PDA

Bekijk de volledige versie : Brussel: School versus straat


Barst
3rd May 2006, 01:39
School versus straat


Na de moord op Joe Van Holsbeeck werden de scholen opnieuw op hun verantwoordelijkheden gewezen. Maar hoe ziet de realiteit er in de Brusselse scholen uit?


'Alles wat de burgermaatschappij niet ziet of wil zien, zien wij op onze school', zegt een directrice. 'De straatcultuur ligt net om de hoek, het is hard om daarmee te concurreren in een stad', zegt een andere schooldirecteur.

Nog niet alle hoop is opgegeven. Pasen is net voorbij. In de lange gang op de tweede verdieping van het Brusselse Institut des Arts et Métiers staat een jongen van veertien met zijn moeder, zijn kleine broertje en een jeugdwerker te wachten voor de bruine eiken deur van het kantoor van de directrice. Hij kijkt in de hal naar een antieke ampèremeter en naar een torso dat de menselijke ingewanden toont.

Wat in zijn binnenste speelt, kunnen de jeugdwerkers slechts vermoeden en wordt omschreven als 'problematisch gedrag wegens echtscheiding ouders'. Hij laat zijn blik glijden over de schoolmuren die nu opgekalefaterd worden met roze verf. Zijn sportschoenen plakken aan het plastic dat over de vloer is geplakt om hem tegen spatten te beschermen.

Het groepje mensen dat hem wil beschermen tegen een kleurloze toekomst wordt steeds kleiner. Het is de derde school al dit jaar waar hij aanklopt. Eerst werd hij op straat gezet door het Don Bosco-instituut. Hij werd in een internaat in Nijvel geplaatst. Na een week ging hij ook daar over de schreef. 'Des conneries' - 'Onnozelheden', zo omschrijft men zijn wangedrag. De jeugdrechter besliste hem voorlopig op te nemen in een opvangcentrum voor jongeren waar hij de nacht zou kunnen doorbrengen. De dienst jeugdbijstand werd erbij geroepen.

De jongen staat er met de handen in de zakken bij. De deur van de schooldirectrice gaat open. 'Voilà. Ik wilde je eerst graag spreken', zegt de directrice. Ze steekt haar hand uit. De jongen haalt zijn hand uit zijn rechterbroekzak en schudt haar met gebogen hoofd de hand. De moeder knikt. In haar blik vechten moed, moederliefde en wanhoop om de beste plaats.

De directrice biedt hen een stoel aan. Ze stelt Abdel voor, een van de opvoeders die de leerlingen op deze school begeleidt. Ze gaat achter haar bureau zitten. Abdel aan de hoek. De vier zitten op een rij voor haar. Het jongste broertje kan niet blijven zitten.

'We zullen duidelijk zijn', zegt de directrice. Het broertje loopt naar een tafel waar hij met een Pritt-inktwisser over de papieren van de directrice strepen begint te trekken. De moeder weet niet op wie ze het eerst haar aandacht moet vestigen. Ze sist de kleine toe. De directrice geeft haar een teken dat ze de kleine mag laten begaan. Ze richt het woord tot de oudste zoon.

'Wij zijn een technische en een beroepsschool', zegt ze. 'Hier werk je voor jezelf, voor je toekomst. Abdel is je opvoeder. Hier zeg je "goedendag". Hier zeg je "dank u". Hier is men correct. Jij hebt je in het verleden niet goed gedragen...'

'Hij heeft problemen...' De moeder wil beginnen uitleggen wat haar zoon mispeuterd heeft. De directrice onderbreekt haar. 'Hier weet niemand wat je hebt misdaan.' Abdel de opvoeder neemt het woord van haar over.

'Dat heeft geen zin. Dat zijn onnozelheden die nu tot je verleden behoren. Hier sta je aan een nieuw begin. Grijp die kans. En luister goed, makker. Als er iemand in de klas lastig doet, doe je niet mee. Je gaat op de voorste rij zitten, zodat de leerkracht je goed kan zien. Wat wil je in de derde klas doen?'

De jongen zwijgt. 'Wat wil je?' Iedereen kijkt hem aan. De jongen laat zijn hoofd tussen zijn schouders zakken. Niemand weet met welke spoken hij vecht. - 'Mecanicien worden.'

