bijlinda
16th March 2024, 05:17
Van Hool zat al tien jaar in de schulden, waarom grepen de banken en de Vlaamse regering toen niet in?
De loze praatjes van de familie Van Hool gingen er de voorbije jaren bij de beleidsmakers in als zoete koek, schrijft Paul Goossens.
Op het einde van deze maand is de kas leeg bij busbouwer Van Hool en is er geen geld meer om personeel en leveranciers te betalen. Zonder een injectie van enkele tientallen miljoenen van banken en overheid is het faillissement dan een feit. Zelfs als dat bedrag bijeengescharreld raakt, gaan meer dan duizend banen op de schop. Hoe pijnlijk en vervelend ook, de vraag wie voor dat grootschalige debacle verantwoordelijk is, doet ertoe. Zeker nu blijkt dat de timing voor de reddingsoperatie zo waanzinnig kort is dat ze de redding van het concern dreigt te hypothekeren, zo niet onmogelijk te maken.
Voor de partijen van de Vlaamse regering komt het drama van Koningshooikt uitermate ongelegen. Op de vooravond van de verkiezingen, uitgerekend in het hartland van de N-VA, de stekker uit een bedrijf trekken dat meer dan tweeduizend mensen tewerkstelt, dat krijg je niet verkocht, tenzij je zwart op wit kunt bewijzen dat er geen alternatief was.
Van Hool was decennialang een succesverhaal van Vlaamse ondernemingszin, een parel van de eigen maakindustrie en bijna goed voor een aparte vermelding in de canon van Vlaanderen. Van die prachtige reputatie blijft weinig over. De analyses over de ontsporing van de busbouwerzijn eensluidend. Het bedrijf maakte foute keuzes en het management was niet op zijn taak berekend, want niet in staat om de clangevechten en obsessies van de almachtige familie te neutraliseren. “Vanaf 2012,” zei Geert Noels met de stelligheid van een orakel in De afspraak, “zag je dat de rentabiliteit onvoldoende was en de schulden maar bleven stijgen. Dat is onhoudbaar.”
Noels heeft een punt, maar waarom maakte hij die diagnose niet eerder publiek? Als het bedrijf zich al meer dan tien jaar in een financieel moeras vastreed, waarom greep de Vlaamse overheid, die niet zo lang geleden voor miljoenen kredietwaarborgen verleende, dan niet in? Als de overheid zich borg stelt, mag de burger verwachten dat er strikt op solvabiliteit en rentabiliteit wordt toegekeken en dat waar nodig wordt bijgestuurd. Dat gebeurde niet.
Een decennium lang legde de Vlaamse regering de familiale aandeelhouders geen strobreed in de weg. Zelfs toen het bedrijf midden vorig jaar aankondigde dat het voor het derde jaar op rij verlies maakte, ging het alarm niet af. De loze praatjes van de familie dat het grootste coronaleed geleden was en dat de orders weer binnenliepen, gingen erin als zoete koek. “In 2023,” zo verklaarde godfather Filip Van Hool toen, “zou het bedrijf weer break-even draaien en in 2024 zou het opnieuw winst maken.” In werkelijkheid piekte het verlies vorig jaar tot bijna 60 miljoen euro, werd het eigen vermogen haast volledig opgesoupeerd.
Zelfs toen in 2023 de betalingsachterstand bij de RSZ door het dak ging – een duidelijker signaal dat een bedrijf in zwaar weer zit, bestaat niet – schakelde de Vlaamse regering niet of nauwelijks. Alsof het eigendomsrecht van de familiale aandeelhouder heilig en onaantastbaar is, zelfs als hij zot van glorie duizend banen in de vernieling rijdt. Dat is contraproductief, doorgeschoten en immoreel 19de-eeuws kapitalisme. Zo ging veel tijd verloren, waardoor men nu tegen een bijna onhaalbare deadline aankijkt.
