Barst
4th January 2005, 06:23
Het achtste werk
Door Guy Tegenbos
Een evaluatiecommissie heeft commissaris-generaal Herman Fransen en de andere toplui van de federale politie beoordeeld. Dat er zo'n commissie bestaat en dat ze, voor zover dit zichtbaar is, in volle onafhankelijkheid mocht werken, kan niet genoeg worden toegejuicht. We zijn dat niet gewend. De Belgische politieke tradities willen dat toplui van dat kaliber ofwel nooit beoordeeld worden, ofwel op een blauwe maandag via lekken worden afgeschoten als de politiek op zoek is naar een zondebok en de betrokkene toevallig niet de juiste politieke kleur heeft.
Nu moeten er systematisch beoordelingen gemaakt worden door onafhankelijke experts, en hun beoordeling moet publiek worden gemaakt via het parlement, zodat die beoordeling zelf ook beoordeeld en bekritiseerd kan worden.
Er is dan toch nog iets overgebleven van de Copernicus-filosofie.
Die evaluatiecommissie heeft behoorlijk werk afgeleverd. Ze geeft duidelijke plus- en minpunten aan en schetst meteen wat er anders moet in de komende periode. De politici die moeten beslissen of Herman Fransen en de rest hun mandaat behouden of niet, hebben meteen een duidelijk houvast en kunnen ook geen politieke bokkensprongen meer maken in deze kwestie.
Fransen krijgt goede punten voor het Nationaal Veiligheidsplan, voor de samenwerking met de justitie, voor het budgettair bewustzijn, voor de internationale samenwerking en voor de aanvang die hij maakte met moderne managementmethoden zoals de ,,service-level agreements'' : akkoorden met de politiezones over het niveau van dienstverlening dat ze aan de bevolking moeten garanderen.
Minder positief is de commissie over het uitbouwen van de samenwerking tussen lokale en federale politie, over de realisatie van typische federale taken zoals de misdaadstatistieken. Fransen krijgt ook het verwijt te defensief op te treden, te weinig zijn verantwoordelijkheid op te nemen als ,,de eerste politieman'', en te bureaucratische en legalistisch te zijn.
De commissie overstijgt daarmee de vage politieke kritiek die een tijdlang leefde dat de federale politie een bureaucratisch waterhoofd is. Ze formuleert preciezere verwijten en maakt de zaken daardoor verbeterbaar.
Tussen de lijnen legt ze echter ook de vinger op tal van beleidsfouten die de politiek maakt. Dat Fransen het zonder nauwkeurige opdracht- en bevoegdheidsbrief moest stellen, is tekenend. Dat de politiek ten onrechte nog altijd sommige dossiers naar zich toetrekt, ook.
In bedekte termen zegt de commissie verder dat het fout is te doen alsof de politiehervorming en één wip ,,snel en efficiënt'' kon geklaard worden, zoals de regering voorhoudt te geloven. Het is een operatie die tien jaar volgehouden beleidsaandacht vraagt omdat ze een hele cultuurverandering vergt, niet alleen in het politiekorps maar ook in de politiek.
Daarom is het fout dat premier Verhofstadt de politie- en justitiehervorming niet opnam in de Zeven Werken voor 2005 die hij voor zichzelf en zijn regering neerschreef in zijn Kerstboodschap. Er is daar nog veel werk aan de winkel, de politie- en justitiehervorming moeten het Achtste Werk van Verhofstadt zijn in 2005.
Het ultieme beoordelingsinstrument, zowel voor Fransen als voor de regering, ontbreekt intussen nog: betrouwbare en correcte misdaadcijfers. Beiden zijn daar wellicht bang van.
DS 04-01-2005
Door Guy Tegenbos
Een evaluatiecommissie heeft commissaris-generaal Herman Fransen en de andere toplui van de federale politie beoordeeld. Dat er zo'n commissie bestaat en dat ze, voor zover dit zichtbaar is, in volle onafhankelijkheid mocht werken, kan niet genoeg worden toegejuicht. We zijn dat niet gewend. De Belgische politieke tradities willen dat toplui van dat kaliber ofwel nooit beoordeeld worden, ofwel op een blauwe maandag via lekken worden afgeschoten als de politiek op zoek is naar een zondebok en de betrokkene toevallig niet de juiste politieke kleur heeft.
Nu moeten er systematisch beoordelingen gemaakt worden door onafhankelijke experts, en hun beoordeling moet publiek worden gemaakt via het parlement, zodat die beoordeling zelf ook beoordeeld en bekritiseerd kan worden.
Er is dan toch nog iets overgebleven van de Copernicus-filosofie.
Die evaluatiecommissie heeft behoorlijk werk afgeleverd. Ze geeft duidelijke plus- en minpunten aan en schetst meteen wat er anders moet in de komende periode. De politici die moeten beslissen of Herman Fransen en de rest hun mandaat behouden of niet, hebben meteen een duidelijk houvast en kunnen ook geen politieke bokkensprongen meer maken in deze kwestie.
Fransen krijgt goede punten voor het Nationaal Veiligheidsplan, voor de samenwerking met de justitie, voor het budgettair bewustzijn, voor de internationale samenwerking en voor de aanvang die hij maakte met moderne managementmethoden zoals de ,,service-level agreements'' : akkoorden met de politiezones over het niveau van dienstverlening dat ze aan de bevolking moeten garanderen.
Minder positief is de commissie over het uitbouwen van de samenwerking tussen lokale en federale politie, over de realisatie van typische federale taken zoals de misdaadstatistieken. Fransen krijgt ook het verwijt te defensief op te treden, te weinig zijn verantwoordelijkheid op te nemen als ,,de eerste politieman'', en te bureaucratische en legalistisch te zijn.
De commissie overstijgt daarmee de vage politieke kritiek die een tijdlang leefde dat de federale politie een bureaucratisch waterhoofd is. Ze formuleert preciezere verwijten en maakt de zaken daardoor verbeterbaar.
Tussen de lijnen legt ze echter ook de vinger op tal van beleidsfouten die de politiek maakt. Dat Fransen het zonder nauwkeurige opdracht- en bevoegdheidsbrief moest stellen, is tekenend. Dat de politiek ten onrechte nog altijd sommige dossiers naar zich toetrekt, ook.
In bedekte termen zegt de commissie verder dat het fout is te doen alsof de politiehervorming en één wip ,,snel en efficiënt'' kon geklaard worden, zoals de regering voorhoudt te geloven. Het is een operatie die tien jaar volgehouden beleidsaandacht vraagt omdat ze een hele cultuurverandering vergt, niet alleen in het politiekorps maar ook in de politiek.
Daarom is het fout dat premier Verhofstadt de politie- en justitiehervorming niet opnam in de Zeven Werken voor 2005 die hij voor zichzelf en zijn regering neerschreef in zijn Kerstboodschap. Er is daar nog veel werk aan de winkel, de politie- en justitiehervorming moeten het Achtste Werk van Verhofstadt zijn in 2005.
Het ultieme beoordelingsinstrument, zowel voor Fransen als voor de regering, ontbreekt intussen nog: betrouwbare en correcte misdaadcijfers. Beiden zijn daar wellicht bang van.
DS 04-01-2005