PDA

Bekijk de volledige versie : Met Kristien Hemmerechts en Christophe Vekeman naar de kerk


bijlinda
10th March 2024, 06:02
Met Kristien Hemmerechts en Christophe Vekeman naar de kerk: “Als ik een student berisp, zegt die: ik bespreek het met mijn therapeut. Er is geen weerbaarheid meer.”

Ooit was Kristien Hemmerechts militant antiklerikaal, nu gaat ze weer naar de mis. Ook Christophe Vekeman is gefascineerd door het geloof, dankzij de gospel van Bob Dylan. “Het sleutelwoord is voor mij: vertrouwen.”

Ze draagt, heel discreet, een zilveren kruisje om haar nek. Christophe Vekeman (51) moet zijn leesbril bovenhalen om het sieraad te zien. “Ik dacht aanvankelijk dat het een hele zoektocht zou worden om nog zo’n hangertje te vinden,” zegt Kristien Hemmerechts (68), “maar de eerste juwelierster op de Meir had meteen een heel assortiment.”

Hemmerechts, kerkelijk grootgebracht maar als volwassene militant antiklerikaal geworden, bezoekt sinds een jaar of drie opnieuw de kerk. Waarom precies kan ze niet zeggen. “Ik weet gewoon: dit is mijn plek, hier hoor ik thuis”, schrijft ze in haar jongste boek, Van ver gekomen.

We zitten in de ontmoetingsruimte van de Antwerpse kathedraal, De Plek geheten, naar een gedicht van Hemmerechts’ overleden man Herman de Coninck. “Die zal niet content zijn”, grijnst Vekeman, verwijzend naar De Conincks ooit legendarische papenvreterij.

Ook Vekeman schreef een boek, Tot God, over het christendom dat hem al bijna zijn hele leven fascineert. Niet dat hij ervoor in de wieg werd gelegd. Grootvader Vekeman mocht dan koster zijn en zijn vader organist, in gezinsverband liepen de Vekemannen de deuren van de kerk niet plat, en een bijbel was niet in huis. Als student leerde Vekeman junior de Bijbelteksten kennen via de omweg van de muziek. “Ik was, en ben nog steeds, dol op de gospelplaten van Bob Dylan. Zo heb ik de taal van het christendom meegekregen.”

De documentaire Godvergeten deed de verontwaardiging over het seksueel misbruik in de kerk weer oplaaien. In dat klimaat getuigen over een hervonden christelijk geloof, daar is moed voor nodig. Waarom heeft u dit boek geschreven?

Vekeman: “Ik liep verloren in contradicties. Onze samenleving is bijzonder moralistisch. We horen het openbaar vervoer te nemen in plaats van de auto, we mogen geen rood vlees eten, we moeten ons schuldig voelen als de schoonbroer van onze betovergrootvader ooit in de koloniën heeft gezeten. Tegelijkertijd heerst het idee dat alles eindigt met de dood. Die twee vaststellingen verwarden mij. Als mensen slechts de voertuigen zijn van hun zelfzuchtige genen, die het verder ook allemaal niet weten en blind hun eigen weg gaan met als enige doel zichzelf vermenigvuldigen, zouden we dan in een maatschappij vol moralistische regels zoals de onze leven? Nee, dan zouden we ons volslagen amoreel gedragen, als in de backstage-ruimte van Led Zeppelin anno 1975, of erger.”

“Tegelijk doen we alsof het leven betekenis heeft, dat het méér is dan een aanloop naar de dood, méér dan een voorbereiding op het grote niets. Als die betekenis effectief bestaat, kom je uit bij religie. Ik citeer in mijn boek C.S. Lewis (schrijver van de Narnia-kronieken, red.) die zei: ‘Ik geloof in het christendom, zoals ik geloof dat de zon is opgekomen: niet alleen omdat ik haar zie, maar omdat ik dankzij haar al het andere zie.’ Mochten wij, mensen, het product zijn van blinde natuurkrachten en onze rede het product van een evolutie die geen enkel doel heeft, dan zou het nog ongelooflijker zijn dan het nu al is, dat we naar de maan kunnen reizen.”

Hemmerechts: “Ik ben afgeknapt op het narcisme van onze samenleving. We leven in super-individualistische tijden. In mijn jeugd dachten mensen niet na over hun identiteit, behalve in de context van het gewetensonderzoek: Wat heb ik verkeerd gedaan? Hoe kan ik mijn gedrag verbeteren? Vandaag is dat omgekeerd. Jongeren krijgen te horen dat ze de maat van alle dingen zijn. Ze moeten zichzelf ontwikkelen, aan hun uiterlijk en aan hun fysiek werken, en vervolgens op sociale media reclame maken voor het resultaat. Elk mens is een fabriekje geworden, met zijn eigen afdeling promotie en marketing. Dat wordt dan voorgesteld als de weg naar geluk.”

