PDA

Bekijk de volledige versie : Het mysterie van schoonheid


Barst
14th March 2006, 01:50
Architectuur van het geluk / Nieuwe woorden voor het mysterie van schoonheid

door Jan den Boer


Het nieuwste boek van filosoof Alain de Botton gaat over schoonheid en deugd. De essentie van wat mooi is kunnen we niet in woorden vatten, maar toch zijn we gevoelig voor architectuur.


Een intrigerende foto in Trouw van 1 maart: op de voorgrond het Kremlin, op de achtergrond Hotel Rossija, ’de moeder van alle sovjethotels’. Het hotel wordt afgebroken, het Kremlin niet.

De krant beschrijft het hotel als een monster, en als een spiegel van de Russische samenleving in de communistische tijd. Een luxe hotelcomplex moet het kapitalistische tijdperk gaan verbeelden. Het lijkt alsof de waarden van een maatschappij voor de architectonische schoonheid van een gebouw mede bepalen.

Deze gedachte sluit helemaal aan op de visie van de populaire schrijver Alain de Botton. In zijn nieuwste boek, ’De architectuur van het geluk’, stelt hij dat gebouwen spreken, en wel over duidelijk waarneembare thema’s zoals democratie of aristocratie, openheid of arrogantie, gastvrijheid of dreiging.

De Botton probeert het debat over schoonheid in de architectuur nieuw leven in te blazen met de stelling dat gebouwen die we bewonderen met elkaar gemeen hebben dat ze allerlei waarden verheerlijken die wij hoogachten. Volgens De Botton is de overheersende romantische mythe dat toeval of goddelijke macht schoonheid bepaalt. Door echter de deugden te benoemen die gebouwen uitstralen, zouden we de schoonheid opnieuw kunnen benoemen. De Botton vindt vele voorbeelden die zijn stelling onderbouwen. Ook de afbraak van hotel Rossija lijkt perfect in dit verhaal te passen.

Maar we hoeven maar één gebouw verder op de foto uit Moskou te kijken, en De Bottons verhaal roept twijfels op. Hoe kan het Kremlin, toch ook symbool van een totalitaire macht die zeker niet alleen met positieve deugden overeenkomt, wel eeuwigheidswaarde hebben en het sovjethotel niet? Heeft de schoonheid van het Kremlin deugden die het hotel niet heeft?

De discussie over schoonheid in de architectuur is al zo oud als de bouwkunst zelf. Eeuwenlang waren er duidelijke regels over wat mooi of niet mooi was, maar met de opkomst van het rationalisme, modernisme en individualisme werd elke individuele definitie van schoonheid een nieuwe mogelijkheid, waardoor uiteindelijk het woord schoonheid nauwelijks nog toepasbaar is in de architectuur. Het modernisme in de architectuur loste dit op door het woord schoonheid te verbannen en te vervangen door functionaliteit.

Zo kon het gebeuren dat ik, als gemeentelijk stedenbouwkundig projectleider, kortgeleden deelnam aan een kwaliteitsteam over een nieuw bouwplan in Utrecht waarin bij het bespreken van de architectonische ontwerpen vier uur lang het woord mooi of lelijk niet gebruikt is. De ontwerpen werden benoemd in allerlei functionele termen, die op zich ook allemaal belangrijk zijn: gebouwen moeten bereikbaar zijn, toegankelijk zijn, je moet op een logische wijze van de ene naar de andere ruimte kunnen komen. Er zijn echter gebouwen die functioneel zijn en door veel mensen als lelijk ervaren worden, en andere functionele gebouwen die juist heel mooi gevonden worden.

De Botton prikt het verhaal van de moderne functionalisten dan ook door als in wezen ook romantisch: ook deze architectuur dient een levenswijze te ondersteunen die hen aanspreekt. De universalistische pretenties van de moderne architectuur zijn alleen een nieuw verhaal uit angst dat er anders geen enkel criterium meer voor schoonheid is, en een boerderette uit een catalogus dezelfde waarde zou hebben als de schoonheid van het Kremlin.

Hoe groot die angst is, werd mij enkele jaren geleden duidelijk in een ander kwaliteitsteam voor een plan in Utrecht, met daarin een aantal belangrijke deskundigen op het gebied van architectuur. Er werd een rijk gedetailleerd postmodern kantoorgebouw getoond, waarop het overwegend modernistisch georiënteerde kwaliteitsteam vervolgens reageerde in termen van ’Ik ga hiervan over mijn nek’. Ze werden boos, en gebruikten emotionele termen om hun afkeur duidelijk te maken. Blijkbaar is het moderne functionalisme ook een verhaal dat uiteindelijk gevoed wordt door primaire emoties over wat aanvaardbaar is of niet. De Botton zou vanuit zijn analyse zeggen dat deze modernistische leden van het kwaliteitsteam een andere waarde uitdragen dan de ontwerper van het postmoderne kantoorgebouw. Op deze manier probeert De Botton een nieuwe manier te vinden om de discussie over het visuele aspect van schoonheid te omzeilen.