'Dan ga je kalmeren en je jaar uitdoen. Ik zal me niet als een hypocriet gedragen, hier zijn wetten en die stellen wij. Als je ze niet aanvaardt, dan zeg je dat nu tegen je moeder. Wel?' En weer zegt de jongen aanvankelijk niets.

Hij zegt niet: 'Het spijt me vreselijk.' Hij zegt niet: 'Bedankt.' -Hij zegt: 'Hou u rustig.' Het is zijn manier om zijn geduld te verliezen tegenover zij die veel geduld hebben.

'Het is al goed. Alle ogen zijn op jou gericht. Er zijn er hier nog op school die onnozelheden begaan, volg ze niet. Het zal je nergens brengen. Jouw moeder zit nu stil naast jou op een stoel, maar weet goed dat haar hoofd vol zit van de vele problemen die ze met jou heeft. Oké?' Stilte. 'Ik hoor niks.' Stilte. - 'Bwa. Ja.'

'Niemand kent je hier. Niemand weet wat je mispeuterd hebt. Als jij thuis de ijskast opentrekt, vind je daar eten. Als je dorst hebt, staat er iets te drinken voor jou.' 'Zij', de opvoeder wijst naar de moeder. 'Zij doet haar werk als moeder. En jij zult van nu af aan je werk als zoon doen. Zijn we akkoord?'

De jongen schraapt zijn keel. 'Akkoord.' Het klinkt stil. 'Heb je nog iets te zeggen of hoe zit het?' En dan komt de eerste volzin uit zijn mond gerold. -'Kan ik morgen beginnen of moet het al vandaag?'

Het instituut Arts et Métiers is een van de vele officiële scholen in het Brusselse die deel uitmaken van de 'carrousel' - zoals de directrice het noemt - waarin probleemleerlingen terechtkomen. Ze zitten eerst in een Vlaamse school, dan in een Franstalige. Ze komen van katholieke onderwijsinstellingen in officiële scholen terecht. Ze worden van het kastje naar de muur gestuurd.

Het is een van de vele Brusselse scholen die meer dan 90 procent leerlingen tellen van vreemde origine, van wie er steeds meer onder de noemer 'pas aangekomen' vallen. Tieners uit Oost-Europa, Roemenië, Oekraïne, Polen, Litouwen, Togo, ... 'Kijk naar de prijsaffiches in de telefoonshops en je weet uit welke landen onze leerlingen komen.'

'Mensen hebben nog altijd het idee in hun hoofd dat een jongere van twaalf of dertien jaar oud in het eerste jaar middelbaar belandt. Dat is in Brussel al lang niet meer zo. De meesten van onze leerlingen hebben enkele jaren moeten overdoen. Hun taalachterstand is enorm. Sommigen komen hier zonder lagereschooldiploma terecht in een oriëntatiejaar. Sommigen spreken niet eens Frans als ze hier belanden. Wij hebben achttienjarigen die in het derde jaar zitten.'

Het is een van de vele scholen die te kampen heeft met jongeren die 'een stommiteit' hebben uitgehaald. Het is een van de vele scholen die een enorme maatschappelijke verantwoordelijkheid krijgen toegewezen. De school, door de koning ingewijd op 19 maart 1933, werd gesticht als een toonbeeld van de toekomst voor ambachtslui. Nu is het een school waar het voor velen nog een laatste kans is om zich aan de maatschappij vast te haken.

De directrice, Daisy Taverniers, is een vrouw van de wereld. Ze studeerde politieke wetenschappen en internationaal recht. Ze stapte in het onderwijs om van jongeren 'bewuste burgers' te maken, zegt ze. Ze weet hoe vaak dat een gevecht tegen de bierkaai is.

'Het ergert vele mensen dat de school in de huidige samenleving zo'n grote verantwoordelijkheid krijgt toegewezen.' Op deze beroeps- en technische school hebben altijd kinderen gezeten van buitenlandse origine.

Taverniers heeft eens een fichebak met gegevens van leerlingen van 25 jaar geleden bekeken. 'Ook toen al waren we een concentratieschool met vele Spanjaarden, Italianen, Grieken, Turken en Marokkanen. Ook toen al waren we een school voor de arbeiders. De jongens die hier studeerden hadden een vader die in een fabriek werkte en als ze hier op hun zestien jaar afstudeerden, wisten ze dat ze naar de fabriek gingen waar hun vader al werkte. Die economische integratie door arbeid was veel sterker dan nu het geval is.'

