bijlinda
15th April 2024, 19:39
Waarom jonge mannen vaker extreemrechts stemmen? Omdat ze structureel benadeeld worden
Het bestaan van een structurele ongelijkheid in het nadeel van mannen is een belangrijk deel van de verklaring voor de toenemende kloof in stemgedrag tussen jongens en meisjes, schrijft Sybren Heyndels.
Genderverschillen in politieke voorkeur zijn van alle tijden, maar vooral in de gen Z-generatie is de kloof tussen ‘(extreem)rechtse’ jongens en ‘linkse’ meisjes ongezien. Zo ziet 31,8 procent van de jongens geboren tussen 1997 en 2012 zichzelf met hoge waarschijnlijkheid ooit stemmen op Vlaams Belang, tegenover 8,9 procent van de meisjes. De genderkloof lijkt niet alleen in België (DS 5 april) toe te nemen, maar diept zich in verschillende landen verder uit. Hoe komt dat?
Een veelgehoorde verklaring is dat sociale media leiden tot polarisatie en dat gen Z-jongens daardoor meer vatbaar zijn voor extreme retoriek. Zij zouden verleid worden door extreme figuren die hun gevoelens van frustratie of zelfs afgunst omzetten in een stem tegen de opmars van vrouwen.
Ik sluit niet uit dat deze verklaring ergens een deel van de waarheid bevat. Het is echter niet alleen gevaarlijk, maar ook gewoon onjuist, om jonge mannen louter als slachtoffers van sociale media of als gefrustreerd of afgunstig te beschouwen. De vraag die gesteld moet worden, is de volgende: zijn er objectieve tendensen gaande in de samenleving die in het nadeel spelen van jonge mannen ten opzichte van jonge vrouwen?
Het antwoord is glashelder: ja. Het belangrijkste voorbeeld daarvan is het onderwijs. Uit onderzoek van Statbel (DS 28 maart) blijkt dat bijna 60 procent van de vrouwen (25-34 jaar) een diploma hoger onderwijs heeft. Voor mannen geldt dat voor ongeveer vier op de tien. Die kloof is alleen maar gegroeid in de jongste twee decennia. Dat is van belang omdat het opleidingsniveau een belangrijke voorspeller is van maatschappelijk succes op diverse vlakken.
Minder fysieke arbeid
Dat is niet alleen een trend in België. In zijn belangrijke boek Of boys and men geeft Richard Reeves aan dat de genderkloof in de VS qua behaalde bachelorsdiploma’s in 2019 15 procent in het voordeel van vrouwen tegenover mannen is. Toen de genderkloof in 1972 13 procent in het voordeel van mannen was, leidde dat tot uitgebreide initiatieven om die kloof te dichten. Binnen de tien jaar was de genderkloof gedicht. Nu de genderkloof in het nadeel van mannen is, lijken soortgelijke, ‘op mannen gefocuste’ maatregelen echter nog ver weg.
Niet alleen in het onderwijs doen mannen het minder goed. Ook het dalende belang van jobs die fysieke arbeid vereisen, heeft een gevoelig effect op de economische status van vele – vooral lagergeschoolde – mannen. Die jobs lopen het meest gevaar om geautomatiseerd te worden. Hooggeschoolde jobs die meer soft skills vereisen, worden meer en meer belangrijk, en vrouwen lijken daar op dit moment gemiddeld gewoon veel beter voor gewapend.
Een van de belangrijkste obstakels om ‘mannenproblemen’ te erkennen, is dat we niet de reflex hebben om mannen als identiteitsgroep te zien die op een structurele manier benadeeld kan worden. We hebben nog te vaak de neiging om jongens die het op school moeilijk hebben, individueel verantwoordelijk te houden en als ‘lastig’ of ‘wild’ te beschouwen. Hoewel de verklaring voor de genderkloof in het onderwijs een complexe zaak is, weten we dat de ontwikkeling van zelfregulerende vaardigheden gevoelig trager verloopt bij jongens dan bij meisjes. Een onderwijssysteem waar vooral gehamerd wordt op discipline, stilzitten en zwijgen lijkt dan niet meteen het gunstigste klimaat te zijn voor jongens.
