Hebben we meer meesters nodig?
‘Welja, ik zou graag bij mij in de klas zitten’
Uw kind in de lagere school heeft straks maar één kans op de zeven om een meester te krijgen. Dat beïnvloedt de leerresultaten niet, maar versterkt wel een hoop genderclichés. Zoals de rampzalige idee dat een job in het onderwijs helemaal niets voor mannen is. Ze zitten in een halve kring rond me: negen rumoerige jongens van tien jaar, die allemaal hun grote zeg willen doen over juffen. ‘Juffen zijn niet leuk’, zegt Yarne. ‘Ze worden snel boos, ze zijn altijd kwaad. Meisjes mogen praten, die krijgen nooit straf. Jongens wel. Jongens moeten al-tijd op de gang gaan staan.’ Vele hoofden knikken. ‘Een juf vertelt keilang over wat we moeten doen,’ klaagt Tygo, ‘en dan zijn we het vergeten wanneer we moeten beginnen.’ Maar dit jaar hebben ze geen juf, wel meester Bert. Voor zeven van hen is dat een primeur, die naar meer smaakt. Want de meester lacht, de meester begrijpt, de meester speelt. ‘Juffen spreken altijd met dezelfde stem, maar de meester met allerlei stemmetjes: dát is leuk’, zegt Okan. ‘Vorig jaar kwam ik te weten dat ik ADHD heb en de meester geloofde me meteen. Hij zorgt heel goed voor mij’, aldus Arne. En Cedric: ‘Het is mijn eerste meester. Ik ben blij. Hij is grappig. Soms ook boos, maar dat duurt nooit lang.’ Ik probeer het bij de rustigere, tienkoppige meisjesgroep uit dezelfde klas, 4b aan het Sint-Ursula Klim op in Lier. Kato kan vergelijken, ze is aan haar derde meester toe. ‘Meesters zijn leuker, deze speelt zelfs gitaar’, zegt ze. ‘Juffen maken minder grappen en zijn zeker serieuzer.’ Nee, er worden nooit meisjes op de gang gezet, dat klopt. ‘Ik ben toch wel vaak verlegen’, zegt Belinay stilletjes. ‘Ik weet soms de oplossing, maar durf die niet te zeggen. Het is nog maar mijn eerste meester.’ ‘En bij een meester kan je natuurlijk niet gauw terecht met meisjesproblemen’, zegt Zoé. Ze knikken wijs. De meesten hier zullen in hun hele lagereschooltijd maar één of hooguit twee jaar een meester gehad hebben. En dat is verre van ideaal, want ‘in elk beroep heb je beter een mix van geslachten’, vindt de onderwijssociologe Mieke Van Houtte (UGent). Maar de feiten zijn hard. In 2003 was 20 procent van het bestuurs- en onderwijzend personeel in het Vlaamse basisonderwijs man, nu is dat nog 14 procent (vertaald naar fulltime-equivalenten). Het aantal afstuderende meesters schommelt al jaren rond de 12 procent. ‘Dat is ver onder het kritische punt van 25 procent’, zegt sociaal psychologe Colette Van Laar (KU Leuven). ‘Mannen zullen nu steeds vaker moeten uitleggen waarom ze ervoor kiezen om meester te worden. Zo wordt het steeds moeilijker om hen naar het onderwijs te halen.’ Niet druk, wel overenthousiast Wie zijn de mannen die wél nog voor de klas staan in de lagere school? Die zich er dus geen zier van aantrekken dat het beroep zijn status verloren zou hebben omdat het ‘vervrouwelijkt’ is? Bert Raes (40) is zeventien jaar bezig. Hij heeft onderweg wel eens getwijfeld, geeft hij toe. Dat deed hij zelfs voor hij begon, ook al volgde hij de opleiding. ‘Maar de stage viel geweldig goed mee en er was een directrice die expliciet “een man” zocht onder de afgestudeerden. Ik denk dat directies vandaag meer dan ooit mannen zoeken.’ In Lier zijn ze met vier – Tom, Wim, Bert en Steven – maar slechts één staat voltijds voor de klas. Dat is typisch. Mannen in het onderwijs migreren sneller dan vrouwen naar de ‘verantwoordelijke’ posten, zoals die van directeur (Steven), halftijds boekenmeester (Tom) of deeltijds ICT-coördinator (Bert). Sociologen hebben die patronen al lang vastgesteld: mannen vinden leiding geven en status belangrijker, vrouwen gaan meer voor de menselijke contacten en de balans met het thuisfront. Mannen pakken het inderdaad ‘anders’ aan, vindt Bert. ‘Humor? Ik maak veel opmerkingen met een kwinkslag, in plaats van me boos te maken. Als je als kind de hele tijd hoort dat je niet netjes schrijft, werkt dat averechts. Ik let ook minder op de details. Ik heb een jongen die niet netjes schrijft, en met veel fouten, maar hij is erg intelligent. Dan moet je daar doorkijken. Misschien doen mannen dat sneller, ja. We hadden hier ook een jongen die velen érg druk vonden. Ik interpreteerde dat als overenthousiast. Hij wilde wel leren, maar op zijn manier, dus waarom hem straffen? Zijn moeder is nu een fan van me.’ (lacht) Dat mannen een andere stijl hebben, wordt bevestigd door nationaal en interna-tionaal onderzoek, zegt Mieke Van Houtte. ‘Vrouwen zijn minder los en geven les met meer structuur. Mannen zouden ook sneller vertrouwen geven en vrouwen zouden eerlijker oordelen. Dat ligt allemaal aan de socialisering. Meisjes worden opgevoed om zorgzaam, gedisciplineerd en met structuur te werken. Ik herken dat zelf: ik word snel uit mijn concentratie gehaald wanneer voor mij studenten zitten te praten.’ ‘Ik hoor van veel ouders dat hun kinderen mijn lossere manier van werken appreciëren’, zegt Bert. ‘Ik ga luchtig en intuïtief om met regels voor kledij, stilzitten, precies op het lijntje schrijven (zucht) en slordigheid. Laten we zeggen dat het niet altijd de schuld van het kind is en dat ik daar begrip voor toon. Sommige kinderen hebben het erg moeilijk thuis. Maar ik sta wel op goed gedrag. Beleefdheid en onderling respect vind ik belangrijk. Als ik praat, móét het stil zijn. Voor agressie, en zeker pesten, heb ik geen begrip.’ ‘Wel ja’, geeft hij toe. ‘Ik zou graag bij mij in de klas zitten. Omdat ik altijd goedgezind ben en nieuwe dingen durf te proberen.’ Het jongensprobleem Hebben we meer van die meesters nodig? Absoluut, vindt al wie vaststelt dat jongens het op school minder goed doen dan meisjes. Sinds de jaren 80, toen meer meisjes algemeen onderwijs gingen volgen, spreken we van “the boys problem”. Sociologen die zich altijd zorgen hadden gemaakt over de slechtere resultaten van meisjes, doen dat nu over die van jongens. Een veelgehoorde, want intuïtief gesuggereerde oorzaak daarvoor is de vervrouwelijking van het beroep – sinds 1993 geven meer vrouwen les dan mannen. Volgens het interuniversitaire Procrustes-onderzoek (2012-15), over de eerste jaren van de middelbare school, ervaren jongens meer negatieve feedback op school. Ze vinden hard werken niet ‘cool’, zijn minder sterk in zichzelf reguleren, gaan identiteitsontwikkelingen sneller uit de weg en denken traditioneler en meer genderconform. Dat geeft hen een lager zelfbeeld plus het idee dat ze hun studie niet doeltreffend aanpakken. Dat zou zich dus wreken in hun resultaten. Volgens het Vlaamse ministerie van Onderwijs heeft ‘het geslacht van leerkrachten omzeggens geen invloed op de leerprestaties van jongeren’. Van Houtte: ‘Er is inderdaad geen enkel onderzoek dat een verband aantoont tussen de slechtere resultaten en de vervrouwelijking van het onderwijs. De redenering is trouwens vreemd als je weet dat de achterstand van jongens begonnen is toen het onderwijs in de jaren 90 ging experimenteren met lossere structuren. Hoe zou dat gelinkt kunnen worden aan vrouwen, wie net verweten wordt te gestructureerd les te geven?’ Maar een school doet natuurlijk meer dan kennis doorgeven. Ook de achtergrond, de persoonlijkheid en het geslacht van leerlingen en leerkrachten hebben een invloed, toch? ‘Het belangrijkste is dat de kinderen blootgesteld worden aan een breed scala’, zegt Colette Van Laar. ‘En dan gaat het niet alleen over gender. Ook de culturele en etnische achtergrond spelen een rol, net als seksualiteit. Al blijft het, door de socialisering, wel nog altijd zo dat je meer mannelijke kenmerken bij mannen vindt, en meer vrouwelijke kenmerken bij vrouwen. Dat er steeds meer mannen uit het onderwijs gaan, is dus een belangrijk probleem. Zeker omdat je als man sterk moet staan om dit beroep te willen uitoefenen: het wordt gestigmatiseerd.’ Dé mannen en dé vrouwen Is dat zo? Voelen onze meesters zich gestigmatiseerd? Ik heb een nieuwe afspraak in Lier met Wim (46), Steven (41), Bert en de jonge LO-leerkracht Simon (25). We hebben het over de nieuwe speelplaats, een project van Bert. De overzichtelijke tegelstructuur werd omgebouwd tot een urbane jungle, met veel heuveltjes, touwwerk, plantsoentjes en ‘zo weinig mogelijk regels’. ‘Dat laatste was hier niet de gewoonte,’ zegt directeur-ad-interim Steven, ‘en voor sommige collega’s was het best moeilijk om daarmee om te gaan.’ Hun mannelijke zelfbeeld delen de meesters: ze omschrijven zichzelf als ‘organisch’, ‘niet zo gestructureerd’ en ‘losser’. Schoonschrift? Niet zo belangrijk. Een deadline missen? Dat kan gebeuren. Iets nieuws proberen en de controle verliezen? Moet kunnen. Al twijfelt Wim toch aan de opsplitsing: ‘Ik krijg soms te horen dat ik precies geen stress ken. Dat is zo, maar is dat typisch mannelijk?’ Bert: ‘Het valt toch wel op dat de vier mannen hier allemaal stressbestendig zijn.’ Maar zijn de mannen uit zichzelf zo laidback? Of omdat dat in een dominant vrouwelijke omgeving hun beste kans op ‘male bonding’ is? ‘Wij zoeken elkaar zeker meer op’, vertelt Wim. ‘Om over de voetbal te klappen, en over hoe we dingen aanpakken. Kijk, ik denk niet in termen van mannen versus vrouwen. Maar wanneer ik Bert hoor vertellen over hoe hij werkt, ligt dat me beter dan wanneer ik de meeste juffen hoor.’ Als man worden ze ook wel aangepord. ‘Ik begrijp dat altijd eerst naar de mannen gekeken wordt om te sjouwen’, zegt Bert. ‘Maar vrouwen kunnen met vier toch ook een kast verplaatsen? En waarom staan vooral de mannen de doorlichting te woord? (aarzelt) Dat de juffen liever hebben dat wij het nachtlampje maken, en dat zij het knutselen wel voor hun rekening nemen, dat versterkt natuurlijk de traditionele patronen. Is dat fout? De realiteit van een school is dat je het aanwezige talent gebruikt.’ ‘Iedereen is zich zeer bewust van wat de samenleving verwacht,’ zegt Colette Van Laar, ‘en legt zichzelf daardoor beperkingen op. Naarmate gender meer aanwezig is in de hoofden, plakken mensen meer genderkenmerken en verwachtingen op elkaar. Dan wordt het “dé mannen” en “dé vrouwen”. En naarmate die mannen op school met minder zijn, wordt hun mannelijke kant nog meer benadrukt.’ Daar heeft Wim ervaring mee: ‘Er bestaat een enorm misverstand bij de ouders over meesters. Mannen worden gezien als gestructureerde leerkrachten, terwijl we dat doorgaans net niet zijn. Vaak zetten ze om die reden de moeilijke gevallen bij ons: eens bij een meester zitten zal hem goed doen, daar zal hij leren luisteren. Komaan! Ouders praten kinderen soms een angst aan voor dé meester. Ik denk dat ze veel clichés doorgeven. Dat genderdenken zit meer bij hen dan bij ons.’ Nauwelijks nog status ‘Het zou niet zo leuk zijn om hier als enige man te staan’, zegt Bert. En dat vinden wel meer mannen. Velen denken er zelfs niet aan de job aan te nemen. ‘Het beroep heeft niet meer de status die het vijftig jaar geleden had’, zegt Jens Van Tricht, auteur van het essay Waarom feminisme goed is voor mannen. ‘Dat weerspiegelt de maatschappelijke onderwaardering voor vrouwelijk werk en voor kinderen. Onze neoliberale samenleving zweert vooral bij erg mannelijke waarden als autonomie, competitie, zelfredzaamheid. Dat in sommige landen het loon verhoogd wordt om mannen in het onderwijs te krijgen, is cynisch, al kan je het ook zien als een erkenning voor zorgarbeid. Maar zullen die mannen dan ook de vrijheid hebben om parttime te werken en van hun kinderen te genieten? Ik zie velen net snel naar een managementpositie evolueren.’ ‘Ik weet het’, zegt Bert. ‘Deze job heeft nauwelijks status, maar ik hecht daar weinig belang aan. Ik heb twee dochters van zes en negen, en ik kan er vaak zijn voor hen. Om vier uur ben ik klaar en in de zomer ben ik vrij. Mijn ex-vrouw heeft meer stress, hoor.’ Ik ga op de koffie bij Stephanie (35), door de meesters unaniem naar voren geschoven als de juf met het hoogste meesterschap. Zij heeft de tweedaagse uitstap geregeld, klinkt het waarderend. Ze zat als enige vrouw in de werkgroep om de speelplaats te transformeren en werkte ook technisch mee. ‘Ik vind het best wel een compliment’, gnuift ze. ‘Ik pak de dingen aan, ja. Ik relativeer veel en dat is nodig in deze job: je moet het kunnen loslaten. Ik speel graag met humor. Wat geroezemoes in het begin van de les vind ik geen probleem, want de kinderen kunnen echt niet altijd stil zijn. En ik zeg heel direct wat ik denk: dat appreciëren de mannen. Maar ik ben wél voor structuur en orde. (denkt na) Maakt het zo’n verschil? Wim zijn kast is een mesthoop, maar hij weet er wel alles in liggen.’ Als Stephanie de meest mannelijke vrouw is, dan is Steven de meest vrouwelijke man, vinden de meesters – ‘misschien was hij daarom zo geschikt om directeur te worden?’ En er zijn nog wel juffen met bepaalde ‘mannelijke’ kantjes, hoor ik. ‘Wat dat betekent? Dat roept inderdaad de vraag op of we nog kunnen denken in termen van man en vrouw’, zegt Mieke Van Houtte. ‘Want zo gendergericht denken, roept veel stereotiepe denkbeelden op. Die bevestigen de genderrollen alleen maar, en dat schrikt de jongens af en houdt jonge mannen weg.’ Te voorzichtig Dit is de paradox: het basisonderwijs heeft meer mannen nodig, om kinderen meer in contact te brengen met mannelijke kenmerken. Maar als we die zozeer vast blijven haken aan sekse, zullen alle genderclichés bevestigd blijven. En dat helpt de jongens niet vooruit. Het ministerie van Onderwijs lijkt intussen vooral vooruit te kijken. Er zijn voor 2018 geen bijsturingen om meer jonge mannen naar het lager onderwijs te halen. De maatregelen die de job aantrekkelijker moeten maken, zoals een hervorming van de opleiding en een nieuw lerarenplatform, gelden voor iedereen – ‘en dus ook voor mannen’. Steven – intussen directeur – volgt die lijn: ‘Ik heb voor het nieuwe schooljaar net twee jonge mannen aangeworven. Niet omdat ze man zijn, wel omdat hun sollicitatie erg goed was. Maar ik geef toe dat ik een mannelijke sollicitatie extra goed bekijk.’ ‘Zoals alle diversiteitskwesties is ook de discussie over gender in het onderwijs complex’, vindt Colette Van Laar. ‘Alles wat gezegd wordt, leidt tot discussie. Iedereen is voorzichtig. Er is bijvoorbeeld hoogdringend een debat nodig over hoe kinderen op te vangen. Sinds de problemen met kindermisbruik en #MeToo distantiëren mannen zich van kinderopvang, om geen enkel risico te lopen op een verkeerde perceptie. Ze voelen zich heel kwetsbaar. Zelfs neutraal gedrag kan verdacht zijn. Een vreselijke ontwikkeling.’ In Klim op in Lier knikken de heren. ‘We hebben daar zeker meer aandacht voor’, zegt Steven. ‘Je moet uitkijken hoe je met de kinderen omgaat. Iemand knuffelen betekent opletten.’ Bert: ‘Ik waag me voor het zwemmen niet in de meisjeskleedkamers. Maar dat is al zo sinds de affaire-Dutroux.’ Steven: ‘Daar hebben juffen geen last van, die gaan ook bij de jongens binnen.’ Ze zwijgen. Juf Stephanie lijkt haar sleutel in handen te hebben. Ze complimenteert meisjes én jongens met hun kleren en kapsels, lost gedragsproblemen op met begrip voor stoornissen, benadrukt de kwaliteiten van het kind, stelt grenzen duidelijk maar niet streng. ‘Ik ben zo veel mogelijk mezelf. En de ouders weten dat: ze vragen me soms om eens “met hun jongens te praten”. Dát is voor mij een groot compliment.’ DS, 25-08-2018 (Peter Vantyghem) |
Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 16:01. |
Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.