Van een automatische economische integratie is nu nauwelijks nog sprake. 'Vele ouders zijn werkloos of de vader is uit het gezin verdwenen. We hebben nu met een heel ander type leerling te maken en dat verandert de verantwoordelijkheid van een school in grote mate. Sommige ouders komen naar hier en zeggen: 'Ik weet niet meer wat ik met mijn kind moet aanvangen, ik kan zelf geen kant meer uit, wees u als school maar de vader. '

De school ligt in de driehoek Brussel-Anderlecht-Molenbeek. Aan de ingang zitten twee mannen van een privébewakingsfirma. De leerlingen geven hen 's ochtends een hand. Wie te laat komt, toont zijn agenda aan de bewakers.

Taverniers: 'Het leven van een adolescent is niet makkelijk. Nergens. Noch in een lyceum, noch in een technische of beroepsschool. Maar hier wordt al snel gescholden of al eens een klap uitgedeeld. Als ze dan roepen: 'Ik ga mijn vrienden van het plein achter de school erbij halen, ja, dan moet je maatregelen nemen.'

Onder het bronzen beeld van de eerste directeur Henri Jacques Proumeu (1932-1939) hangt een zeer moderne tekst: 'Het dragen van een trainingspak is verboden tijdens de lessen maar ook tijdens de examens.' Urban culture, mag voor modemakers dan mooi klinken, streetwear een fantastische marketingterm zijn, voor de school is het een probleem, aldus Taverniers.

'Het is niet eens de reële straatcultuur die het grootste probleem is, het is de gevoeligheid van onze leerlingen voor de manier waarop ze het in films en advertenties gepromoot zien. Ze kijken graag naar Amerikaanse B-films, zelfs C-films zijn populair. Ze consumeren dat passief. Het is het valse heroïsme van de kleine straatrakker dat ze opzuigen. Ze zien hoe hun filmhelden er na een heftig gevecht van tien minuten met boksen en slaan afkomen met een kleine pleister op hun wenkbrauw. Ik moet hun echt nog aan de wijs brengen dat stompen in een maag tot inwendige bloedingen kan leiden. Dat in elkaars ogen meppen ertoe kan leiden dat iemand een oog verliest.'

'Wij tolereren hier geen gang-cultuur, en dus al evenmin de modeverschijnselen die inspelen op Amerikaanse toestanden. Hier geen haarbanden, geen trainingspakken, geen broeken met militaire prints, geen combat shoes, geen petten.' En natuurlijk is die kleding populair. 'Maar in een school ligt het accent op wat mensen bindt, niet op wat hen onderscheidt.'

Dat de politie haar om samenwerking vroeg om de daders van de mp3-moord mee op te zoeken, verbaast haar al lang niet meer. 'De politie stuurt ons geregeld foto's van jonge daders. De scholen zijn vaak het enige aanspreekpunt.'

Vroeger, toen ze in deze school nog een gewone leerkracht was, ging ze ieder jaar met de jongens van de klassen naar een assisenproces. 'Om hen de concrete gevolgen van bepaalde daden duidelijk te maken.'

Het heldendom van Amerikaanse gang-films lijkt voor vele jongeren het enige heldendom dat voor hen is weggelegd. Dat de realiteit hard en meedogenloos is, weten ze allemaal. Het waren de poetsvrouwen en het keukenpersoneel die er de directrice het eerst op attent maakten. In de refter van de school worden er broodjes verkocht. Een paar leerlingen vroegen na de middagpauze steevast naar de eindjes van de stokbroden, verzameld om aan de vogels te voederen. Het was het enige middagmaal van de opgroeiende jongens.

'Op deze school voeden wij nu gratis een vijftigtal jongeren omdat ze niets anders te eten hebben. Ze krijgen van ons iedere middag een drankje, een broodje en een wafel.'

Verhalen à la Charles Dickens in een eenentwintigste-eeuwse versie, die kan ze genoeg vertellen. 'De onderste laag van de bevolking ziet men niet. Maar ze is groot. Alles waar de maatschappij haar ogen voor sluit, zien wij in de school uitgestald.'

Ze wijst naar buiten, naar de straat. 'Begin maar eens met te kijken wat men hier verkoopt langs de straat. Als je van hier tot aan de Beurs in Brussel gaat, wat kom je dan tegen? Winkels die petroleum verkopen, kolen en butaangas. En waarom? En voor wie? Voor de mensen wier elektriciteit en gas door de maatschappijen zijn afgesneden. Aan het aantal handelszaken te zien, zijn er veel mensen die in deze tijd nog kolen nodig hebben om hun huis te verwarmen. Hun kinderen hebben wij in de klas. En waar kunnen die kinderen studeren?'

