bijlinda
21st June 2025, 04:15
Deze 28-jarige Nederlander vecht mee met het Oekraïense leger. ‘Hier kan ik echt verschil maken’
Als dronepiloot in dienst van het Oekraïense leger houdt Karst al een jaar lang de Russen op afstand. ‘Ik ben hier om het kwaad tegen te houden.’
Sommige diensten op de positie zijn zwaar. Zoals die ene februarinacht, toen Karst (gefingeerde naam) in de kelderruimte naast zich een luide klap hoorde. Z’n kameraad, die zich daar bevond, bleek gewond te zijn geraakt. “Tourniquet!”, brulde hij. Er zat een gat in z’n been; zijn gezicht en zijn handen bloedden hevig. “Hij was iemand die geen angst kende. Nu zag ik de angst in zijn ogen. Dat maakte veel indruk.”
Het aantal Nederlanders dat in Oekraïne meevecht is onbekend. Hoe dan ook is de 28-jarige Nederlander Karst een zeldzaamheid. Hij dient namens de 25ste Luchtlandingsbrigade van het Oekraïense leger in Pokrovsk, momenteel een van de heetste plekken aan het front in de Donbas. Als piloot van drones dient hij op verschillende militaire posities. Met zijn team, dat bestaat uit deels Oekraïense en deels internationale strijders, houdt hij er al een half jaar de Russen op afstand.
“Are you alright?”, had een andere kameraad gevraagd toen de gewonde was afgevoerd. “I don’t think so”, had Karst geantwoord. Tijd om te praten was er niet. De Russen bestookten de flats om hen heen ongenadig met artillerie. Het pand tegenover, waarvan ze wisten dat er nog burgers woonden, stond in lichterlaaie; omdat er een vijandige drone boven de wijk hing konden ze niks doen. “Alles trilde. Stof dwarrelde naar beneden. ‘Hou alsjeblieft op, ik wil weg’, dacht ik.”
Vechten voor andermans vrijheid
Zich voorstaan op zijn rol als militair in Oekraïne doet Karst niet graag. Toch deelt de Nederlander graag eens zijn verhaal, op voorwaarde dat zijn naam gefingeerd wordt: zo beschermt hij zijn familie tegen eventuele negatieve reacties. “Wat ik hoop, is dat mensen bewuster worden”, zegt hij tijdens het gesprek in een stadje op 20 kilometer van het front. “Dat ze begrijpen dat je ook hier terecht kunt komen. Dat ik daar goede redenen voor heb. Hoe het steeds meer mijn oorlog werd.”
Toen de Russen kwamen, op 24 februari 2022, was Karst nog universiteitsstudent. De avond voor de invasie had hij een feestje. Hij werd wakker met een kater en zag beelden van een Russische militaire colonne op weg naar Kyiv. Hij moest iets doen, vond hij. “Als tiener had ik altijd veel respect voor geallieerde soldaten die voor onze vrijheid en vrede vochten. Stel dat dit ooit nodig is, heb ik het in me om dat ook te doen? Ook voor andere mensen?”
Op de bonnefooi reisde hij naar het West-Oekraïense Lviv. Daar bood hij zijn diensten aan. Hij begon met het sorteren van humanitaire hulp. Een paar weken later deelde hij brood en soep uit in de bevrijde dorpen aan de oostkant van Kyiv. Daar zag hij kapotte huizen en pantserwagens, maar ook de blijdschap van een vrouw die haar moeder na de bezetting weer terugzag.
Twee jaar lang reisde hij naast zijn studie heen en weer naar Oekraïne met voedingsmiddelen, kachels en generatoren. In Vovtsjansk, een plaats vlak bij de Russische grens, bevoorraadde hij een lokaal humanitair centrum, waar mensen en dieren werden opgevangen. Hij dronk koffie met de initiatiefnemer, een lokale vrouw. “Een superleuke ervaring.” In Nederland kwam schuldgevoel op. “Terwijl ik weet wat daar gebeurt zit ik met vrienden op het terras. Ik kan meer doen.”