Historische redenen
Ondanks dat er goede historische redenen zijn om genderongelijkheid vooral ten nadele van vrouwen te zien, is het gevaarlijk om geen oog te hebben voor mogelijke ongelijkheid in het nadeel van mannen. Een veelzeggend voorbeeld van die selectieve blindheid is de methodologie van het tweejaarlijkse Global Gender Gap Report. Op 14 variabelen wordt er een score tussen 0 (volledige ongelijkheid) en 1 (volledige gelijkheid) gegeven. Hoewel vrouwen nu beter scoren dan mannen op verschillende variabelen, worden domeinen waarin vrouwen mannen hebben voorbijgestoken (zoals het hoger onderwijs) als ‘volledig gelijk’ beschouwd. Ongelijkheid bestaat hier alleen maar als mannen het beter doen dan vrouwen. Wanneer vrouwen het beter doen, is er sprake van perfecte gelijkheid.
Als we het bestaan van structurele ongelijkheid in het nadeel van mannen durven te erkennen, is een belangrijk deel van de verklaring voor de toenemende kloof qua stemgedrag tussen jongens en meisjes de volgende. Een aanzienlijk deel van de jonge mannen reageert op effectief bestaande, structurele elementen die aanwezig zijn in de samenleving die disproportioneel negatief zijn voor hun identiteitsgroep. Omdat deze zaken onderbelicht worden door gematigde figuren en traditionele partijen, nemen ze hun toevlucht tot meer extreme figuren, die hun problemen wel serieus lijken te nemen.
Het antwoord is niet om compleet ondemocratische en gevaarlijke maatregelen te nemen waarbij we mannen hun stemrecht afnemen (DS 10 april). De taak van democratische partijen is om structurele problemen te erkennen en daar een antwoord op te bieden. Voor linkse partijen zou dat in dit geval vanzelfsprekend moeten zijn: we zien hier een groep (jonge mannen) die in een belangrijk domein in de samenleving (onderwijsniveau) ver achter zit op een andere groep (jonge vrouwen).
Oplossingen zoeken voor deze vorm van structurele ongelijkheid is consistent met het vechten tegen de vele vormen van structurele ongelijkheid waar vrouwen vandaag de dag nog altijd mee worstelen. Zoals Richard Reeves stelt: “We can hold two thoughts in our head at once. We can be passionate about women’s rights and compassionate toward vulnerable boys and men.”
Sybren Heyndels, postdoctoraal onderzoeker (FWO) aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven.
DS, 15-04-2024
Het bestaan van een structurele ongelijkheid in het nadeel van mannen is een belangrijk deel van de verklaring voor de toenemende kloof in stemgedrag tussen jongens en meisjes, schrijft Sybren Heyndels.
Genderverschillen in politieke voorkeur zijn van alle tijden, maar vooral in de gen Z-generatie is de kloof tussen ‘(extreem)rechtse’ jongens en ‘linkse’ meisjes ongezien. Zo ziet 31,8 procent van de jongens geboren tussen 1997 en 2012 zichzelf met hoge waarschijnlijkheid ooit stemmen op Vlaams Belang, tegenover 8,9 procent van de meisjes. De genderkloof lijkt niet alleen in België (DS 5 april) toe te nemen, maar diept zich in verschillende landen verder uit. Hoe komt dat?
Een veelgehoorde verklaring is dat sociale media leiden tot polarisatie en dat gen Z-jongens daardoor meer vatbaar zijn voor extreme retoriek. Zij zouden verleid worden door extreme figuren die hun gevoelens van frustratie of zelfs afgunst omzetten in een stem tegen de opmars van vrouwen.
Ik sluit niet uit dat deze verklaring ergens een deel van de waarheid bevat. Het is echter niet alleen gevaarlijk, maar ook gewoon onjuist, om jonge mannen louter als slachtoffers van sociale media of als gefrustreerd of afgunstig te beschouwen. De vraag die gesteld moet worden, is de volgende: zijn er objectieve tendensen gaande in de samenleving die in het nadeel spelen van jonge mannen ten opzichte van jonge vrouwen?
Het antwoord is glashelder: ja. Het belangrijkste voorbeeld daarvan is het onderwijs. Uit onderzoek van Statbel (DS 28 maart) blijkt dat bijna 60 procent van de vrouwen (25-34 jaar) een diploma hoger onderwijs heeft. Voor mannen geldt dat voor ongeveer vier op de tien. Die kloof is alleen maar gegroeid in de jongste twee decennia. Dat is van belang omdat het opleidingsniveau een belangrijke voorspeller is van maatschappelijk succes op diverse vlakken.
