PDA

Bekijk de volledige versie : De 'strenge' filosofie van E. Levinas


Barst
8th May 2006, 23:33
De ongewenste bij uitstek - De voorwaarde van de vrijheid


"Het appel dat het gelaat van een ander op je doet, is de voorwaarde voor je vrijheid." Dit jaar wordt de honderdste verjaardag herdacht van de geboorte van Emmanuel Levinas, een van de grootste filosofen van de vorige eeuw. Filosoof en priester Roger Burggraeve heeft hem persoonlijk gekend. Een gesprek over Levinas' ethiek van de Ander.


VOOR Sartre is de ander de hel, voor Levinas is hij de ongewenste bij uitstek. Dat klinkt niet echt charmant en al evenmin hoopgevend. Maar de conclusies die deze filosofen hieruit trekken, staan diametraal tegenover elkaar: volgens Sartre herleidt de blik van de ander je tot een object, volgens Levinas is het gelaat van de ander juist de voorwaarde van je vrijheid. Verantwoordelijkheid opnemen voor de ander bevrijdt je uit je eenzaamheid en zelfgenoegzaamheid. Het maakt je uniek, ja zelfs uitverkoren. Niet omdat je beter bent, maar omdat jij de enige bent die in vrijheid die verantwoordelijkheid waar kan maken. Daarin schuilt de kern van de strenge ethiek van Levinas.

Emmanuel Levinas groeide op in een traditioneel joods gezin, dat in 1914 uitweek naar Oekraïne op de vlucht voor de Duitse bezetting. Na de Russische revolutie ging de familie Levinas op de loop voor het communisme: in 1920 keerde het gezin terug naar het intussen onafhankelijke Litouwen. Emmanuel Levinas studeerde filosofie in Straatsburg en later in Freiburg. ,,Ik kwam voor Husserl en ik ontdekte Heidegger," zei hij later. Levinas werd een adept van het ,,fenomenologisch denken'' van zijn leermeesters. Hij introduceerde die filosofie in Frankrijk en bleef ze zijn leven lang trouw. Ondanks Heideggers antisemitische trekken is Levinas' bewondering voor zijn denken nooit getaand.

In 1931 vestigde hij zich in Parijs, waar hij Raïssa Lévy opnieuw ontmoette, het buurmeisje uit zijn geboortedorp, dat hij volledig uit het oog was verloren. Raïssa was pianiste, en verbleef in Parijs om haar studies te voltooien. Ze trouwden en bleven in de Franse hoofdstad wonen tot Levinas in 1939 gemobiliseerd werd, krijgsgevangene werd gemaakt en vijf jaar als houthakker in Duitsland dwangarbeid moest verrichten. Zijn vriend Maurice Blanchot ving zijn vrouw en dochtertje op voor ze onderdoken in een klooster bij Orléans. Toen zijn kamp in april 1945 door de Engelsen werd bevrijd, vernam Levinas dat zijn ouders en zijn twee broers in Litouwen met een mitrailleur waren neergemaaid. Hij heeft er nooit over gepraat. Enkel het opschrift in zijn boek Autrement qu'être (verschenen in 1974), dat hij aan hen opdroeg, beklijft als een stille getuigenis.

Levinas werd lang veronachtzaamd in het Parijse intellectuele wereldje. Hij werd pas op latere leeftijd, dankzij de filosoof Paul Ricoeur, tot professor benoemd aan de universiteit van Nanterre en later aan de Sorbonne. Hij stierf op 25 december 1995.

ER is geen betere gesprekspartner denkbaar om over Levinas' filosofie te praten dan de Leuvense professor Roger Burggraeve. Hij promoveerde op Levinas, doceert ethiek in Leuven en Brussel en reist de hele wereld af om lezingen en cursussen te geven over deze denker. ,,Levinas heeft mij geholpen om bepaalde ideeën die ook in het christendom leven scherper te stellen. Dankzij hem ben ik een beter christen geworden."

