Niets dan de waarheid?
Niets dan de waarheid?
Nee, postmodernisten willen de waarden van de verlichting niet slopen en relativisten zijn het ook al niet. Rob Devos zet de puntjes op de i. Geleerden houden zich meestal aan hun veilige habitat van de studeerkamer, het labo of het seminarielokaal. Intellectuelen wagen zich op het publieke forum. Zij engageren zich en voeden de maatschappelijke discussie, zoals Maarten Boudry en Steije Hofhuis doen met hun opiniestuk (DS 21 maart). Dat is lovenswaardig. Alleen, politici lopen het gevaar om populistisch te zijn, debaters om te vulgariseren en te simplificeren. Ze zoeken niet de waarheid op, maar de publiciteit. Se non è vero, è ben trovato (zelfs als het niet waar is, is het goed gevonden). Of het nu klopt wat de mediagenieke intellectuelen schrijven of niet, zij lokken er een nieuw debat mee uit, en plaatsen zich zo in de kijker. Guy Debord heeft over de spektakelmaatschappij interessante zaken opgemerkt, maar wellicht is Debord ook al zo’n verderfelijke postmodernist? Loskomen van jezelf Postmodernisme is volgens Boudry en Hofhuis ‘een losse verzameling van denkers, voornamelijk van Franse oorsprong, zoals Jean-François Lyotard, Michel Foucault en Jacques Derrida, maar bijvoorbeeld ook de Amerikaanse filosoof Richard Rorty’. Ik zal focussen op Foucault, die ik vrij goed meen te kennen. Foucault is door zijn (vooral Amerikaanse) enthousiaste lezers als postmodernist ontvangen. Maar hijzelf heeft die benaming steevast afgewezen. Denken is voor hem kritisch zijn, loskomen van jezelf (se déprendre de soi-même). Dat is zowat het tegendeel van je tot welk -isme dan ook te bekennen. Filosofen lopen niet graag achter een vlag. Toen een interviewer hem vroeg hoe hij stond tegenover het postmodernisme, antwoordde hij laconiek: ‘What’s postmodern? I’m not up to date, you know.’ De enige Franse filosoof in het rijtje die zichzelf (een tijdlang) met het postmodernisme identificeerde, was Lyotard. Hij is bekend voor zijn La condition postmoderne uit 1979. Lyotard noemt het een gelegenheidsgeschrift: een rapport over de situatie van het hedendaagse weten, geschreven voor de Raad van Universiteiten van de regering in Quebec. Zijn eigenlijke filosofische boek is Le Différend. Lyotard verbindt daar zijn taalfilosofie met de kansen van de deliberatieve democratie. Met het, te pas en vaak te onpas geciteerde, einde van de Grote Verhalen bedoelt Lyotard dat de optimistische geschiedenisfilosofieën van de 19de eeuw en hun nakomelingen van de 20ste eeuw afgedaan hebben. Wij geloven niet langer dat de geschiedenis de noodzakelijke vooruitgang naar vrijheid en gelijkheid zou zijn. Dat is onze postmoderne bestaansconditie. Lyotard wil de verlichting niet onverkort voortzetten, maar ze ook niet afwijzen. Wat hij wel wil doen, is doorwerken (Durch*arbeiten). Dat is toch geen ‘vandalisme op de kernbegrippen van de wetenschap en de verlichting’? Macht-weten ‘Michel Foucault reduceerde kennis tot een product van hegemonische machtsstructuren’, schrijven Boudry en Hofhuis. Foucault analyseert de relatie tussen kennis en macht. Hij laat zien hoe de menswetenschappen opduiken en functioneren binnen disciplinerende machtsdispositieven. Je kunt het ontstaan van de criminologie bijvoorbeeld niet begrijpen zonder de gevangenis, de pedagogie zonder het onderwijsapparaat, de geneeskunde zonder de moderne kliniek. Macht produceert weten. Weten produceert macht. Dat is het fameuze macht-weten (savoir-pouvoir). Het koppelteken is geen gelijkheidsteken, beklemtoont Foucault, net om het verwijt van reductionisme door haastige lezers te counteren. Foucault weigert herhaaldelijk en met klem als relativist bestempeld te worden. ‘Waar ik ruimte wil voor maken, is precies het tegendeel van het historicisme (historisch relativisme)’, zegt hij. Wél zullen dissidente wetenschappers door hun plaats in het machtsdispositief bepaalde feiten eerder onder ogen krijgen dan wanneer zij een conventionele plaats innemen. De socioloog Loïc Wacquant, die zelf in een arme buurt van Chicago ging wonen, laat in Straf de armen zien dat ondanks het officiële discours over juridische gelijkheid, het huidige neoliberale strafbeleid in de VS vooral de arme, in casu zwarte bevolking treft. Foucault zelf vindt dat er heel wat deskundigheid aanwezig is bij mensen die beroepen uitoefenen die niet-academisch erkend zijn. Verpleegkundigen en patiënten, ‘cliënten’ van de hulpverlening, buurtbewoners en arbeiders weten best wat fout loopt op de werkvloer en waar verandering noodzakelijk is. Loskomen van jezelf is een poging om de werkelijkheid primair vanuit de onderkant of de rand van de maatschappij te bekijken en te analyseren. Risico’s In zijn laatste colleges, die aan veel Vlaamse filosofen ontsnapt zijn, bespreekt Foucault uitdrukkelijk en uitvoerig het waarheidspreken. Hij bestudeert de parrèsia, het moedige spreken van waarheid, in de politiek, het onderwijs en de vriendschap. Opkomen voor de waarheid vinden mensen zo belangrijk, dat ze het risico willen lopen om gestraft, uitgesloten en zelfs om gedood te worden. Foucault focust op het waarheid*spreken in de klassieke oudheid en het vroege christendom. Zonder parrèsia verwordt de democratie tot onverschilligheid en tirannie. De intellectueel laat niet na de parallel te trekken met vandaag. Ik citeer uit een interview in Le Monde: ‘Wij kunnen aan een regering niet vragen dat ze de waarheid spreekt, de hele waarheid en niets dan de waarheid, maar wel een bepaalde waarheid aangaande de grote projecten, de algemene keuzes van haar tactiek, een aantal specifieke punten van haar programma. Niets is gevaarlijker dan een politiek systeem dat pretendeert de waarheid voor te schrijven. Niets is inconsistenter dan een politiek regime dat onverschillig staat tegenover de waarheid. De taak om waarheid te spreken is een eindeloze arbeid: ze in haar complexiteit respecteren is een plicht waar geen enkele macht aan kan voorbijgaan.’ Een hele groep anti-positivistische en anti-sciëntistische filosofen (Hegel en Marx, de hermeneutiek, fenomenologie en de Kritische Theorien, maar ook de postmodernisten) wilden kennis niet ondermijnen, maar wilden haar beschouwen in haar relatie tot de geleefde werkelijkheid. Op die manier focussen zij, veel meer dan op de objectiviteit van abstracte wetenschappelijke kennis, op het belang van kennis voor concrete maatschappelijke en persoonlijke kwesties. Alleen boze geesten spreken dan van ‘relativisme’. Rob Devos, emeritus. Hij doceerde ethiek, politieke theorieën en cultuurfilosofie aan de KU Leuven DS, 24-03-2018 |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 23:19. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.