Al even intrigerend was het stilzwijgen van de vier grootbanken. Van Hool staat bij hen voor zowat 200 miljoen euro in het krijt, bijgevolg beschikten ze over gevoelige informatie over de verontrustende toestand van het bedrijf. Toch, zo bleek uit indiscreties in de media, lieten de grootbanken Van Hool aanmodderen. Geen kritisch rapportje, geen kattebelletje naar de bevriende krant, wel een muur van stilte.
De kans is klein dat er een ambitieuze doorstart komt. In de Vlaamse regering is er geen ideologisch draagvlak om voluit voor een reddingsoperatie te gaan. De bereidheid om in een gedurfd en creatief project te stappen, is zowat onbestaande. Bovendien is het engagement aan zoveel voorwaarden gekoppeld (soliditeit van het crisisplan, leningen van de banken, industriële partner) dat de Vlaamse regering de handen in onschuld zal wassen als het tot een faillissement komt. Ook voor de geïnteresseerden uit de privésector is het faillissement aanlokkelijk. De tientallen miljoenen voor ontslagvergoedingen worden op de (federale) overheid afgewenteld en de mooiste brokken uit het concern kunnen voor een prikje binnengehaald worden.
Het ontbreekt de Vlaamse overheid, de bankiers en veel economen aan visie en ambitie. In plaats van het industriële potentieel te consolideren en te upgraden, laat het establishment zich door pleinvrees overmannen. Als kortzichtige boekhouders van de kerkfabriek vinden de regenten vooral inspiratie bij de dooddoener “geen belastinggeld in bodemloze putten”. Daar moet veel voor wijken. De zorg voor het behoud van industriële knowhow bijvoorbeeld, maar evengoed de bekommernis voor een minimum aan industriële autonomie in barre geopolitieke tijden.
Het had allemaal heel anders kunnen lopen. Als de Vlaamse regering, de directie van De Lijn en Van Hool tien jaar geleden samen een masterplan voor de elektrificatie van het autobussenpark hadden uitgewerkt, stonden er nu geen duizend jobs op de tocht en hoefden we de volgende jaren geen honderden miljoenen belastinggeld aan Chinese en andere buitenlandse constructeurs te betalen.
Paul Goossens is Europajournalist
DS, 15-03-2024
De loze praatjes van de familie Van Hool gingen er de voorbije jaren bij de beleidsmakers in als zoete koek, schrijft Paul Goossens.
Op het einde van deze maand is de kas leeg bij busbouwer Van Hool en is er geen geld meer om personeel en leveranciers te betalen. Zonder een injectie van enkele tientallen miljoenen van banken en overheid is het faillissement dan een feit. Zelfs als dat bedrag bijeengescharreld raakt, gaan meer dan duizend banen op de schop. Hoe pijnlijk en vervelend ook, de vraag wie voor dat grootschalige debacle verantwoordelijk is, doet ertoe. Zeker nu blijkt dat de timing voor de reddingsoperatie zo waanzinnig kort is dat ze de redding van het concern dreigt te hypothekeren, zo niet onmogelijk te maken.
Voor de partijen van de Vlaamse regering komt het drama van Koningshooikt uitermate ongelegen. Op de vooravond van de verkiezingen, uitgerekend in het hartland van de N-VA, de stekker uit een bedrijf trekken dat meer dan tweeduizend mensen tewerkstelt, dat krijg je niet verkocht, tenzij je zwart op wit kunt bewijzen dat er geen alternatief was.
Van Hool was decennialang een succesverhaal van Vlaamse ondernemingszin, een parel van de eigen maakindustrie en bijna goed voor een aparte vermelding in de canon van Vlaanderen. Van die prachtige reputatie blijft weinig over. De analyses over de ontsporing van de busbouwerzijn eensluidend. Het bedrijf maakte foute keuzes en het management was niet op zijn taak berekend, want niet in staat om de clangevechten en obsessies van de almachtige familie te neutraliseren. “Vanaf 2012,” zei Geert Noels met de stelligheid van een orakel in De afspraak, “zag je dat de rentabiliteit onvoldoende was en de schulden maar bleven stijgen. Dat is onhoudbaar.”