Minder fysieke arbeid
Dat is niet alleen een trend in België. In zijn belangrijke boek Of boys and men geeft Richard Reeves aan dat de genderkloof in de VS qua behaalde bachelorsdiploma’s in 2019 15 procent in het voordeel van vrouwen tegenover mannen is. Toen de genderkloof in 1972 13 procent in het voordeel van mannen was, leidde dat tot uitgebreide initiatieven om die kloof te dichten. Binnen de tien jaar was de genderkloof gedicht. Nu de genderkloof in het nadeel van mannen is, lijken soortgelijke, ‘op mannen gefocuste’ maatregelen echter nog ver weg.
Niet alleen in het onderwijs doen mannen het minder goed. Ook het dalende belang van jobs die fysieke arbeid vereisen, heeft een gevoelig effect op de economische status van vele – vooral lagergeschoolde – mannen. Die jobs lopen het meest gevaar om geautomatiseerd te worden. Hooggeschoolde jobs die meer soft skills vereisen, worden meer en meer belangrijk, en vrouwen lijken daar op dit moment gemiddeld gewoon veel beter voor gewapend.
Een van de belangrijkste obstakels om ‘mannenproblemen’ te erkennen, is dat we niet de reflex hebben om mannen als identiteitsgroep te zien die op een structurele manier benadeeld kan worden. We hebben nog te vaak de neiging om jongens die het op school moeilijk hebben, individueel verantwoordelijk te houden en als ‘lastig’ of ‘wild’ te beschouwen. Hoewel de verklaring voor de genderkloof in het onderwijs een complexe zaak is, weten we dat de ontwikkeling van zelfregulerende vaardigheden gevoelig trager verloopt bij jongens dan bij meisjes. Een onderwijssysteem waar vooral gehamerd wordt op discipline, stilzitten en zwijgen lijkt dan niet meteen het gunstigste klimaat te zijn voor jongens.
Historische redenen
Ondanks dat er goede historische redenen zijn om genderongelijkheid vooral ten nadele van vrouwen te zien, is het gevaarlijk om geen oog te hebben voor mogelijke ongelijkheid in het nadeel van mannen. Een veelzeggend voorbeeld van die selectieve blindheid is de methodologie van het tweejaarlijkse Global Gender Gap Report. Op 14 variabelen wordt er een score tussen 0 (volledige ongelijkheid) en 1 (volledige gelijkheid) gegeven. Hoewel vrouwen nu beter scoren dan mannen op verschillende variabelen, worden domeinen waarin vrouwen mannen hebben voorbijgestoken (zoals het hoger onderwijs) als ‘volledig gelijk’ beschouwd. Ongelijkheid bestaat hier alleen maar als mannen het beter doen dan vrouwen. Wanneer vrouwen het beter doen, is er sprake van perfecte gelijkheid.
Als we het bestaan van structurele ongelijkheid in het nadeel van mannen durven te erkennen, is een belangrijk deel van de verklaring voor de toenemende kloof qua stemgedrag tussen jongens en meisjes de volgende. Een aanzienlijk deel van de jonge mannen reageert op effectief bestaande, structurele elementen die aanwezig zijn in de samenleving die disproportioneel negatief zijn voor hun identiteitsgroep. Omdat deze zaken onderbelicht worden door gematigde figuren en traditionele partijen, nemen ze hun toevlucht tot meer extreme figuren, die hun problemen wel serieus lijken te nemen.
Het antwoord is niet om compleet ondemocratische en gevaarlijke maatregelen te nemen waarbij we mannen hun stemrecht afnemen (DS 10 april). De taak van democratische partijen is om structurele problemen te erkennen en daar een antwoord op te bieden. Voor linkse partijen zou dat in dit geval vanzelfsprekend moeten zijn: we zien hier een groep (jonge mannen) die in een belangrijk domein in de samenleving (onderwijsniveau) ver achter zit op een andere groep (jonge vrouwen).
Oplossingen zoeken voor deze vorm van structurele ongelijkheid is consistent met het vechten tegen de vele vormen van structurele ongelijkheid waar vrouwen vandaag de dag nog altijd mee worstelen. Zoals Richard Reeves stelt: “We can hold two thoughts in our head at once. We can be passionate about women’s rights and compassionate toward vulnerable boys and men.”
Sybren Heyndels, postdoctoraal onderzoeker (FWO) aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven.
DS, 15-04-2024