“Ik geloof daar niets van. Ik zie die promotie van het ik vooral als een list om mensen aan te zetten tot consumptie. Je krijgt voortdurend tips over hoe je je neus kunt verbeteren, je borsten, je kont, je schaamlippen. Tip-tip-tip-tip-tip! Het houdt niet op. Als je wordt gedumpt door je man, zoals een vriendin van me overkwam, dan mag je daar best vijf minuten verdriet over hebben. Daarna hoor je in therapie te gaan, moet je naar de fitness, investeren in lingerie, en dan, hup, de datingsites op. Men doet of er voor alles een oplossing is. Ik denk niet dat dat zo is.”

“Want mensen zíjn niet gelukkig. Er is een gigantisch probleem van mentaal welzijn – toen ik jong was, bestond die term niet eens. Vandaag is iedereen in therapie. Als ik een student durf te berispen, dan zegt die: ik ga dat bespreken met mijn therapeut. Er is geen weerbaarheid meer. Natuurlijk is zelfzorg belangrijk, maar soms denk ik: hou eens op met alleen met jezelf bezig zijn. Jaag niet de hele tijd je eigen geluk na. Denk niet dat jij het begin en het einde bent van alles. Breek uit jezelf. Richt je tót. Er is méér.”

De Kerk is niet zonder zonden. Ze heeft een inquisitie op haar geweten, kruistochten, heeft banden met kwalijke regimes, er zijn het seksueel misbruik en de pogingen om dat toe te dekken. Hoezeer bezwaart u dat?

Hemmerechts: “Elke godsdienst loopt het risico besmet te worden door machtshonger – wat inderdaad ook gebeurd is met het christendom. Jezus heeft nooit de bedoeling gehad een machtsstructuur als het Vaticaan op te richten, maar die is er wel gekomen.”

“Elke religieuze overtuiging kan worden misbruikt. De islam is een rijke godsdienst, maar sommige uitingen ervan zijn destructief tegenover vrouwen, tegenover homoseksuelen, tegenover christenen. Zelfs de boeddhisten, van wie we altijd dachten dat ze de incarnatie waren van vredevolle mensen, bezondigen zich in Myanmar aan religieus geweld.”

“Maar is die oorlogszucht eigen aan religie? Ik denk eerder dat mensen van nature behoefte hebben aan groepsvorming. Vervolgens gaan ze ‘wij’ tegen ‘zij’ afzetten. Dat risico loop je met elke club. Je hebt ook destructieve vormen van feminisme, er zijn zeer agressieve vegetariërs.”

Vekeman: “Je hebt mensen die denken dat we zonder godsdienst geen oorlog meer zouden voeren. We moesten de religie afschaffen, vinden ze, te beginnen met het christendom. Tja, vóór het christendom brak er toch ook wel eens een oorlog uit, heb ik me laten vertellen. De Vietnamoorlog had niks met godsdienst te maken. De Eerste Wereldoorlog, de Tweede Wereldoorlog, de Amerikaanse Burgeroorlog: ook niet. Religie schrappen om oorlog te voorkomen: het is of je de liefde zou afschaffen om passiemoorden en vechtscheidingen te voorkomen.”

Religie voorziet bij uitstek in de vervulling van menselijke behoeftes als vergeving, barmhartigheid, solidariteit. Toen we in de jaren 60 godsdienst de deur uitdeden, kwam daar geen ander zingevingssysteem voor in de plaats. Wel een leegte, en een gemis?

Hemmerechts: “Mijn generatie wilde die betuttelende kerk niet meer. We hebben haar buitengegooid. Maar we worden nog steeds van a tot z betutteld. Niet langer door de pastoors, maar door het neoliberalisme.”

Vekeman: “Eens. Maar ik zou het christendom geen zingevingssysteem noemen. Het klinkt alsof godsdienst een uitvinding is van de mens, en de mens de schepper van God is. Dat de mens om zin te verlenen aan zijn zinloze bestaan wat verhalen bij elkaar heeft geschreven die dan vervolgens de Bijbel werden.”

Hemmerechts: “He-le-maal mee eens. Hoe vaak mensen mij niet zeggen,als ze horen dat ik opnieuw een kerkganger ben geworden, dat de mis bijwonen vast een wekelijks moment van meditatie is. ‘Ik heb hetzelfde met yoga’, zeggen ze dan.”

Wat antwoordt u dan?