Noels heeft een punt, maar waarom maakte hij die diagnose niet eerder publiek? Als het bedrijf zich al meer dan tien jaar in een financieel moeras vastreed, waarom greep de Vlaamse overheid, die niet zo lang geleden voor miljoenen kredietwaarborgen verleende, dan niet in? Als de overheid zich borg stelt, mag de burger verwachten dat er strikt op solvabiliteit en rentabiliteit wordt toegekeken en dat waar nodig wordt bijgestuurd. Dat gebeurde niet.
Een decennium lang legde de Vlaamse regering de familiale aandeelhouders geen strobreed in de weg. Zelfs toen het bedrijf midden vorig jaar aankondigde dat het voor het derde jaar op rij verlies maakte, ging het alarm niet af. De loze praatjes van de familie dat het grootste coronaleed geleden was en dat de orders weer binnenliepen, gingen erin als zoete koek. “In 2023,” zo verklaarde godfather Filip Van Hool toen, “zou het bedrijf weer break-even draaien en in 2024 zou het opnieuw winst maken.” In werkelijkheid piekte het verlies vorig jaar tot bijna 60 miljoen euro, werd het eigen vermogen haast volledig opgesoupeerd.
Zelfs toen in 2023 de betalingsachterstand bij de RSZ door het dak ging – een duidelijker signaal dat een bedrijf in zwaar weer zit, bestaat niet – schakelde de Vlaamse regering niet of nauwelijks. Alsof het eigendomsrecht van de familiale aandeelhouder heilig en onaantastbaar is, zelfs als hij zot van glorie duizend banen in de vernieling rijdt. Dat is contraproductief, doorgeschoten en immoreel 19de-eeuws kapitalisme. Zo ging veel tijd verloren, waardoor men nu tegen een bijna onhaalbare deadline aankijkt.
Al even intrigerend was het stilzwijgen van de vier grootbanken. Van Hool staat bij hen voor zowat 200 miljoen euro in het krijt, bijgevolg beschikten ze over gevoelige informatie over de verontrustende toestand van het bedrijf. Toch, zo bleek uit indiscreties in de media, lieten de grootbanken Van Hool aanmodderen. Geen kritisch rapportje, geen kattebelletje naar de bevriende krant, wel een muur van stilte.
De kans is klein dat er een ambitieuze doorstart komt. In de Vlaamse regering is er geen ideologisch draagvlak om voluit voor een reddingsoperatie te gaan. De bereidheid om in een gedurfd en creatief project te stappen, is zowat onbestaande. Bovendien is het engagement aan zoveel voorwaarden gekoppeld (soliditeit van het crisisplan, leningen van de banken, industriële partner) dat de Vlaamse regering de handen in onschuld zal wassen als het tot een faillissement komt. Ook voor de geïnteresseerden uit de privésector is het faillissement aanlokkelijk. De tientallen miljoenen voor ontslagvergoedingen worden op de (federale) overheid afgewenteld en de mooiste brokken uit het concern kunnen voor een prikje binnengehaald worden.
Het ontbreekt de Vlaamse overheid, de bankiers en veel economen aan visie en ambitie. In plaats van het industriële potentieel te consolideren en te upgraden, laat het establishment zich door pleinvrees overmannen. Als kortzichtige boekhouders van de kerkfabriek vinden de regenten vooral inspiratie bij de dooddoener “geen belastinggeld in bodemloze putten”. Daar moet veel voor wijken. De zorg voor het behoud van industriële knowhow bijvoorbeeld, maar evengoed de bekommernis voor een minimum aan industriële autonomie in barre geopolitieke tijden.
Het had allemaal heel anders kunnen lopen. Als de Vlaamse regering, de directie van De Lijn en Van Hool tien jaar geleden samen een masterplan voor de elektrificatie van het autobussenpark hadden uitgewerkt, stonden er nu geen duizend jobs op de tocht en hoefden we de volgende jaren geen honderden miljoenen belastinggeld aan Chinese en andere buitenlandse constructeurs te betalen.
Paul Goossens is Europajournalist
DS, 15-03-2024