Toen zijn studie klaar was, besloot hij toch maar een baan te zoeken. Hij ging bij een bank aan de slag. Dat hield hij vier maanden vol. Toen werd Vovtsjansk aangevallen. Hij appte de vrouw, maar een week later kreeg hij op zijn berichten maar één vinkje. Ze bleek met elf buurtbewoners te zijn omgekomen bij de inslag van een Russische vliegtuigbom. “Dat was het moment dat ik dacht: ik wil echt helpen om het probleem op te lossen.” Hij zegde zijn baan op en vertrok.
‘Drones kan ik goed in worden’
Infanteriesoldaat worden zag Karst niet zitten. “Dan ga je met een training van vijf weken naar het front, met een groot risico dat je je leven verliest. Hoe kun je dan nog helpen?” Hij zocht contact met een dronespecialist, die hij eerder dat jaar had ontmoet. Als dronebestuurder kon hij iets kon betekenen, voelde hij. “Als tiener deed ik veel aan gamen. De oog-handcoördinatie had ik al onder de knie. Dit zou ik snel kunnen leren. Hier kan ik goed in worden.”
Na een korte drone-opleiding in Charkiv tekende hij het contract. Zijn eerste ervaring met deelname aan de strijd was met een langeafstandsdrone. Met zijn ploeg reed hij naar een plek op 10 kilometer van het front. “Heb je weleens een nachtkijker opgehad?”, werd hem gevraagd. “Nee”, zei hij. “Ga maar snel oefenen, want morgen zit je met een nachtkijker achter het stuur.” De rest van de nacht had hij het ding op z’n hoofd. “Dat was bizar.”
De dag na de missie toonde de commandant zich tevreden. Het doelwit was geraakt. Dat leverde Karst een dubbel gevoel op. “De missie was volbracht. Maar het was wel de eerste keer dat je een target raakt. Dat betekent dat je mensen uitschakelt. Ik ben een emotionele jongen. Daar denk ik wel over na.”
In het team ontbrak het aan onderling vertrouwen. Dus toen hij in december de kans kreeg over te stappen naar een ander droneteam, pakte hij die met beide handen aan. Sindsdien dient Karst in een zogeheten ‘FPV-eenheid’, die is samengesteld uit Oekraïners en buitenlandse strijders.
“Een hecht team, met professionele en kundige jongens, allemaal hetzelfde idee hebben waarom we hier zitten.” Met FPV’s, kleine drones die voorzien zijn van een explosief en zichzelf opblazen bij het doelwit, moeten ze voorkomen dat de Russen de eigen infanterie naderen. “Zeker, dat is een stap dichterbij het front. Maar hier kan ik echt verschil maken.”
Zo hard mogelijk rijden
Het gevaarlijkst is de tocht naar de positie. De Russen patrouilleren langs de wegen met hun eigen drones. Om bij de positie te geraken, rijden Karst en z’n mannen dus uitsluitend ’s nachts, in een auto die is voorzien van dronejammers op het dak. En dan zo hard mogelijk. Soms passeren ze lichamen van burgers, die op straat liggen en die niemand meer kan ruimen. Vanuit verlaten gebouwen of loopgraven bestrijken ze de velden buiten de stad.
Daar, op de positie, is altijd de dreiging van ‘KAB’s’. De Russen schieten dagelijks tien tot twintig van die zware vliegtuigbommen af op de stad. “Als je ze hoort vliegen, is dat angstaanjagend. Dan sprinten we de kelder in. Als ze inslaan trilt de grond. De kracht van die dingen is immens.” Hun grootste angst zijn de drones. “Ik hou van drones, en ik haat ze”, zegt hij. “Omdat ik weet hoe effectief en gevaarlijk ze zijn. Als je een drone hoort, zoek je altijd onmiddellijk dekking.”
Dat die drones zich zo snel ontwikkelen, maakt het werk ‘uitdagend’. Ze hebben verschillende antennes en updates nodig, krijgen te maken met elektronische oorlogsvoering van beide kanten. Bij elke rotatie gebruiken ze wel weer een nieuw snufje. “Het is niet gewoon dom oorlog voeren. Het vergt veel denkwerk over hoe het te laten werken. Soms krijgen we het niet op orde. Dan kun je lange tijd niet vliegen. Dat is frustrerend. Als het lukt een probleem op te lossen, is dat heel fijn.”
