Ook wettelijk samenwonenden krijgen vruchtgebruik op woning
 

Ook wettelijk samenwonenden krijgen vruchtgebruik op woning


Vanaf 18 mei kan de overlevende samenwonende niet meer uit de gemeenschappelijke woning worden gezet.


Behalve het klassieke huwelijk tussen man en vrouw bestaat sinds 1 januari 2000 de wettelijke samenwoning. De samenwoners leggen hiervoor een verklaring af voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van hun gemeente.

Samenwonenden kunnen hetero- of homoseksuele paren zijn, maar ook familieleden (kind met ouder, kleinkind met grootouder, broers of zussen) of zelfs vrienden.

Samenwonenden zijn verplicht financieel bij te dragen in de kosten voor het huishouden, evenredig met hun inkomen. Maar ze konden tot nu niet van elkaar erven. Daar komt vanaf 18 mei verandering in.

De langstlevende samenwonende kan dan niet meer op straat worden gezet door de erfgenamen van de overleden samenwoner.

De overlevende van het samenwonende paar krijgt vruchtgebruik op de gemeenschappelijke woning en op het daarin aanwezige huisraad. Het gaat dus om een beperkt erfrecht voor wettelijk samenwonenden. Toch kan het heel wat moeilijkheden voorkomen.

Voor het erfrecht tussen samenwonenden is niet vereist dat de overledene een testament heeft opgemaakt. Maar als er een testament is opgesteld en de overleden partner heeft geen kinderen, kan de overlevende samenwonende de hele nalatenschap krijgen - als dit de wens was van de overledene.

Tot nu hadden de ouders van de overledene in dat geval recht op de helft van de nalatenschap.

Behalve de lusten zijn er ook lasten. De langstlevende samenwonende moet bijvoorbeeld bijdragen in de kosten voor de opvoeding van de kinderen van de overledene, ook als die niet van hem of haar zijn. De langstlevende moet ook de behoeftige ouders van zijn overleden partner financieel bijspringen.

Naast de wettelijke samenwoning bestaat het samenlevingscontract, waarin partners vastleggen wie wat bezit. Tussen 2000 en 2003 werden 46.575 van deze samenlevingscontracten afgesloten, met een piek van 21.397 in 2001. In dezelfde periode zijn er ook al 9.855 (21 procent) van die contracten ontbonden. (fvg)

www.dekamer.be (document 51/2514 nr. 5)


DS, 11-05-2007