Met verve en passie vertelt Burggraeve het verhaal van hun jarenlange vriendschap. Die dateert van 1976, toen Levinas doctor honoris causa werd van de universiteit van Leuven. De vele ontmoetingen tussen de katholieke priester en de joodse denker speelden zich meestal af bij Levinas thuis in Parijs. ,,Hij was heel gastvrij, het begon altijd met een kopje koffie, een gebakje en een glaasje Cointreau. Dat helpt voor het gesprek, zei hij. Zijn vrouw was er altijd bij. Ook als hij in het buitenland een lezing gaf, zocht hij altijd eerst in de zaal waar zijn vrouw zat.

Hij kwam uit een joodse gemeenschap die sterk doordrongen was van de traditie van de Talmoed, het bediscussiëren en interpreteren van de teksten. Voor hem ben je geen jood omdat je een joodse moeder hebt, maar omdat je de teksten bestudeert. Niet dat hij argumenten voor zijn filosofie zocht in zijn geloof. Die zocht hij in de rationele wetmatigheden van de filosofie zelf. Maar natuurlijk is er altijd een verankering in wat Levinas de prefilosofische bestaanservaringen noemt en die waren voor hem joods. Vandaar dat hij vaak bijbelse teksten aanhaalt, zij het nooit als bewijs, enkel als illustratie. De Talmoed had hem een manier van denken verschaft, maar of de tekst nu van een profeet of van Plato of Heidegger kwam, deed er niet toe. Het sacrale van een tekst lag voor hem in de oneindigheid van de interpretaties.

Dat wil zeggen dat de eerste betekenis van een tekst nooit de laatste is, dat de ene betekenis weer een andere suggereert, dat je die met elkaar confronteert en je afvraagt wat de zin ervan is voor ons vandaag. Daarin schuilt de transcendentie van een tekst. Er is dus geen extern argument in de trant van: het is waar omdat het in de bijbel staat, of omdat die tekst een empirische of historische waarheid zou bevatten. We weten bijvoorbeeld dat Mozes de vijf aan hem toegeschreven boeken van de Thora niet geschreven heeft, maar dat vernietigt de betekenis van die teksten niet.

Door mij te verdiepen in Levinas heb ik als katholiek de bijbel ontdekt en geleerd dat de evangeliën in de eerste plaats joodse geschriften zijn, dat Jezus joods was en dacht als een jood. Ik ben het evangelie anders gaan lezen en besefte dat ethisch leven eigenlijk een vorm van geloof is. Ik leerde hoe je die teksten filosofisch moet benaderen. Veel mensen gaan ervan uit dat het een heilige tekst is die rechtstreeks door God geopenbaard werd. Helemaal niet, het zijn menselijke teksten. Het is een uitdaging om die tekst te begrijpen, opnieuw te interpreteren en daar de consequenties uit te trekken voor de praktijk. Levinas haalde vaak het verhaal aan van Abraham die drie rondzwervende bedoeïenen in de woestijn ontmoet en hen gastvrijheid aanbiedt. Dat betekent: open staan voor de ander. Daarin schuilt je relatie tot God..

LEVINAS' moedertaal was Russisch, maar hij en zijn twee broers werden vanaf hun zesde ook in het Hebreeuws onderwezen. Zijn vader had een boekhandel en zijn moeder las hem altijd Russische literatuur voor: vooral Dostojevski, Tolstoj, Gogol, Toergenjev, Poesjkin. Ook Shakespeare en Cervantes waren hem van jongs af vertrouwd. Levinas beweerde dat hij aangetrokken werd tot de filosofie via de literatuur, omdat je in literatuur de fundamentele vragen van het bestaan en de zoektocht naar zingeving terugvindt.

Het is onmiskenbaar dat Levinas beïnvloed was door Dostojevski door diens nadruk op 'het onverzadigbaar medelijden'. Verantwoordelijkheid voor de ander is belangrijker dan een antwoord zoeken in het bovennatuurlijke.