'Van de oudere leerlingen zijn er veel die voor ze om halfacht de schoolpoort binnenlopen 's nachts om twee uur of om vier uur zijn opgestaan om op de vroegmarkten te werken. Er zijn er die van het slachthuis van Anderlecht, waar ze vroeg in de ochtend het bloed van de beesten wegspoelen en de vloeren schrobben, rechtstreeks naar school komen. Er zijn er die bijverdienen door in de dubieuze garages langs het kanaal aan auto's of wrakken te werken.'

De onderlaag heeft haar eigen economische systeem en haar eigen praktijken. De jongens van de school zijn zich daar maar al te zeer van bewust. 'Laatst zei er eentje: mevrouw, voor die prijs gaat geen Marokkaan aan een auto sleutelen. Voor die prijs zet je alleen nog een Pool aan het werk.'

'Er zijn er veel die werken. De meesten in het zwart. Ah ja! En wat wij hen moeten bijbrengen is dat zodra ze achttien zijn, ze te duur worden en ook uit dat systeem worden gegooid. Daarom is het ook zo belangrijk dat wij in de school met de industrie kunnen samenwerken. Het geeft meer hoop.'

Soms is hoop alleen niet genoeg. Ook aan de instelling van de jongeren merkt Taverniers dat de school moet opboksen tegen een heersende mentaliteit. Alles lijkt makkelijk, dus moet het voor hen ook makkelijk gaan. De kinderen zijn ook zo extreem jaloers op elkaar.

'Heeft er iemand een gsm die mooier is dan de zijne, moet die stuk. Mijn gsm vinden ze maar niks. Daar kun je alleen maar mee bellen.' Laatst zei een student tegen een leraar: 'Ik ben jaloers op u. U hebt mooie kleren en een auto en ik niks.' De leraar moest hem duidelijk maken dat hij er wel dagelijks moeite voor moest doen om dat allemaal te hebben.

De directrice maakt zich soms ongerust. Ze kent de gulden regel dat de problemen die zich op een school manifesteren vaak een voorsmaakje zijn wat de maatschappij te wachten staat. 'We luiden al tien jaar de alarmbel. Veel mensen zullen in de toekomst niet meer geïntegreerd zijn door arbeid. Vele jongeren zullen nooit nog werk vinden zonder steun, zoals van een Rosetta-plan. Dat voorspellen de statistieken nu al. Ze verlaten de school zonder diploma. Vangnetten als de dienst voor arbeidsbemiddeling en het avondonderwijs krijgen steeds zwaardere lasten op zich.'

'De arbeidstoekomst van de jongeren zal steeds meer bestaan uit onzekere en korte jobs. De industrie trekt naar landen met goedkope arbeidskrachten. Ik weet niet wat ons te gebeuren staat. Ik weet wel dat de onderbuik van de maatschappij steeds groter zal worden en dat daar vaak ook onderbuikgevoelens heersen.'

En daarom blijft ze op de plaats waar ze zit. 'Ik lever geen werklui af. Ik lever burgers af die een gevoel hebben voor waarden en die een verantwoordelijkheid willen dragen, mensen die gekwalificeerd zijn en moeite willen doen.'

'Een directeur die nu nog het idee heeft dat hij vooral bezig moet zijn met vorming in plaats van met opvoeding, staat honderd jaar achter', zegt Herman Siebens van het Atheneum in Molenbeek. Maar hij wil er ook aan toevoegen dat sommige ouders de school de volledige opvoeding van hun kinderen toevertrouwen en dat zelfs vanzelfsprekend vinden.

In zijn kantoor ligt een twintigtal rapporten van voor de paasvakantie die nog niet afgehaald is. 'Om met de ouders contact te houden heb ik besloten dat de rapporten van de leerlingen alleen uitgedeeld worden aan hen die vergezeld zijn van hun ouders. En kijk. Er zijn er die geen enkele interesse betonen. Je stuurt hen brieven. Als je geen reactie krijgt, een aangetekende zending en die wordt samen met de brieven van deurwaarders opzij gelegd. Zo gaat het soms in de praktijk.'