Hemmerechts: “Doorgaans niets. Of mensen nu aan boeddhisme willen doen, aan yoga, op één been willen staan: prima hoor. Heel soms zeg ik: ‘Ik denk dat er toch iets méér aan de hand is.’ De ervaring van een misviering overstijgt mij, ik sta daar nederig tegenover. Ik ervaar vreugde: een mis víért de blijde boodschap van het evangelie. Ik wil de ruimte hebben om die ervaring te beleven zoals ik ze voel. Zonder dat mensen proberen haar te recupereren, te rationaliseren, kleiner te maken dan ze is.”

“Ik gebruik niet graag het woord ‘geloven’. Krijg je meteen vragen als: geloof je in een hiernamaals, geloof je dat de wijn tijdens de consecratie werkelijk verandert in bloed? Het wordt dan allemaal zo gereduceerd tot die letterlijkheid. Terwijl het sleutelwoord voor mij is: vertrouwen. Vertrouwen dat je in Gods handen bent. Het komt goed. En zelfs al komt het niet goed: er is iemand die je omhelst, die voor je zorgt. Laat je door diegene leiden. Durf, durf, durf te vertrouwen.”

Vekeman: “Het individu wordt op een piëdestal gezet, kroon erbovenop. Tegelijkertijd heerst het idee dat we een doorsnee diersoort zijn. Dat rijmt natuurlijk niet. We kunnen niet én goddelijk zijn, én zo onbetekenend als mieren. Dat ziet het christendom toch beter: de mens is superieur, omdat hij naar het beeld van God is geschapen. Tezelfdertijd zíjn wij God niet. De hele Bijbel gaat erover dat de mens zich geen God moet wanen. Dat is de unieke positie die de mens inneemt in het christendom.”

Als schrijvers zijn jullie talige mensen. De Bijbel is een talig werk. Speelt dat mee in de aantrekkingskracht van het christendom?

Vekeman: “Overschat de religieuze geletterdheid van de maatschappij niet. Ik ben een countryliefhebber. Jerry Lee Lewis, Johnny Cash: hun teksten zitten vol verwijzingen naar de Bijbel. Bob Dylan, Bono, Nick Cave, zangers die wij vereren als de goden zelf, gebruiken voortdurend Bijbelse metaforen. ‘Were you there when they nailed Him to the cross?’, zingt Cash op het album Ring of fire. Wie die ‘Hem’ is, lijken veel fans niet meer te weten.”

Hemmerechts: “De Bijbel staat vol vergeten woorden en beelden. ‘Hallelujah’ is een van Leonard Cohens populairste nummers. Hij heeft dat lied overal gezongen, fans zongen het uit hun hoofd mee. Maar ze verbinden de tekst niet meer met het christendom (het lied gaat over koning David, die Batseba, de vrouw van een van zijn soldaten inpikt, red.). Terwijl in de mis ook heel vaak halleluja wordt gezegd of gezongen. Dat verbaast mij mateloos.”

“Een jonge vrouw vroeg mij laatst in een kerk: ‘Wat doet die duif daar?’ Dat die de Heilige Geest verbeeldde, iets wat voor mijn generatie vanzelfsprekend was, wist ze niet. In Van ver gekomen citeer ik een studente die helemaal ondersteboven is van de zin ‘God is liefde’, die ik een personage in een van mijn eerdere boeken in de mond heb gelegd. ‘Dat is zo schoon wat je daar schrijft, Kristien!’. Dan denk ik: ja, lieve schat, nu zou ik kunnen doen alsof ik dat zelf bedacht heb, maar nee. Dat God liefde is: dat is dus regel één van het christendom, maar voor haar ging een wereld open.”

Vekeman: “Het christendom is ervan beschuldigd dat het mensen dom hield. Vandaag maakt het onderwijs mensen blind. Ken je die anekdote – ik heb ze gelezen in De Standaard, dus gelogen kan het niet zijn – over die docente kunstgeschiedenis? Met haar studenten staat zij bij een schilderij van de kruisiging en ze vraagt: in welke periode zouden we dit tafereel kunnen situeren? Waarop een van die studenten gokt: ‘400 voor Christus?’”

Jullie hebben de weg naar het christendom teruggevonden. Zou dat ook zijn gelukt als jullie er niet als kind in ondergedompeld zouden zijn geweest? Maken jongere generaties überhaupt nog kans op zo’n tweede kans, gezien de religieuze ongeletterdheid van de samenleving?

Vekeman: “Ik kom wel eens in de Augustijnenkerk in Gent. Zondags om tien uur trekt de misviering daar zo’n 20, 25 kerkgangers. Maar om 11 uur wordt daar een mis in het Pools opgedragen. Die zit elke zondag weer stampvol.”