In 1934 publiceerde Levinas in het tijdschrift Esprit een bijdrage over de filosofie van het nazisme, waarin hij zich intellectueel en spiritueel verzet tegen het gedachtegoed van Hitler en glashelder de racistische fundamenten van het nationaal socialisme ontleedt. Er zijn momenten in het leven, schrijft hij, dat filosoferen een misplaatste bezigheid is. De tekst, geschreven zes jaar voor het uitbreken van de oorlog, had iets profetisch.

Levinas' denken was getekend ,,door het voorgevoel en de herinnering aan de Holocaust". Voor hem was de bron van het denken niet de verwondering, zoals de Grieken zeggen, maar een trauma dat je zo getroffen heeft dat je niet meer dezelfde bent als voorheen.

Levinas praatte zelden over de Shoah, in de eerste plaats omdat hij er huiverig voor was dat het als exhibitionisme zou overkomen. Hij wilde tot elke prijs voorkomen dat er een vorm van esthetiek rond de Shoah zou ontstaan, dat het onaanvaardbare zou worden misbruikt. Zo zei hij ooit in een gesprek over Israël: ,,Zich op de Holocaust beroepen om te beweren dat God in alle omstandigheden met ons is, is net zo afschuwelijk als de ' Gott mit uns ' op de koppelriemen van de beulen.''

Burggraeve: ,,Hij was daar inderdaad zeer beducht voor. Maar er is nog iets anders: enkele weken na de val van de Berlijnse Muur in 1989 was ik weer eens bij hem in Parijs en hij zei: 'Natuurlijk is de val van de muur een goede zaak, want dat is het einde van iets wat in een zekere zin verschrikkelijker is dan de Holocaust.' Ik zei: 'Sorry, maar dat begrijp ik niet.' Toen legde hij me uit dat de Shoah natuurlijk een onvoorstelbaar kwaad was, maar dat de terreur van het stalinisme werd georganiseerd in naam van de solidariteit met de kleine mens. Dus in naam van het opnemen van je verantwoordelijkheid voor de minderbedeelden organiseer je een gesloten systeem dat het laatste woord heeft over de zin en de onzin van het bestaan van mensen en hun waardigheid. Dat is vreselijk. Het nazisme komt voort uit het racisme, uit het diabolische kwaad dat zichzelf tot een totalitair regime verheft. Maar het stalinisme gaat uit van het tegendeel, namelijk van een ethisch beginsel.

Toen begreep ik wat hij bedoelde: er is niet alleen het kwaad dat uit het kwaad voortvloeit, maar er is ook het kwaad dat uit goede principes voortkomt. Dat doet niets af aan het diabolische karakter van de Holocaust, maar dat andere kwaad noemt hij 'in zekere zin' erger omdat het uit het goede voortkomt. Dat kwaad, zei hij, is ook in onze liberale democratieën mogelijk. Het onderwijs, de gezondheidszorg of de economie kan zich ook bij ons tot een soort van totalitair systeem ontwikkelen, in naam van de vrijheid."ERVAN uitgaan dat een softe, multiculturele benadering die is gebaseerd op respect voor de ander volstaat om in Levinas' voetsporen te lopen, is wat kort door de bocht. Zijn denken gaat een stuk verder. Om zijn ethiek van de Ander samen te vatten, haalt hij zelf wel eens de hoffelijkheidsformule 'Na u' aan. Daarin schuilt de asymmetrie van de relatie tot de Ander, ze gaat niet uit van wederzijdsheid, het is geen ruilhandel. Bovendien is er altijd het probleem van de Derde. Goed zijn voor A zou kunnen betekenen dat je B onrecht aandoet. Levinas benadrukt het belang van de politieke, juridische en economische verantwoordelijkheid. Met andere woorden: het belang van de staat. Die staat, zegt hij, is nooit perfect en moet dus voortdurend gecorrigeerd worden. Gecorrigeerd door wat hij ,,de kleine goedheid'' noemt.