Het is een overtrokken verwachting dat in de scholen de maatschappelijke problemen met jongeren kunnen worden opgelost, volgens Siebens. 'Opvoeden doe je evengoed als je in de metro tegenover een jongere zit door hem het goede voorbeeld te geven.'

Hij is sinds een jaar directeur in Molenbeek, een buurt waar veel migranten leven. Hij heeft in heel verschillende scholen gestaan en kan vergelijken. 'Toen ik in de school in Boom zei dat ik hier directeur zou worden, zeiden ze: 'U durft nogal.'

Maar ook in Boom maakte hij onvergetelijke dingen mee. 'Ik had drie leerlingen die het al een heel jaar uithingen een nul gegeven. Ze zijn 's nachts bij me ingebroken en hebben mijn boekentas gestolen. Weggepikt van naast de trap! 's Ochtends wilde ik mijn kinderen naar school brengen en ik vond mijn boekentas nergens. Ik belde naar de directeur. Mijn boekentas is in het park teruggevonden. Niemand kon bewijzen dat die drie het gedaan hadden. Ze hebben de rest van het schooljaar met een brede grijns voor mijn neus in de klas gezeten.' Stalen zenuwen heeft hij ervan gekregen.

Hij was ooit directeur van het Gentse jezuïetencollege. 'Het is een lachertje om een directeur van een jezuïetencollege te zijn. Je wordt er omringd door een heel team. Ik durf erom te wedden dat heel wat van die leerkrachten van zo'n jezuïetencollege, hier na vijf dagen buiten gedragen zouden worden.'

Dat de werklast in Brusselse scholen veel groter is door het grotere takenpakket en het grotere aantal probleemsituaties waaraan men het hoofd moet bieden, staat volgens hem buiten kijf.

'Wat Brusselse scholen nodig hebben, is meer kleinschaligheid. Het laat de scholen toe een minder naamloze opvoeding te geven. De kinderen die wij hier voor ons hebben, leven sowieso al in een naamloze omgeving. Hun ouders beheersen vaak niet het Nederlands, de taal die hier op school gesproken wordt. En zowel allochtone als autochtone ouders willen hetzelfde voor hun kinderen: goed onderwijs. Vele ouders hebben het idee dat de Franstalige scholen van een lagere kwaliteit zijn dan de Vlaamse scholen, die gelden als 'strenger'. Het gevolg is dat alle Nederlandstalige scholen hier te maken krijgen met taalachterstand.'

Twintig procent van zijn leerlingen is van Vlaamse origine, 40 procent Marokkaans, 10 procent Turks, 'en de rest een mengelmoes'. 'De ouders kunnen niet volgen wat er hier gebeurt. Begin er dan maar eens aan. Kleinschaligheid is een eerste stap in de preventie en dan pas het maken van allerlei grote pedagogische plannen.'

Wie iemand is en een naam krijgt op school, moet zich misschien minder profileren op straat. Want de straatcultuur is in Brussel, zo zegt ook Siebens, 'waar de jongeren leven in appartementen zonder tuin', veel groter dan elders. 'Ze hechten veel meer belang aan wat anderen van hen denken en vinden. Hun referentie is de straat en de groepsnormen van de straat. Bij plattelandsjongeren zijn de ouders toch nog meer als referentiekader aanwezig.'

'Men verwacht van scholen dat ze een tegenwicht vormen voor de straatcultuur. Dat is naïef. Die cultuur is veel spontaner. De schoolcultuur is een opgelegde cultuur en zal altijd het onderspit moeten delven tegenover de straat. Tenzij de thuiscultuur sterk is en dat is in vele gezinnen van de leerlingen op deze school niet het geval.' Daarom ligt volgens hem ook in Brussel het spijbelgedrag veel hoger dan elders.

En tot al wie spijbelt of te lui is, zegt hij met opgestoken vinger: 'Bij mij kies je voor een diploma.' Siebens weet maar al te goed dat er andere scholen zijn die aan bepaalde leerlingen een diploma afleveren om ervan af te zijn of om hun leerlingenaantal te behouden. Hij zegt: 'Bij mij kies je voor een diploma op perkament en dat wil zeggen dat je je dingen kent. Als je een diploma op wc-papier wilt, ga je maar elders naartoe. Maar dan zal je zelf ook rapper doorgespoeld worden.'


