, riskeren carrièreschade. Dubbelzinnige schrijvers als Geeraerts lijken niet te passen in de superdiverse postnationale heilstaat en worden met moralistische scherpslijperij opzij*geschoven, net als de katholieke voorgangers in 1896 met Buysse deden. Het pijnlijke is vooral dat er aan Geeraerts ‘defenestratie’ in de Academie zo weinig intern debat voorafging, zoals de voorzitter van de canoncommissie aangaf. Daarvoor bestaat een begrip: pensée unique. Nieuwe breuklijnen Artikel 8 van het decreet op de Academie van 2018 stelt dat de Academie bij haar samenstelling ‘streeft naar een zo representatief mogelijke afspiegeling van de maatschappij’. Daar geeft ze weinig blijk van. De samenleving polariseert. De breuklijnen lopen niet meer tussen vrijzinnig en katholiek, maar tussen hen die de lokale identiteit als een belangrijk tegengewicht zien voor een neoliberale globalisering en hen die de lokale identiteit eerder als een drempel voor integratie lijken te beschouwen. Die twee schurende en wringende maatschappijbeschouwingen hebben beide hun sterke en zwakke kanten en hoeven niet per se diametraal tegenover elkaar te staan. In een open samen*leving is het cruciaal om een inhou*delijk debat te voeren. De casus Geeraerts was daar een goede aanleiding voor. Wordt het geen tijd om het archaïsche systeem van coöptatie van nieuwe door bestaande leden af te schaffen en te kiezen voor een transparant systeem met open kandidatuurstellingen en jury? Coöptatie past beter bij besloten vriendenclubjes zoals een vrijmetselaarsloge. Wanneer je diversiteit predikt, moet je die zelf durven toe te passen. DS, 07-07-2020 (Chris Ceustermans) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 19:19. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.