Hoewel de oorlog hem verandert, voelt het nog steeds niet als een ‘game’ om de vijand te raken, zegt Karst. Hij voel er nog steeds iets bij – vooral op de dagen dat hij in zijn appartement bijkomt van de ervaringen op de positie. “Waarom laten ze dit dit gebeuren, denk ik dan. Ze sturen elke dag weer een paar mannen dat veld over. Elke dag komen die mannen om. Eigenlijk ben ik boos op ze dat wij dit moeten doen. Het is onnodig.”
‘Rusland is voor heel Europa een bedreiging’
Fysiek en mentaal eist het frontbestaan zijn tol. Tijdens de drie dagen en nachten – vaak in kelders – is er soms amper gelegenheid voor slaap. Op de rustdagen probeert Karst gezond te eten en wat te hardlopen. “Dan herstel ik weer wat, maar zodra je daar bent word je weer ziek.” In Nederland is het lastig aarden, merkte hij tijdens zijn laatste bezoekje in december. “De gesprekken gaan over normale dingen, maar ik maak niet veel normale dingen mee.”
Hij doet het in de overtuiging dat Rusland niet alleen een bedreiging is voor Oekraïne, maar ook voor ons. “Als je ziet welke woorden de Russen gebruiken op nationale televisie, dat ze Londen en Parijs gaan platgooien, geloof ik niet dat er snel vrede komt. En ook al komt er een vrede, dan zie ik Rusland niet in een keer stoppen met die oorlogsindustrie. Natuurlijk hoop ik dat de oorlog niet uitbreidt naar het westen. Daarom ben ik hier. Om het kwaad tegen te houden.”
Als vrijwillige buitenlandse strijder kan hij elk moment zijn koffers pakken. “Ik mis mijn familie, vrienden en vrije leven.” Toch gaat Karst niet weg. “Mijn plan is hier te blijven tot er een duurzame vrede is”, besluit hij. “Als ik nu naar huis ga, verkeer ik in een vredige omgeving, maar heb ik geen vrede in mezelf. Dit is de plek waar ik moet zijn.”
De echte naam en gegevens van Karst zijn bekend bij de hoofdredactie. Trouw heeft via twee verschillende bronnen onafhankelijk van elkaar kunnen bevestigen dat Karst inderdaad bij Pokrovsk meevecht in het Oekraïense leger.
Blog Trouw, 20-06-2025 (Jeroen Driebergen)
Als dronepiloot in dienst van het Oekraïense leger houdt Karst al een jaar lang de Russen op afstand. ‘Ik ben hier om het kwaad tegen te houden.’
Sommige diensten op de positie zijn zwaar. Zoals die ene februarinacht, toen Karst (gefingeerde naam) in de kelderruimte naast zich een luide klap hoorde. Z’n kameraad, die zich daar bevond, bleek gewond te zijn geraakt. “Tourniquet!”, brulde hij. Er zat een gat in z’n been; zijn gezicht en zijn handen bloedden hevig. “Hij was iemand die geen angst kende. Nu zag ik de angst in zijn ogen. Dat maakte veel indruk.”
Het aantal Nederlanders dat in Oekraïne meevecht is onbekend. Hoe dan ook is de 28-jarige Nederlander Karst een zeldzaamheid. Hij dient namens de 25ste Luchtlandingsbrigade van het Oekraïense leger in Pokrovsk, momenteel een van de heetste plekken aan het front in de Donbas. Als piloot van drones dient hij op verschillende militaire posities. Met zijn team, dat bestaat uit deels Oekraïense en deels internationale strijders, houdt hij er al een half jaar de Russen op afstand.
“Are you alright?”, had een andere kameraad gevraagd toen de gewonde was afgevoerd. “I don’t think so”, had Karst geantwoord. Tijd om te praten was er niet. De Russen bestookten de flats om hen heen ongenadig met artillerie. Het pand tegenover, waarvan ze wisten dat er nog burgers woonden, stond in lichterlaaie; omdat er een vijandige drone boven de wijk hing konden ze niks doen. “Alles trilde. Stof dwarrelde naar beneden. ‘Hou alsjeblieft op, ik wil weg’, dacht ik.”