Anna Luyten, in Knack, 03-05-2006

Wouter
3rd May 2006, 15:57
Goed artikel

stijn.janssens
3rd May 2006, 19:28
De laatste tijd krijgen we vaak te horen dat de ouders hun kinderen een té losse opvoeding mee geven. De kinderen mogen vaak doen wat ze willen en moeten geen verantwoording meer af te leggen tegen over hun ouders. Hun ouders zijn niet meer op de hoogte van wat de kinderen doen en laten. In dit artikel wordt geschreven dat de school vaak de rol van de ontbrekende vader op zich moet nemen. Dit is echter onmogelijk te doen. Volgens mij moet er dringend een oplossing gezocht worden voor dit als maar groter probleem. Wanneer de jongeren iets mispeuteren moeten de ouders nu vaak een geldboete betalen en dan is alles weer opgelost. Dit is een zinloze straf volgens mij. Wat volgens mij beter kan gebeuren is de ouders en de kinderen een cursus geven. Hen zaken bijbrengen over opvoeden, waarden, normen,...

Wat mij in dit artikel nog aansprak was de manier waarop de scholen besrproken worden. Als ik eens hoor bij mijn collega studenten wil er niemand in zulk een school lesgeven later. Men heeft hier echt schrik voor. In het artikel blijkt ook wel dat het moeilijker is dan in bijvoorbeeld een Katholieke school, maar volgens mij is de voldoening die je krijgt ook veel groter. Het blijft natuurlijk niet evident om de stap te zetten naar een 'tweederangsschool' maar ik denk dat men toekomstige leerkrachten wat meer moet aansporen, informeren zodat deze niet enkel de slechte kanten zien van de scholen.

Barst
5th May 2006, 02:36
Wanneer de achterstand niet meer valt in te halen


De schooluitval bij allochtone jongeren neemt dramatische vormen aan, schrijft Juliaan Van Acker. Drastische maatregelen dringen zich op. ,,Dit probleem kan alleen nog op het Europese niveau aangepakt worden.''


EEN doeltreffend jeugdbeschermingsbeleid wordt danig tegengewerkt door het politiek correcte denken. In naam van antiracisme en gelijke kansen worden problemen bij sommige etnische minderheidsgroepen niet goed of helemaal niet aangepakt. Je vraagt je soms af of de antiracisten niet de eigenlijke racisten zijn.

Een voorbeeld: Marokkaanse jongens zijn vier tot vijf keer crimineler dan autochtone jongens. Dat hebben we dertig jaar lang moeten verzwijgen. Nu nog zijn er criminologen, verbonden aan universiteiten, die beweren dat allochtonen niet crimineler zijn. Resultaat: er zijn nog altijd geen maatregelen genomen die specifiek gericht zijn op jonge criminele Marokkanen. In heel de Europese Unie is de situatie uit de hand gelopen.

Dit gebrek aan beleid pakt vooral slecht uit voor de Marokkaanse bevolkingsgroep, vandaar dat ik beweer dat het politiek correcte denken in haar gevolgen het feitelijke racisme is. Wat is namelijk het geval? Als Marokkaanse jongens vier of vijf keer crimineler zijn, dan gaat het toch nog steeds om een beperkte groep. Ik schat dat er in Brussel ongeveer 600 jonge criminelen zijn van Marokkaanse afkomst die niet meer of zelden naar school gaan, die elke dag wel iets uithalen, soms kleine delicten en op andere dagen een tasjesroof of een diefstal met bedreiging. Zo ontstaat het beeld dat ,,alle Marokkanen crimineel zijn''.

Naast die 600 zijn er 10.000 Marokkaanse jongens die nooit criminele feiten plegen, maar zij zijn wel de dupe van het gebrek aan beleid. Daarom: pak die 600 keihard aan. Bij recidivisme verliezen ze hun Belgische nationaliteit, als ze die al hebben; ook hun familie verliest de nationaliteit en zij worden teruggestuurd naar Marokko. Ik vermoed dat de Marokkaanse gemeenschap in België bij zo'n beleid een zucht van verlichting zal slaken.Veertig tot zestig procent van de Marokkaanse en Turkse jongens verlaat de school voortijdig. Dit betekent dat we er straks tienduizenden en in Europees verband honderdduizenden jonge, ongeschoolde allochtone werklozen bij krijgen. Daar zit de samenleving niet op te wachten.