De Botton is een filosoof, een man van woorden, van concepten. Zijn nieuwe verhaal over architectonische schoonheid is dat gebouwen niet zomaar visuele objecten zijn, maar gerelateerd aan concepten die we kunnen analyseren en evalueren. Hij kiest daarbij het concept van de waarden die gebouwen uitdragen, zodat de discussie over architectuur vervolgens gaat over de vraag volgens welke waarden we willen leven.

De kracht van het boek van De Botton is dat hij daarmee de tijdgeest heel precies verwoordt en vertaalt naar de architectuur. De politieke discussie gaat over waarden, de filosofische discussie gaat weer steeds meer over waarden, en nu dus ook waarden in de architectuur.

De zwakte van de analyse van De Botton is dat hij daarmee in dezelfde valkuil stapt die hij de functionalisten verwijt: dat vanwege de kans op een vergaand relativisme in het debat over mooi of lelijk, er een ander verhaal gekozen wordt om de discussie over schoonheid te kunnen voeren. Een verhaal over waarden in dit geval.

De Botton verdedigt de stelling onder meer met voorbeelden van kathedralen, die zoveel deugd uitstralen dat de bezoekers daarvan deugdzamer zouden gaan leven. De kale betonnen voorsteden van Parijs zijn dan juist een voorbeeld van on- deugdelijk bouwen, die veel sociale ellende veroorzaken.

Deze visie op deugd en ondeugd in de gebouwde omgeving ligt voor een deel ook ten grondslag aan grootschalige en zeer dure stedelijke vernieuwingsplannen, waarin wijken met veel sociale ellende gesloopt worden en vervangen worden door nieuwbouw die zo mogelijk meer deugd zou uitstralen.

In de praktijk blijkt dit meestal vooral het verplaatsen van ellende te zijn, omdat je gebouwen nu eenmaal wel kunt slopen, maar bewoners niet. Het asociale of criminele gedrag verdwijnt zelden wanneer de bewoners in een woonomgeving geplaatst worden die meer voldoet aan de deugden zoals De Botton die beschrijft: orde, harmonie, elegantie, samenhang en zelfkennis.

Deze discussie over deugden is zeer actueel en boeiend, maar lijkt toch ver af te staan van de beleving van mooi of lelijk, de beleving van schoonheid in de architectuur. En daarmee komt de dringende vraag terug of het überhaupt wel mogelijk is om schoonheid te vatten in een conceptueel verhaal.

De Botton wil af van de overheersende romantische mythe dat schoonheid wordt bepaald door toeval of goddelijke macht. Maar volgens een van de invloedrijkste filosofen van de twintigste eeuw, Wittgenstein, behoren de ethiek (de deugden) en de esthetiek (het schone) juist tot dat gebied wat zich uiteindelijk niet in woorden kan uitdrukken. Daarom is volgens Wittgenstein, die zelf ook een huis bouwde, architectuur veel moeilijker dan filosofie.

Er zijn veel verhalen te vertellen die de randvoorwaarden van schoonheid, ook in de architectuur, bepalen. Al die verhalen hebben hun eigen waarde, zowel het bouwbesluit als het deugdenverhaal van De Botton. Geen van die verhalen kan echter de essentie van schoonheid beschrijven, aangezien dit voorbij de woorden gaat.

Het boeiende van schoonheid in de architectuur is dat juist datgene wat het moeilijkst onder woorden te brengen is ook het interessantste is om verder te onderzoeken. De rationalisten en de vroege Wittgenstein beperkten zich tot wat functioneel en feitelijk gezegd kan worden. Daardoor ontstaan uiteindelijk ook functionele gebouwen zoals hotel Rossija.

Maar wat we door de rationalisten wel geleerd hebben, is dat het cliché van het mysterie van de schoonheid op zich ook te beperkt is. Bij het gevoel voor mysterie stoppen de woorden niet, maar gaan we op zoek naar nieuwe woorden. Wanneer het Kremlin meer gevoel voor het mysterie oproept, willen we ook ontdekken waar dat gevoel op gebaseerd is. En dan is dat zeker ook de historische waarde, de Russische geschiedenis die verankerd is in dit gebouw.

De latere Wittgenstein en de taalfilosofen ontdekten dat weliswaar de grote verhalen over universele schoonheid geen bestaansrecht meer hebben, maar elk gebouw wel zijn eigen individuele verhaal heeft. De Botton geeft ons met zijn boek nieuwe woorden voor de waarden van gebouwen die ons helpen het mysterie van de schoonheid met elkaar te delen.

Jan den Boer is filosoof en publicist. Hij is als stedenbouwkundig projectmanager werkzaam bij de gemeente Utrecht.


Trouw, 14-03-2006