Vechten voor andermans vrijheid
Zich voorstaan op zijn rol als militair in Oekraïne doet Karst niet graag. Toch deelt de Nederlander graag eens zijn verhaal, op voorwaarde dat zijn naam gefingeerd wordt: zo beschermt hij zijn familie tegen eventuele negatieve reacties. “Wat ik hoop, is dat mensen bewuster worden”, zegt hij tijdens het gesprek in een stadje op 20 kilometer van het front. “Dat ze begrijpen dat je ook hier terecht kunt komen. Dat ik daar goede redenen voor heb. Hoe het steeds meer mijn oorlog werd.”
Toen de Russen kwamen, op 24 februari 2022, was Karst nog universiteitsstudent. De avond voor de invasie had hij een feestje. Hij werd wakker met een kater en zag beelden van een Russische militaire colonne op weg naar Kyiv. Hij moest iets doen, vond hij. “Als tiener had ik altijd veel respect voor geallieerde soldaten die voor onze vrijheid en vrede vochten. Stel dat dit ooit nodig is, heb ik het in me om dat ook te doen? Ook voor andere mensen?”
Op de bonnefooi reisde hij naar het West-Oekraïense Lviv. Daar bood hij zijn diensten aan. Hij begon met het sorteren van humanitaire hulp. Een paar weken later deelde hij brood en soep uit in de bevrijde dorpen aan de oostkant van Kyiv. Daar zag hij kapotte huizen en pantserwagens, maar ook de blijdschap van een vrouw die haar moeder na de bezetting weer terugzag.
Twee jaar lang reisde hij naast zijn studie heen en weer naar Oekraïne met voedingsmiddelen, kachels en generatoren. In Vovtsjansk, een plaats vlak bij de Russische grens, bevoorraadde hij een lokaal humanitair centrum, waar mensen en dieren werden opgevangen. Hij dronk koffie met de initiatiefnemer, een lokale vrouw. “Een superleuke ervaring.” In Nederland kwam schuldgevoel op. “Terwijl ik weet wat daar gebeurt zit ik met vrienden op het terras. Ik kan meer doen.”
Toen zijn studie klaar was, besloot hij toch maar een baan te zoeken. Hij ging bij een bank aan de slag. Dat hield hij vier maanden vol. Toen werd Vovtsjansk aangevallen. Hij appte de vrouw, maar een week later kreeg hij op zijn berichten maar één vinkje. Ze bleek met elf buurtbewoners te zijn omgekomen bij de inslag van een Russische vliegtuigbom. “Dat was het moment dat ik dacht: ik wil echt helpen om het probleem op te lossen.” Hij zegde zijn baan op en vertrok.
‘Drones kan ik goed in worden’
Infanteriesoldaat worden zag Karst niet zitten. “Dan ga je met een training van vijf weken naar het front, met een groot risico dat je je leven verliest. Hoe kun je dan nog helpen?” Hij zocht contact met een dronespecialist, die hij eerder dat jaar had ontmoet. Als dronebestuurder kon hij iets kon betekenen, voelde hij. “Als tiener deed ik veel aan gamen. De oog-handcoördinatie had ik al onder de knie. Dit zou ik snel kunnen leren. Hier kan ik goed in worden.”
Na een korte drone-opleiding in Charkiv tekende hij het contract. Zijn eerste ervaring met deelname aan de strijd was met een langeafstandsdrone. Met zijn ploeg reed hij naar een plek op 10 kilometer van het front. “Heb je weleens een nachtkijker opgehad?”, werd hem gevraagd. “Nee”, zei hij. “Ga maar snel oefenen, want morgen zit je met een nachtkijker achter het stuur.” De rest van de nacht had hij het ding op z’n hoofd. “Dat was bizar.”
De dag na de missie toonde de commandant zich tevreden. Het doelwit was geraakt. Dat leverde Karst een dubbel gevoel op. “De missie was volbracht. Maar het was wel de eerste keer dat je een target raakt. Dat betekent dat je mensen uitschakelt. Ik ben een emotionele jongen. Daar denk ik wel over na.”
In het team ontbrak het aan onderling vertrouwen. Dus toen hij in december de kans kreeg over te stappen naar een ander droneteam, pakte hij die met beide handen aan. Sindsdien dient Karst in een zogeheten ‘FPV-eenheid’, die is samengesteld uit Oekraïners en buitenlandse strijders.
“Een hecht team, met professionele en kundige jongens, allemaal hetzelfde idee hebben waarom we hier zitten.” Met FPV’s, kleine drones die voorzien zijn van een explosief en zichzelf opblazen bij het doelwit, moeten ze voorkomen dat de Russen de eigen infanterie naderen. “Zeker, dat is een stap dichterbij het front. Maar hier kan ik echt verschil maken.”