De oorzaak van die dramatische schooluitval is niet dat deze allochtonen dommer zijn, het probleem ligt in de eerste levensjaren. Die kinderen worden meestal opgevoed door een analfabete moeder, die best een warme en affectieve persoon kan zijn, maar die in onze samenleving de slechtst denkbare opvoedster is. Op de leeftijd van vijf of zes jaar zijn hun kinderen absoluut niet voorbereid op de school: zij kennen geen woord Nederlands, hun woordenschat in hun eigen taal is heel beperkt, ze hebben nooit eens tien minuten stil aan tafel gezeten met een kleurboekje. Door het ontbreken van basale vaardigheden riskeren deze kinderen op school elke dag belachelijk gemaakt te worden of een berisping te krijgen. Voor de meeste kinderen is die achterstand niet meer in te halen. Vooral de jongens reageren agressief op die frustraties: ze gaan al vroeg spijbelen, halen op straat kattenkwaad uit. En het wordt alleen maar erger. De meisjes uit deze allochtone gezinnen houden zich gedeisd, zijn erg vlijtig en doen het uiteindelijk beter op school.

In ieder geval: politici die nu nog toelaten dat analfabeten kunnen immigreren in Europa zijn daarom zeer onverantwoordelijk. We horen de minister van Onderwijs nu zeggen dat de spijbelproblematiek moet worden aangepakt. Maar als we de oorzaken van het spijbelen niet aanpakken en steeds meer allochtone kinderen zonder de noodzakelijke basisvaardigheden hun schoolcarrière laten beginnen, komen we van de regen in de drup en zullen de concentratiescholen in de grote steden verder verloederen.

Dit is in heel West-Europa het geval. Eind april ging er van leerkrachten van het beroepsonderwijs in het Verenigd Koninkrijk een noodkreet uit: zo kan het niet verder. De leerkrachten zijn de agressie van de allochtone leerlingen spuugzat. Ik kom in Nederland en in België op zwarte scholen waar gemiddeld dertig procent of meer van de leerlingen dagelijks afwezig is. Deze onderwijssituatie is een tijdbom die onze samenleving in een nabije toekomst ernstig zal ontwrichten. De achterstand van de allochtone jeugd lijkt toe te nemen. Ze wonen meer en meer in eigen wijken, waar kennis van het Nederlands niet meer nodig is. Ze hebben eigen winkels, eigen artsen en eigen overlevingsstrategieën. Volgens leerkrachten die ik ontmoet zou de nieuwe generatie allochtone jongeren in die wijken minder goed Nederlands spreken dan de vorige. Als pedagoog moet ik autochtone ouders die leven in steden met veel allochtonen het advies geven naar een kleine gemeente te verhuizen zodra de kinderen de schoolleeftijd hebben bereikt.

De politici die het voortdurend over gelijke kansen hebben, zorgen er trouwens ook voor dat hun eigen kinderen naar witte scholen gaan. Een dieptepunt in de Nederlandse parlementaire geschiedenis was in dat verband de speech van een PvdA-tweedekamerlid dat in huilen uitbarstte toen ze het had over het trieste lot van de arme allochtone kindertjes in onze scholen. Twee weken later bleek dat zij haar eigen kinderen had ingeschreven in een Amsterdamse witte eliteschool.

Wat kan de politiek doen om deze dramatische situatie aan te pakken? Naast de eerder geadviseerde stop van immigratie van analfabeten, stel ik voor alle jonge Marokkanen en Turken van wie op zestienjarige leeftijd blijkt dat ze hoogstwaarschijnlijk geen diploma zullen behalen, een vakopleiding te laten volgen in hun land van herkomst. De Europese Unie kan die vakscholen subsidiëren. Deze jongens kunnen dan in de eigen taal en in de eigen cultuur opgeleid worden tot vakmensen waar overal grote nood aan is. Daarna moet werkgelegenheid gewaarborgd zijn. Aangezien het hier gaat om een probleem dat in alle landen van de Europese Unie speelt, lijkt een Europese aanpak voor de hand te liggen. Een samenwerking tussen de EU en de Maghreblanden en Turkije op educatief en economisch gebied zal een oplossing mogelijk maken. Naast de subsidiëring van het beroepsonderwijs moet die samenwerking ook betekenen dat er een eerlijker verdeling van de werkgelegenheid komt.

Juliaan Van Acker

(De auteur is emeritus hoogleraar pedagogie aan de universiteit van Nijmegen.)


DS, 04-05-2006