“De Kerk is niet dood. Ze groeit. In Afrika, Latijns-Amerika, India. Er zijn 33 procent zelfverklaarde christenen op aarde, tegenover 12 procent zelfverklaarde atheïsten. Dus doen alsof het atheïsme de normale manier is van tegen de dingen aankijken, is bezijden de feiten.”

Hemmerechts: “In mijn boek schrijf ik: ‘ik hoop dat wij niet de laatste christenen zijn’. Ik vraag me inderdaad wel eens af: als zuster Teresa en al die andere nonnetjes op school mij de basis niet hadden meegegeven, had ik dan kunnen terugkeren? Maar de Kerk is niet zo dood als ik had gedacht. Tussen de brokstukken van de ruïnes van dat instituut, dat zich aan alle mogelijke dingen bezondigd heeft, ontkiemt iets nieuws. In Antwerpen, waar ik woon, trekt de gemeenschap van Sant’Egidio, in de Carolus Borromeuskerk, veel volk. Op de Engelstalige mis in de kathedraal, die ik bijwoon, komen veel expats én Vlamingen af, ook jongeren. Ik hoop dat de kerk, die zoveel van haar pluimen en macht verloren heeft, die ontzettend veel geld heeft moeten uitgeven ter compensatie van het seksueel misbruik, mensen blijft aanspreken die zeggen oké, laten we teruggaan naar de essentie, naar het evangelie. Laat het een nederige kerk zijn in plaats van een gloriërende.”

Hoe reageren mensen op uw outing als gelovige?

Hemmerechts: “Ik weet niet wat ze achter mijn rug vertellen. Maar in mijn gezicht zijn mensen respectvol. Nieuwsgierig.”

Vekeman: “Bij sommige mensen heeft de gedachte postgevat dat het christendom een leer is die leeghoofdigheid van zijn aanhangers vereist. Als ik zeg: ik geloof, of zelfs nog maar: ik overweeg dat de God van de christenen de ware God is, dan zijn er doorgaans drie manieren waarop mijn atheïstische vrienden en kennissen reageren. Of ze beginnen te schelden, of ze beginnen te schateren, of ze halen hun schouders op. De conversatie zou wel wat dieper kunnen gaan, denk ik dan. Op Youtube kijk ik graag filmpjes waarin (de Britse wetenschapsfilosoof, red.) John Lennox in debat gaat met atheïsten als Richard Dawkins of Christopher Hitchens. Buitengewoon interessante gesprekken zijn dat, tussen zwaargewichten die elkaar serieus nemen, die een gebalanceerde discussie voeren die niet met een duidelijke winnaar of verliezer eindigt.”

“De zoektocht naar de waarheid interesseert mij. Daarom vind ik de Bijbel ook zo’n fantastisch boek. Mensen zeggen: ‘ja maar, het eerste scheppingsverhaal spreekt het tweede tegen (het eerste Bijbelboek Genesis begint met twee scheppingsverhalen, red.). En het evangelie volgens Lucas verschilt van het evangelie volgens Marcus! En hier zegt Christus dit aan het kruis en daar zegt hij wat anders!’Dan zeg ik: dat hebben jullie héél goed gezien, prima, gefeliciteerd. Mocht de Bijbel een boek zijn met regels en voorschriften, keurig geordend, waar niets tegenin te brengen is, dan stond die Bijbel niet in mijn kast. De hele theologie, toch een behoorlijke bibliotheek, is alleen kunnen ontstaan dankzij de tegenstrijdigheden in de Bijbel. Het is de zoektocht die het interessant maakt.”

Allebei beschrijven jullie in jullie boek een godservaring, een Paulus-moment. Dat is wel iets heel intiems om met vreemden te delen?

Hemmerechts: “In lezingen heb ik er eerder al over getuigd. Het levert vaak MeToo-reacties op – een ander soort me too. Best veel mensen hebben net als ik zo’n ervaring gehad, die ze angstvallig voor zichzelf houden. Ze vinden geen ruimte om daarover te praten.”

Vekeman: “Een godservaring kan nooit volledig overtuigend zijn. Ze hoort per definitie vaag te zijn, half inbeelding. Want stel je voor dat je een alles overstijgende godservaring hebt? Ik bedoel, je staat op, komt de badkamer binnenlopen en daar staat de goede Heer, geleund tegen het verwarmingselement. Ik zou rijp zijn voor het dolhuis. Terwijl dat toch is wat atheïsten vaak vragen, hé? Als God bestaat, waarom toont hij zich dan niet?”


DS, 09-03-2024 (Hilde Van den Eynde en Sarah Vankersschaever)