Zo hard mogelijk rijden
Het gevaarlijkst is de tocht naar de positie. De Russen patrouilleren langs de wegen met hun eigen drones. Om bij de positie te geraken, rijden Karst en z’n mannen dus uitsluitend ’s nachts, in een auto die is voorzien van dronejammers op het dak. En dan zo hard mogelijk. Soms passeren ze lichamen van burgers, die op straat liggen en die niemand meer kan ruimen. Vanuit verlaten gebouwen of loopgraven bestrijken ze de velden buiten de stad.
Daar, op de positie, is altijd de dreiging van ‘KAB’s’. De Russen schieten dagelijks tien tot twintig van die zware vliegtuigbommen af op de stad. “Als je ze hoort vliegen, is dat angstaanjagend. Dan sprinten we de kelder in. Als ze inslaan trilt de grond. De kracht van die dingen is immens.” Hun grootste angst zijn de drones. “Ik hou van drones, en ik haat ze”, zegt hij. “Omdat ik weet hoe effectief en gevaarlijk ze zijn. Als je een drone hoort, zoek je altijd onmiddellijk dekking.”
Dat die drones zich zo snel ontwikkelen, maakt het werk ‘uitdagend’. Ze hebben verschillende antennes en updates nodig, krijgen te maken met elektronische oorlogsvoering van beide kanten. Bij elke rotatie gebruiken ze wel weer een nieuw snufje. “Het is niet gewoon dom oorlog voeren. Het vergt veel denkwerk over hoe het te laten werken. Soms krijgen we het niet op orde. Dan kun je lange tijd niet vliegen. Dat is frustrerend. Als het lukt een probleem op te lossen, is dat heel fijn.”
Hoewel de oorlog hem verandert, voelt het nog steeds niet als een ‘game’ om de vijand te raken, zegt Karst. Hij voel er nog steeds iets bij – vooral op de dagen dat hij in zijn appartement bijkomt van de ervaringen op de positie. “Waarom laten ze dit dit gebeuren, denk ik dan. Ze sturen elke dag weer een paar mannen dat veld over. Elke dag komen die mannen om. Eigenlijk ben ik boos op ze dat wij dit moeten doen. Het is onnodig.”
‘Rusland is voor heel Europa een bedreiging’
Fysiek en mentaal eist het frontbestaan zijn tol. Tijdens de drie dagen en nachten – vaak in kelders – is er soms amper gelegenheid voor slaap. Op de rustdagen probeert Karst gezond te eten en wat te hardlopen. “Dan herstel ik weer wat, maar zodra je daar bent word je weer ziek.” In Nederland is het lastig aarden, merkte hij tijdens zijn laatste bezoekje in december. “De gesprekken gaan over normale dingen, maar ik maak niet veel normale dingen mee.”
Hij doet het in de overtuiging dat Rusland niet alleen een bedreiging is voor Oekraïne, maar ook voor ons. “Als je ziet welke woorden de Russen gebruiken op nationale televisie, dat ze Londen en Parijs gaan platgooien, geloof ik niet dat er snel vrede komt. En ook al komt er een vrede, dan zie ik Rusland niet in een keer stoppen met die oorlogsindustrie. Natuurlijk hoop ik dat de oorlog niet uitbreidt naar het westen. Daarom ben ik hier. Om het kwaad tegen te houden.”
Als vrijwillige buitenlandse strijder kan hij elk moment zijn koffers pakken. “Ik mis mijn familie, vrienden en vrije leven.” Toch gaat Karst niet weg. “Mijn plan is hier te blijven tot er een duurzame vrede is”, besluit hij. “Als ik nu naar huis ga, verkeer ik in een vredige omgeving, maar heb ik geen vrede in mezelf. Dit is de plek waar ik moet zijn.”
De echte naam en gegevens van Karst zijn bekend bij de hoofdredactie. Trouw heeft via twee verschillende bronnen onafhankelijk van elkaar kunnen bevestigen dat Karst inderdaad bij Pokrovsk meevecht in het Oekraïense leger.
Blog Trouw, 20-06-2025 (Jeroen Driebergen)