Burggraeve: ,,Dat is de goedheid die het institutionele overschrijdt. De staat is noodzakelijk, maar kan onmogelijk rekening houden met het unieke van ieder individu. Dus kun je nooit het laatste woord aan het systeem geven. Maar ook die kleine goedheid mag nooit een systeem worden. Dat noemt hij 'de edele casuïstiek' die iedere persoon als een unieke andere behandelt. Daarin schuilt de verantwoordelijkheid van ieder mens ten aanzien van zijn naaste. Denk bijvoorbeeld aan het probleem van de illegalen. Op politiek vlak moet je een systeem hebben dat toelatingen regelt, voorwaarden en criteria oplegt en dat moet in eer en geweten worden toegepast. Maar je weet dat je sommige mensen daarmee onrecht aandoet. Het systeem kan daar geen rekening mee houden. Maar er is die kleine goedheid die ons voor onze persoonlijke verantwoordelijkheid plaatst. Die kun je niet organiseren. Als iemand op sterven ligt, kun je niet zeggen: we moeten eerst even de bijstand gaan regelen. Er is het onmiddellijke, absolute verbod deze unieke andere in de steek te laten. Het is een bescheiden goedheid, want ze kan niet overal alles voor iedereen oplossen. Ze wordt gedragen door individuen die het systeem schragen en tegelijk overschrijden.

Iedere religie loopt volgens Levinas het risico haar eigen waarheid voor te stellen als dé heilsboodschap, zodat al wie daar niet aan beantwoordt uitgeschakeld mag worden. Ook dan organiseer je het kwade in naam van een ethisch principe. Het gevaar schuilt niet in de religie zelf, maar in de georganiseerde godsdienst als instituut of als systeem. Levinas waarschuwt er altijd voor dat de structuur, de organisatie, het systeem niet belangrijker mag worden dan de rechten van de mens. Dat gevaar loopt iedere staat, ook de meest liberale. De rechten van de mens overschrijden de rechten van de staat. In het Westen worden de rechten van de mens te gemakkelijk geïnterpreteerd als recht op vrijheid voor jezelf, terwijl Levinas de nadruk legt op de rechten van de kwetsbare andere die een beroep doet op jouw verantwoordelijkheid. De rechten van de ander zijn dus eigenlijk mijn plichten. Dat is natuurlijk heel radicaal. Vandaar de uitspraak dat de ander de ongewenste bij uitstek is. Levinas geeft het voorbeeld van mensen die kinderen willen, maar daarom lang niet altijd de kinderen hebben die ze wensen.

Je kunt moeilijk zeggen: dat kind heb ik niet gekozen en dus ben ik er niet verantwoordelijk voor. Niet mijn verlangen of mijn voorkeur is bepalend, maar de ander als ander maakt mij verantwoordelijk, ook al beantwoordt hij niet aan mijn verwachtingen. Niemand kan zichzelf vrijpleiten van die verantwoordelijkheid, daarin ben je uitverkoren, al is het natuurlijk geen leuke uitverkiezing."

IS die radicale, strenge ethiek van Levinas te verklaren vanuit een pessimistisch mensbeeld? ,,Hij is zich er in ieder geval van bewust dat geen enkele filosofie of geen enkel systeem de gewelddadigheid van de mensheid kan voorkomen zonder zelf in een finaal systeem te vervallen. Hij is zich ook bewust van de kwetsbaarheid van de ethiek, het is een ethiek zonder belofte of beloning.

Bovendien hecht hij veel belang aan de vrijheid van het individu. Maar in tegenstelling tot wat men gemakshalve denkt, is het ontdekken van je identiteit niet je ware vrijheid. Het is geen eindpunt, maar slechts een voorwaarde. Door te antwoorden op het appel dat de ander op je doet, door je verantwoordelijkheid op te nemen, ontken je je vrijheid niet, maar fundeer je haar.

Je vrijheid ligt in het al of niet beantwoorden van dat appel om de ander niet aan zijn lot over te laten. Daar komt God niet tussen. Een almachtige God die wikt en beschikt kent bij Levinas geen genade..


DS Letteren 05-05-2006 (France Guwy)